ECLI:NL:OGEAC:2017:53

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR201500698, CUR201500699, CUR201500700 en CUR201500701
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 19 mei 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift van belanghebbende, een schildersbedrijf, tegen naheffingsaanslagen in de loonbelasting voor de maanden september tot en met december 2011. De naheffingsaanslagen, die samen met verzuimboeten zijn opgelegd, zijn door de Inspecteur der Belastingen opgelegd na het niet afdragen van de aangegeven loonbelasting door belanghebbende. Belanghebbende heeft op 11 september 2015 bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslagen, maar de uitspraken op bezwaar van 16 oktober 2015 verklaarden deze bezwaren niet-ontvankelijk.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat belanghebbende de bezwaren te laat heeft ingediend, aangezien deze na de termijn van twee maanden na de dagtekening van de voor bezwaar vatbare beschikking zijn ingediend. Belanghebbende voerde aan dat de aanslagen naar het adres van de voormalige accountant waren gestuurd en dat deze accountant verantwoordelijk was voor het indienen van het bezwaar. Het Gerecht oordeelde echter dat het risico van het niet tijdig indienen van het bezwaar voor rekening van belanghebbende komt. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.

De beslissing van het Gerecht was dat het beroep inzake de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen ongegrond werd verklaard, waardoor er geen inhoudelijke behandeling van de zaken plaatsvond. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen twee maanden na de toezending van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 19 mei 2017
BBZ nrs. CUR201500698, CUR201500699, CUR201500700 en CUR201500701
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ],gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, gevestigd in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 8 februari 2013 voor de maanden september 2011 tot en met december 2011 naheffingsaanslagen in de loonbelasting opgelegd. Gelijktijdig met de naheffingsaanslagen zijn verzuimboeten opgelegd. De naheffingsaanslagen inclusief boeten bedragen respectievelijk Naf. 734 (september) en Naf. 793 (oktober tot en met december).
1.2
Belanghebbende is op 11 september 2015 tegen de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen in bezwaar gekomen. Bij uitspraken op bezwaar van 16 oktober 2015 zijn de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
1.3
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar op 6 november 2015 in beroep gekomen. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
1.4
Partijen zijn overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) uitgenodigd tot het verstrekken van inlichtingen. In dat verband zijn 1 december 2016 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen mr.
[ A] en namens belanghebbende [ B ] van het bedrijf [ Z ] Accounting.
1.5
Partijen hebben overeenkomstig artikel 8b van de LBB schriftelijk toestemming gegeven om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen.

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende weersproken.
2.2.
Belanghebbende exploiteert een schildersbedrijf en houdt zich bezig met het schilderen en het onderhoud van gebouwen.
2.3
Voor de maanden september 2011 tot en met december 2011 heeft belanghebbende aangiften loonbelasting ingediend maar heeft daarbij de aangegeven loonbelasting niet afgedragen.
2.4
De Inspecteur heeft voor deze maanden naheffingsaanslagen en boeten opgelegd.
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
3.1
Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen terecht zijn opgelegd.
3.2
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de bezwaren ontvankelijk zijn en dat de naheffingsaanslagen en boeten niet terecht zijn nu zij een betalingsregeling heeft met de Ontvanger. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de bezwaren niet-ontvankelijk zijn en dat de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen terecht zijn opgelegd.
3.3
Voor de overige standpunten van partijen verwijst het Gerecht naar de gedingstukken.
4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL
4.1
Het Gerecht zal eerst moeten oordelen of de bezwaren ontvankelijk zijn. Indien de bezwaren niet-ontvankelijk zijn kan het Gerecht de zaken niet inhoudelijk beoordelen. Ingevolge artikel 29, lid 1 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen kan de belastingplichtige binnen twee maanden na dagtekening van de voor bezwaar vatbare beschikking een bezwaar indienen bij de Inspecteur. Belanghebbende heeft het bezwaarschrift na die termijn en dus te laat ingediend. In dat geval blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond van termijnoverschrijding achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.
4.2
Belanghebbende heeft ter zitting aangevoerd dat de aanslagen en de boetebeschikkingen naar het adres van de voormalige accountant van belanghebbende zijn gestuurd. Uit hetgeen is aangevoerd leidt het Gerecht af dat de accountant belanghebbende in belastingzaken vertegenwoordigde en dat hij verantwoordelijk was voor het aantekenen van bezwaar. De bezwaren zijn allemaal geruime tijd na de hiervoor vermelde termijn van twee maanden ingediend. Dat belanghebbendes vertegenwoordiger in de periode dat bezwaar kon worden aangetekend dit niet heeft gedaan komt voor risico van belanghebbende. Belanghebbende heeft voorts geen feiten en omstandigheden aangevoerd die tot het oordeel moeten leiden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het Gerecht oordeelt dat de Inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dat betekent dat het Gerecht niet meer toekomt aan een inhoudelijke behandeling van de zaken.

5.BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
- verklaart het beroep inzake de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen, voorzitter, mr. drs. M.M. de Werd, en mr. W.C.E. Winfield, leden en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Verzonden op: ………………………
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).