ECLI:NL:OGEAC:2017:203

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
8 januari 2018
Zaaknummer
KG 2017 / 84204
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over onrechtmatige publicatie door nieuwswebsite met betrekking tot St. Martinus University

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao op 15 december 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de naamloze vennootschap Sint Martinus University N.V. (SMU) en Aldrich Argenis Hermelyn, handelend onder de naam Core Communications (CC). SMU, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.I. Martis, vorderde rectificatie van een publicatie op de website Curaçao Chronicle, waarin onjuiste informatie over de universiteit werd verspreid. De publicatie stelde dat de universiteit onmiddellijk moest sluiten en dat 185 studenten slachtoffer waren van mismanagement. SMU betwistte de juistheid van deze beweringen en stelde dat zij geen partij was in de procedure waarnaar in de publicatie werd verwezen. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 december 2017, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. Het Gerecht oordeelde dat de publicatie op Curaçao Chronicle als nieuwswaardig kon worden beschouwd, gezien de context van het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie dat betrekking had op huurachterstanden van de onderhuurder. Het Gerecht concludeerde dat de meeste beweringen in de publicatie ondersteund werden door het vonnis, met uitzondering van de term 'mismanagement', die niet in het vonnis was terug te vinden. Uiteindelijk wees het Gerecht de vorderingen van SMU af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

Uitspraak: 15 december 2017 (bij vervroeging)
Zaaknummer: KG 2017 / 84204
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in kort geding
in de zaak van:
de naamloze vennootschap SINT MARTINUS UNIVERSITY N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.I. Martis
tegen
ALDRICH ARGENIS HERMELYN, h.o.d.n. Core Communications,
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.A. van den Berg.
Partijen worden hierna aangeduid als SMU en CC, tenzij hierna anders is vermeld.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties d.d. 10 november 2017,
extra producties van mr. Martis,
extra productie van mr. Van den Berg,
pleitnota van mr. Martis,
pleitnota van mr. Van den Berg.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 december 2017. SMU werd vertegenwoordigd door haar statutaire bestuurder S. Sharma en bijgestaan door mr. Martis. Hermelyn is in persoon verschenen, samen met mr. Van den Berg. De griffier heeft aantekening gemaakt van wat er is gezegd.
1.3.
De uitspraak is nader bepaald op vandaag.

2.De vaststaande feiten

2.1.
CC is eigenaar van een website:
Curaçao Chronicle. Daarop publiceert zij voor Curaçao relevant nieuws.
2.2.
Op 9 november 2017 wordt het volgende bericht op Curaçao Chronicle geplaatst.
“ST. MARTINUS MEDICAL UNIVERSITY MUST CLOSE IMMEDIATELY
Willemstad – The medical university operating in the former St. Thomas School building at Scherpenheuvel, the St. Martinus University must close its doors immediately. This was determined by the judge in the Court of Appeal.
The university operated by the International Healthcare Holdings from India has nearly 500.000 guilders in rent that is overdue. They indicated that they are not willing to pay because they invested a million in the maintenance of the building.
The judge did not go into that.
185 students are now victims of mismanagement of the university and are unable to continue with their education.”
2.3.
De uitspraak waarnaar wordt verwezen is van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba d.d. 12 oktober 2017 (KG 78788/16 – H 102/17). Het Hof
“bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover IHH daarbij, uitvoerbaar bij voorraad is veroordeeld om het gehuurde uiterlijk op 31 december 2016 te ontruimen en te verlaten met al het hare en de haren, en het gehuurde onder afgifte van sleutels ter vrije beschikking van de Stichting te stellen;”
2.4.
De Stichting is de verhuurder van het complex waarin SMU is gevestigd. IHH staat voor International Healthcare Holding B.V. en is de huurder. Bestuurder van IHH is S. Sharma die, zoals hiervoor is vermeld, ook bestuurder is van SMU. Beide vennootschappen zijn op hetzelfde adres in Curaçao gevestigd.
2.5.
In het kort geding vonnis van het Hof komen verder de volgende relevante passages voor:
“2.1.1. (…) IHH gebruikt het pand voor de huisvesting van een medische universiteit met ongeveer 185 studenten. (…)
2.2.
Het GEA heeft, samengevat weergegeven, IHH veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde, betaling van NAf 470.000,00 aan achterstallige huurtermijnen en betaling van na 10 mei 2016 vervallen huurtermijnen. (…)
2.7.
IHH heeft zich er ook op beroepen dat zij problemen ondervindt met het verkrijgen van geldmiddelen uit India, en dat een ontruiming waarschijnlijk zal leiden tot haar faillissement met een groot aantal gedupeerde studenten tot gevolg. Naar voorshands oordeel van het Hof regardeert dit alles (wat ervan zij) de Stichting echter niet, en maakt het niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de Stichting ontruiming verlangt wegens een te grote huurbetalingsachterstand.”
2.6.
In lokale kranten, Amigoe, Express en Algemeen Dagblad, zijn soortgelijke berichten verschenen.
2.7.
Blijkens een e-mail van 10 november 2017 van Skylinear Consultants aan SMU zijn meerdere studenten afgehaakt en willen zij het reeds aanbetaalde collegeld retour ontvangen. Het opleidingsinstituut waarvan SMU gebruik maakt heeft, vanwege de berichtgeving in de Curaçao Chronicle, vooruitbetaling voor haar diensten gevraagd in plaats van de gebruikelijke betaling in termijnen. Op
social mediazijn ongeruste vragen van potentiële studenten te lezen over het voortbestaan van SMU.

