ECLI:NL:OGEAC:2017:218

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
28 december 2017
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
BBZ nr. CUR201400424
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verzuimboete voor niet tijdig indienen van aangifte winstbelasting

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 28 december 2017 uitspraak gedaan in een beroep van N.V., gevestigd in Curaçao, tegen de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag winstbelasting en een verzuimboete die was opgelegd voor het niet tijdig indienen van de aangifte over het jaar 2011. De belanghebbende stelde dat de boete onterecht was opgelegd, onder andere omdat de Inspecteur de hoorplicht had geschonden en geen aanmaning had gestuurd voordat de boete werd opgelegd. Het Gerecht oordeelde dat de hoorplicht inderdaad was geschonden, maar dat dit niet leidde tot een terugwijzing naar de Inspecteur, omdat de belanghebbende wel was gehoord, zij het te laat. Het Gerecht bevestigde dat de aangifte te laat was ingediend en dat de Inspecteur bevoegd was om een verzuimboete op te leggen. De stelling van de belanghebbende dat de boete disproportioneel was, werd verworpen. Het Gerecht oordeelde dat de opgelegde boete passend en geboden was, en dat er geen termen waren voor toekenning van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof.

Uitspraak

Uitspraak van 28 december 2017
BBZ nr. CUR201400424
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ] N.V., gevestigd in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 25 juni 2013 over het jaar 2011 een naheffingsaanslag
winstbelasting opgelegd van Naf. 114 alsmede een verzuimboete van Naf. 1.000.
1.2
Belanghebbende is op 8 augustus 2013 tegen de aanslag en de
boetebeschikking in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 25 april 2014 uitspraken op bezwaar gedaan en de
aanslag en de boete gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 12 juni 2014 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar.
1.5
De Inspecteur heeft op 27 januari 2017 een verweerschrift ingediend.
1.6
Partijen zijn voor een behandeling van de zaak op de volgende data uitgenodigd:
- op 12 april 2016. De behandeling is op verzoek van belanghebbende niet doorgegaan.
- op 21 februari 2017 en daarna op 26 april 2017. Beide keren heeft belanghebbende verzocht om uitstel van de zitting. Als reden voor uitstel van de zittingen is aangevoerd dat de directeur van belanghebbende in het buitenland verblijft in verband met de medische behandeling van zijn echtgenote. De verzoeken zijn beide keren niet gehonoreerd omdat zij een dag voor de zitting zijn gedaan, en omdat de juistheid van de opgegeven reden voor uitstel niet (meer) kon worden geverifieerd. Het Gerecht is terughoudend met het verlenen van uitstel. Dit geldt temeer indien het verzoek om uitstel niet terstond na de oproeping is gedaan. Het verlenen van uitstel zou de afwikkeling van de zaak ontoelaatbaar in de weg staan mede omdat de zaak reeds geruime tijd aanhangig is. De Inspecteur was op beide zittingen aanwezig. Namens belanghebbende is niemand verschenen. Een proces-verbaal van de zitting van 21 februari 2017 is opgesteld.
1.7
De zaken zijn gezamenlijk behandeld met de zaken met nummers CUR201300018 t/m CUR201300020 en CUR201400425.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is opgericht op 25 april 2003 en oefent een advocatenpraktijk uit. De feitelijke directeur en aandeelhouder van belanghebbende is [ A ].
2.2
Belanghebbende heeft op 21 december 2012 haar definitieve aangiftebiljet ingediend met een belastbare winst van Naf. 329 en heeft tegelijkertijd het verschuldigde bedrag aan winstbelasting van Naf. 114 betaald.

3.GESCHIL EN STANDPUNT PARTIJEN

3.1
Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de verzuimboete terecht is opgelegd.
3.2
Belanghebbende is van mening dat de boete onterecht is opgelegd. Zij voert daartoe – samengevat - aan dat de Inspecteur de hoorplicht van artikel 30, vierde lid van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) heeft geschonden, dat de Inspecteur heeft nagelaten om alvorens de boete op te leggen een aanmaning te sturen, dat de Inspecteur in strijd handelt met diverse beginselen van behoorlijk bestuur en dat het bedrag van de boete in vergelijking met het bedrag van de aanslag disproportioneel hoog is. Daarom moet de boete aldus belanghebbende komen te vervallen. De Inspecteur stelt dat de boete terecht is opgelegd.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

