In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 10 maart 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om alimentatie voor een jongmeerderjarige. De vrouw, gemachtigd door mr. M.D. Bennett, verzocht dat de man, gemachtigd door mr. I.F. Moeniralam, wordt veroordeeld tot het betalen van € 150,- per maand aan alimentatie voor hun jongmeerderjarige kind, dat sinds de zomer van 2016 in Nederland woont en studeert. De man voerde verweer en stelde dat hij niet verplicht was tot het betalen van alimentatie omdat het kind nog niet studeerde voordat zij eenentwintig jaar werd. Hij verwees naar artikel 1:395a lid 3 BW, dat bepaalt dat ouders verplicht zijn alimentatie te betalen totdat de studie van het kind redelijkerwijs kan zijn voltooid, maar uiterlijk tot het kind vijfentwintig jaar is.
Het Gerecht oordeelde dat het kind doorlopend bezig is geweest met een studie en deze tot op heden niet heeft voltooid, waardoor de man onderhoudsplichtig is. De man voerde verder aan dat het kind geen behoefte had aan alimentatie, maar het Gerecht stelde vast dat de behoeftigheid van het kind geen rol speelt bij de onderhoudsplicht van de ouders, zoals ook blijkt uit rechtsoverwegingen van de Hoge Raad. De vrouw bracht een overzicht van de inkomsten en uitgaven van het kind in het geding, waaruit bleek dat het kind ongeveer € 300,- per maand tekortkwam. De man werd in staat geacht om kinderalimentatie te betalen, ondanks zijn verweer over zijn financiële situatie.
De beslissing van het Gerecht was dat de man € 150,- per maand aan alimentatie moest betalen, ingaande op 1 december 2016. Het verzoek om een eenmalig bedrag van € 825,50 werd afgewezen, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestond. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.