3.De vordering en het verweer

3.1.
SMU verzoekt het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren, de volgende beslissing te nemen:
“[CC] te bevelen om de gepubliceerde tekst te rectificeren, binnen 24 uren na Uw uitspraak/of na betekening, zodanig dat de lezers van Curaçao Chronicle zullen kunnen lezen, bij herhaling, dat de inhoud van dat artikel, met name de onjuistheden en of de onjuiste conclusies, volstrekt onwaar zijn/of een zodanige tekst bij de behandeling op te stellen door Uw Gerecht of voor de behandeling in te dienen namens SMU;
Met verbeurte van een dwangsom van minstens 1 miljoen Amerikaanse dollars per dag/of een door Uw Gerecht in goede justitie vast te stellen ander bedrag per dag tot een maximum door Uw Gerecht in goede justitie vast te stellen bedrag voor het onverhoopte geval dat gedaagde mocht nalaten te voldoen aan Uw beslissing. Kostens rechtens..”
3.2.
CC verzoekt het Gerecht de vorderingen van SMU af te wijzen en haar te veroordelen in de proceskosten.

4.De beoordeling

Standpunten van partijen
4.1.
SMU verwijt CC dat zij onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door de publicatie op de Curaçao Chronicle. Hierdoor heeft zij schade ondervonden. Deze schade zal zij nog van CC vorderen. Dit kort geding strekt ertoe dat er zo snel mogelijk op Curaçao Chronicle wordt gerectificeerd zodat verdere schade beperkt blijft. SMU onderbouwt de onrechtmatigheid door te wijzen op het volgende:
SMU is geen partij in de procedure waarop het vonnis in hoger beroep ziet,
kort voorafgaande aan het vonnis hebben de Stichting als verhuurder en IHH als huurder een schikking getroffen zodat er geen sprake van is dat onderhuurder SMU moet ontruimen,
de laatste volzin van de publicatie wordt niet gedragen door de inhoud van het vonnis en bovendien is er geen sprake van mismanagement,
Curaçao Chronicle heeft in de Engelse taal op internet gepubliceerd en heeft daardoor, anders dan de papieren kranten die in het Nederlands en Papiaments verschijnen, een mondiaal bereik. Vandaar dat (potentiële) studenten ongerust reageren.
4.2.
Door CC worden de argumenten van SMU gemotiveerd weersproken.
Spoedeisend belang
4.3.
Het spoedeisend belang is met de aard van de vorderingen gegeven.
Oordeel
4.4.
In het geval van publicatie op nieuwsmedia moet er een afweging worden gemaakt. Enerzijds is er het belang van de persoon over wie de publicatie gaat, in dit geval SMU. Anderzijds gaat het om de belangen van de maatschappij om op de hoogte te geraken van nieuwswaardige gebeurtenissen.
4.5.
Met CC is het Gerecht van oordeel dat het vonnis van het Hof als een dergelijke nieuwswaardige gebeurtenis kan worden opgevat. Uit dat vonnis volgt immers dat het gehuurde gebouw moet worden ontruimd wegens een grote huurachterstand en het is logisch te veronderstellen dat dit gevolgen heeft voor het onderwijs dat daar wordt gegeven en voor de studenten die er wonen. Gelet op de aard van het bericht, een korte mededeling op een nieuws website, kan het Gerecht ook begrijpen dat niet wordt ingegaan op het uit