4.1
Belanghebbende heeft aangevoerd dat zij ondanks haar verzoek daartoe in de bezwaarfase niet is gehoord. Uit de gedingstukken (onder andere de brief van de Inspecteur van 1 februari 2017 behorende bij de zaken CUR201300018 t/m CUR201300020) blijkt dat belanghebbende inzake het bezwaar voor dit jaar is gehoord op 11 mei 2016, derhalve nadat uitspraak op de bezwaar (25 april 2014) is gedaan. Ingevolge artikel 30, vierde lid van de ALL diende dit voor de uitspraak te gebeuren. De hoorplicht is derhalve geschonden. Dit brengt met zich mee dat het beroep om deze reden gegrond is. Nu belanghebbende, hoewel laat, wel is gehoord ziet het Gerecht geen aanleiding om de zaken terug te wijzen naar de Inspecteur. Het Gerecht zal hierna beoordelen of de rechtsgevolgen van de bestreden uitspraken op bezwaar in stand moeten blijven.
4.2
In artikel 15, lid 4 ALL is geregeld dat de belastingplichtige is gehouden uiterlijk op de laatste dag van de zesde maand definitieve aangifte te doen (derhalve vóór 1 juli 2012) over de winst van het afgelopen boekjaar. De Inspecteur heeft gemotiveerd aangevoerd dat het verzoek van belanghebbende om uitstel van indiening van de aangifte voor het onderhavige jaar is afgewezen. De aangifte is ingeleverd op 21 december 2012, dus te laat. Het Gerecht is van oordeel dat nu de aangifte buiten de wettelijke termijn is ingediend de Inspecteur bevoegd was een verzuimboete op te leggen.
4.3
Met betrekking tot de grief van belanghebbende over het uitblijven van een aanmaning overweegt het Gerecht als volgt. De winstbelasting wordt ingevolge artikel 17 van de Landsverordening Winstbelasting geheven bij voldoening op aangifte. Voor het opleggen van de boete is derhalve geen aanmaning vereist. De aanmaning van artikel 7, tweede lid van de ALL heeft immers betrekking op belastingen welke bij wege van een aanslag worden geheven. Het betoog van belanghebbende op dit punt faalt derhalve.
4.4
Met betrekking tot belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel oordeelt het Gerecht dat dit niet kan worden gehonoreerd. Belanghebbende heeft gesteld dat er veel vennootschappen zijn die geen aangifte doen en daarvoor geen boete belopen. Deze stelling is, zonder nadere onderbouwing, te algemeen van aard om daarmee schending van het gelijkheidsbeginsel aan te kunnen nemen. Ook de stelling dat de bestreden beschikking in strijd is met diverse andere algemene rechtsbeginselen, waaronder het vertrouwensbeginsel, en het zorgvuldigheidsbeginsel treft geen doel. Immers ook deze stelling heeft belanghebbende gelet op de betwisting van de Inspecteur niet met feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt.
4.5
Ingevolge artikel 4.4, lid 1 sub c van de Ministeriële beschikking administratieve boeten (Beschikking) legt de Inspecteur, indien de belastingplichtige de aangifte voor de winstbelasting niet of niet tijdig heeft gedaan bij een derde verzuim een boete op van Naf. 1.000. Als bijlage bij het verweerschrift heeft de Inspecteur een aantal schermprints overgelegd. Daaruit kan worden afgeleid dat voor het jaar 2007 en voor het jaar 2010 aan belanghebbende reeds een verzuimboete voor het niet of niet tijdig indienen van de aangifte is opgelegd. Nu hiervoor is overwogen dat ook voor het onderhavige jaar de aangifte te laat is ingediend heeft de Inspecteur de Beschikking op de juiste wijze toegepast. De verzuimboete is bedoeld om de belastingplichtige, die te laat aangifte heeft gedaan, zoals belanghebbende, in te scherpen dat zij haar administratieve verplichtingen volledig behoort na te komen. Het Gerecht acht de opgelegde boete, gelet op al het voorgaande, passend en geboden.
4.6
Het Gerecht acht geen termen aanwezig voor toekenning van proceskosten. Immers, niet is gebleken dat sprake is van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar inzake de boete en bepaalt dat de rechtsgevolgen in stand blijven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen, voorzitter, mr. drs. M.M. de Werd, en mr. W.C.E. Winfield, leden en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 december 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De Voorzitter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).