ECLI:NL:OGEAC:2017:32

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 maart 2017
Publicatiedatum
3 april 2017
Zaaknummer
BB 81230/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Redelijk loon na beëindiging bemiddelingsovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om de vraag of de eisende partij recht heeft op een redelijke vergoeding na de beëindiging van een bemiddelingsovereenkomst. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. R.M.L. Conquet, heeft een bemiddelingsovereenkomst gesloten met de gedaagde, die thans in persoon procedeert. De overeenkomst hield in dat de gedaagde een courtage van 4% van de verkoopprijs aan de eisende partij zou betalen indien er een koopovereenkomst tot stand zou komen door de bemiddeling van de eisende partij. De gedaagde heeft de bemiddelingsovereenkomst beëindigd per e-mail op 19 september 2016, met de reden dat hij de woning zou gaan verhuren.

Tijdens de zitting is gebleken dat de eisende partij aanzienlijke inspanningen heeft geleverd, waaronder het plaatsen van advertenties en het houden van bezichtigingen. De gedaagde heeft echter de woning kort na de beëindiging van de bemiddelingsovereenkomst verkocht aan een potentiële koper, die zich al had gemeld tijdens de bemiddeling. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagde een aanzienlijk voordeel heeft gehad van de inspanningen van de eisende partij, ondanks dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen tijdens de bemiddeling.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de eisende partij recht heeft op een redelijke vergoeding van NAf 3.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 30 november 2016. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn niet toewijsbaar, en de proceskosten worden tussen partijen gecompenseerd. Het vonnis is uitgesproken op 13 maart 2017 door mr. I.H. Lips.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de zaak van:
[EISENDE PARTIJ],
wonende in Curaçao,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.M.L. Conquet,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
thans procederende in persoon.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, ter griffie van het Gerecht ingekomen op 30 november 2016;
- het verweerschrift van de voormalige gemachtigde van gedaagde, met producties;
- het hieronder weergegeven proces-verbaal van de comparitie van partijen van heden.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.Het proces-verbaal van de comparitie

2.1.
Verschenen zijn:
eisende partij bijgestaan door de gemachtigde;
gedaagde bijgestaan door zijn zoon, [naam zoon].
2.2.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht, zoals opgenomen in de schriftelijke aantekeningen van de griffier en de pleitaantekeningen van de gemachtigde van eisende partij.
2.3.
De behandeling is geschorst voor beraad door de rechter.
2.4.
Na het gehouden beraad heeft de rechter het vonnis uitgesproken.

3.De beoordeling

3.1.
Het primaire verweer van gedaagde dat hij geen overeenkomst met eisende partij maar met Curaçao Multi Listing Services heeft gesloten, is ter zitting niet herhaald. Nu eisende partij onweersproken heeft gesteld dat zij de naam van haar eenmanszaak heeft gewijzigd, gaat het aanvankelijke verweer van gedaagde niet op.
3.2.
Uit het verhandelde ter zitting en de gedingstukken (waaronder met name de e-mail van gedaagde van 17 mei 2016 09:38 AM) is gebleken dat tussen partijen een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan gedaagde een courtage van 4% van de verkoopprijs aan eisende partij dient te betalen indien door haar bemiddeling een koopovereenkomst tot stand komt. Ter zitting is komen vast te staan dat gedaagde de bemiddelingsovereenkomst heeft beëindigd bij e-mail van 19 september 2016, kort gezegd omdat hij de woning zou gaan verhuren.
3.3.
Ingevolge het op de bemiddelingsovereenkomst van toepassing zijnde artikel 7:411 lid 1 BW heeft de opdrachtnemer bij voortijdige beëindiging van de opdracht recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Bij de bepaling hiervan wordt onder meer rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd (vgl. HR 23 mei 2003, NJ 2003/518).
3.4.
Eisende partij heeft gesteld dat zij een advertentie heeft geplaatst waarna de potentiële koper ([naam koper]) zich heeft gemeld, dat zij met [naam] twee bezichtigingen heeft gehouden, dat zij onderhandelingen over de koopprijs heeft gevoerd en dat zij ten behoeve van de verkoop twee intentieverklaringen voor [naam koper] heeft opgesteld welke door gedaagde zijn getekend. Het Gerecht acht deze inspanningen aanzienlijk van omvang.
3.5.
Gebleken is dat degene die de woning kort na het beëindigen van de bemiddelingsovereenkomst heeft gekocht ([naam koper]) zich rechtstreeks tot gedaagde heeft gewend en de woning uiteindelijk van hem heeft gekocht tegen de koopprijs van NAf 194.000,00 zonder verdere bemiddeling door eisende partij. Gedaagde heeft echter een aanzienlijk voordeel gehad bij de eerdere inspanningen van eisende partij. Deze inspanningen hebben de kandidaat koper ([naam]) immers voortgebracht en met hem was al onderhandeld over de koopsom. Vervolgens heeft gedaagde - kort na het beëindigen van de bemiddelingsovereenkomst met eisende partij - verder met [naam] onderhandeld, hetgeen tot een koopovereenkomst heeft geleid die binnen ongeveer twee maanden na het beëindigen van de bemiddelingsovereenkomst is gesloten.
3.6.
Anderzijds acht het Gerecht het mede van belang dat eisende partij tijdens de duur van de bemiddelingsovereenkomst (volgens gedaagde was dit reeds twee jaren) geen koopovereenkomst tot stand heeft weten te brengen en dat gedaagde de bemiddelingsovereenkomst heeft opgezegd, omdat het te lang duurde en de woning daarom zou verhuren.
3.7.
Alles overwegende is het Gerecht van oordeel dat eisende partij een redelijke vergoeding toekomt van NAf 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2016. De vordering zal in zoverre worden toegewezen.
3.8.
Het Gerecht acht de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet toewijsbaar. Van andere kosten dan een (herhaalde) aanmaning en sommatie direct voorafgaand aan deze procedure is niet gebleken. In zoverre van buitengerechtelijke werkzaamheden is gebleken, worden deze daarom beschouwd als voorbereidend op deze procedure waarvoor de in artikel 63a Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. Dit deel van de vordering zal derhalve worden afgewezen.
3.9.
Het Gerecht acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

4.De beslissing

Het Gerecht
4.1.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eisende partij van NAf 3.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2016 tot de dag van algehele voldoening;
4.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en is in het openbaar uitgesproken op
13 maart 2017.