het vonnis blijkende feit dat niet onderhuurder SMU de huurachterstand heeft laten ontstaan, maar haar onderverhuurder IHH. Daarbij vindt het Gerecht het relevant dat IHH dezelfde directeur heeft als SMU en is gevestigd op hetzelfde adres. IHH is de holding van SMU. Concluderend oordeelt het Gerecht dat dit nieuwsbericht als doel heeft de samenleving er op te attenderen dat er een vonnis is gewezen waaruit blijkt dat er betalingsproblemen rondom SMU zijn waardoor er problemen met de huisvesting en dus het onderwijs zijn te verwachten.
4.6.
De conclusie onder het nieuwsbericht
“185 students are now victims of mismanagement of the university and are unable to continue with their education”kan echter wat betreft de term mismanagement niet worden gebaseerd op het vonnis van het Hof. Dat is daarin immers niet te lezen omdat het vonnis ziet op huurachterstand en niet gaat over mismanagement of wanbestuur.
4.7.
Anders dan SMU stelt is het Gerecht wel van oordeel dat in het nieuwsbericht gesproken mag worden van 185 studenten die hun opleiding niet meer af kunnen maken. IHH heeft dat immers zelf aangevoerd in de procedure die heeft geleid tot het vonnis in hoger beroep. Zie 2.5. onder de vaststaande feiten.
4.8.
Het Gerecht acht dus enkel de term
“are now victims of mismanagement”fout. Dat is echter onvoldoende om tot onrechtmatig handelen door CC te kunnen oordelen. De rest van het nieuwsbericht wordt ondersteund door het vonnis in hoger beroep en de teneur is duidelijk: betalingsproblemen rondom de huisvesting van en het onderwijs door SMU. Dat SMU niet geleid zou worden uit India en het Hof niet zou zijn ingaan op het verweer over de onderhoudskosten, zoals SMU als kritiek op het nieuwsbericht ook nog aanvoert, is in dit licht bezien niet relevant.
4.9.
Verder overweegt het Gerecht nog het volgende. Ter zitting meldde SMU dat IHH, reeds voorafgaande aan de uitspraak van het hoger beroep vonnis, een schikking met de Stichting had getroffen. Daarop reageerde CC met de opmerking dat dit een nieuwswaardig feit is dat zij, als er bewijs van was, graag zou publiceren op de Curaçao Chronicle. Dat aanbod werd echter zonder meer afgewezen door SMU ondanks de uitleg van de zittingsrechter dat een dergelijk positief bericht mogelijk meer impact op potentiële studenten en leveranciers heeft dan een toewijzend kort geding vonnis. Uit deze houding van SMU blijkt dat zij onvoldoende heeft weten te weerleggen dat er geen sprake is van betalingsproblemen rondom de huisvesting en onderwijs zoals in het nieuwsbericht geschreven, temeer nu een schriftelijk bewijs van de schikking niet kon worden getoond. De vorderingen van SMU moeten dus worden afgewezen.
Proceskosten
4.10.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij dient SMU in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt SMU in de proceskosten, aan de zijde van CC begroot op nihil aan verschotten en op NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en is ter openbare zitting van 15 december 2017 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.