ECLI:NL:OGEAC:2017:290

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 oktober 2017
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
555.00174/17
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met psychiatrische maatregel en schadevergoeding

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 27 oktober 2017 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag op 22 juni 2017, waarbij hij met een mes het slachtoffer heeft verwond. Tijdens de openbare terechtzitting op 6 oktober 2017 heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte van alle rechtsvervolging zou worden ontslagen en voor een jaar in een psychiatrische inrichting zou worden geplaatst. De verdediging heeft dit verzoek ondersteund, met de toevoeging dat de verdachte niet in staat was om het gebeurde te herinneren.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van getuigen en het bestuderen van bewijsmateriaal, kwam het Gerecht tot de conclusie dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit had begaan, maar dat hij niet strafbaar was vanwege zijn geestelijke toestand. De psychiater concludeerde dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en ten tijde van het delict in een psychotische toestand verkeerde. Daarom werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en werd zijn plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor een jaar gelast.

Daarnaast heeft de benadeelde partij een schadevergoeding van NAf. 50.000,- geëist, die door het Gerecht gedeeltelijk werd toegewezen. De materiële schadevergoeding werd vastgesteld op NAf. 13.260,00 en de immateriële schadevergoeding op NAf. 36.740,00, met wettelijke rente vanaf 22 juni 2017. De vordering voor het meerdere werd niet-ontvankelijk verklaard. Het vonnis is uitgesproken door rechter D. Gruijters.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.B.S. Loth.
De officier van justitie, mr. I. Out, heeft ter terechtzitting gevorderd het onder feit 1 primair tenlastegelegde bewezen te verklaren, verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en te gelasten dat verdachte voor de duur van 1 jaar zal worden geplaatst in een psychiatrische inrichting.
De raadsman heeft ontslag van rechtsvervolging bepleit en zich overigens gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.
Namens de benadeelde partij [benadeelde] heeft Slachtofferhulp ter terechtzitting een vordering tot schadevergoeding ingediend.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
primair
dat hij op of omstreeks 22 juni 2017, te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven met een mes, een of meer ma(a)l(en) met kracht tegen/in/op het hoofd en/of de rechterhand, en/of de buik, althans op/tegen/in het lichaam heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair
dat hij op of omstreeks 22 juni 2017 te Curaçao, opzettelijk mishandelend en/of met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931, te weten een mes en/of een scherp voorwerp, [benadeelde] opzettelijk
- een of meer ma(a)l(en) met kracht tegen/in/op het hoofd en/of de rechterhand, en/of de buik, althans op/tegen/in het lichaam heeft gestoken,
tengevolge waarvan die [benadeelde]
lichamelijk letsel, te weten
  • een of meer (steek/snij)wond(en) op zijn gezicht/hoofd/schedel/ en of
  • een of meer (steek/snij)wond(en)aan zijn (rechter)hand en/of
  • een of meer (steek/snij)wond(en)aan zijn buik,
in elk geval letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.Voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van de hierna te melden wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
dat hij op 22 juni 2017, te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven met een mes, meermalen met kracht in het hoofd en de buik heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Hetgeen aan de verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4B. Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan, is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
4C. Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard zich het gebeurde niet te kunnen herinneren. Uit de aangifte, getuigenverklaringen en het geconstateerde letsel volgt genoegzaam dat verdachte het slachtoffer met messen heeft verwond. Naar het oordeel van het Gerecht blijkt uit de uiterlijke verschijningsvorm van de aanval dat verdachte daarbij opzet had op de dood van het slachtoffer. In het bijzonder is daarbij redengevend, dat volgens de aangifte verdachte heeft geroepen ‘dat hij ons allemaal zou vermoorden’. Dit leidt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
poging tot doodslag
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Het Gerecht heeft kennis genomen van het PJ-rapport d.d. 19 september 2017 van psychiater G.E.Matroos. Dit rapport houdt als conclusie onder meer in:
  • Het plegen van het delict dient betrokkene nauwelijks of niet te worden aangerekend.
  • Bij betrokkene is er psychopathologie. Betrokkene is lijdend aan de ziekelijke stoornis schizofrenie, paranoïde vorm. Ten tijde van het delict verkeerde betrokkene in psychotische toestand, was er sprake van een gestoord realiteitsbesef.
Het Gerecht neemt deze conclusie over en maakt deze tot de zijne, met dien verstande dat het Gerecht, gelijk de officier van justitie en de raadsman, het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in samenhang beziend, verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar acht. Verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Maatregel

De conclusie van voornoemd PJ-rapport bevat voorts het volgende:
De kans op recidive is wel aanwezig. Teneinde deze kans op recidive te reduceren wordt voortgezette behandeling noodzakelijk geacht. Vooral als betrokkene zich aan behandeling onttrekt, voorgeschreven medicatie staakt en drugs gebruikt is de kans op recidive aanwezig. Gedwongen opname en langdurige behandeling kan zeer wel worden geboden binnen de Capriles kliniek.
Omtrent verdachte is tevens een rapport d.d. 21 augustus 2017 van psychologisch onderzoek opgesteld.
Het Gerecht verenigt zich met de bovenstaande conclusie en maakt deze tot de zijne. Het Gerecht is, mede gelet op die conclusie, van oordeel dat het bewezen verklaarde aan de verdachte niet kan worden toegerekend wegens de gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en acht de verdachte gevaarlijk voor de algemene veiligheid voor personen. Het Gerecht zal daarom gelasten dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor een termijn van één jaar.

8.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van NAf. 50.000,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 juni 2017 en de kosten om het vonnis te executeren.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot het maximum van NAf. 50.000 dient te worden toegewezen, met vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, maar zonder toepassing van vervangende hechtenis.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding geen verweer gevoerd.
Het Gerecht oordeelt als volgt. Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de verdachte de hoogte van de gevorderde materiële schadevergoeding niet heeft betwist, zal de vordering ten aanzien van de materiële schade worden toegewezen, met uitzondering van de kosten met betrekking tot nutsvoorzieningen, nu deze kosten door de toegewezen gederfde inkomsten gedekt worden. Toegewezen wordt derhalve NAf. 310,00 + 12.600,00 + 350,00 = NAf. 13.260,00. De gevorderde immateriële schadevergoeding van in totaal NAf. 57.723,00 zal bij gebrek aan betwisting eveneens worden toegewezen tot het wettelijke maximum van (50.000-13.260=) NAf. 36.740. Voor het meerdere zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Daarnaast zullen kosten en rente worden toegewezen.
Het Gerecht zal niet de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat verdachte wordt ontslagen van rechtsvervolging en derhalve niet wordt ‘veroordeeld’ als bedoeld in artikel 1:78 lid 1 Sr (vgl. ECLI:NL:HR:2004:AO3233 (http://jure.nl/ECLI:NL:HR:2004:AO3233)).

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 1:80, 1:119 en 2:259 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Aomschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde feit het in rubriek
5genoemde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde] te betalen een bedrag van NAf. 50.000, bestaande uit een bedrag van NAf. 13.260,00 aan materiele schade en een bedrag van NAf. 36.740,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2017;
veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis en de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten;
verklaart de vordering van de benadeelde voor het meerdere niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 27 oktober 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.