In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao op 15 december 2017 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen een werknemer en een werkgever. De werknemer, werkzaam als Pedagogisch Medewerker, was op 9 mei 2017 op staande voet ontslagen door de werkgever, omdat zij in slaap was gevallen terwijl zij verantwoordelijk was voor 26 slapende peuters. De werkgever stelde dat dit gedrag een dringende reden voor ontslag vormde, maar de werknemer betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en vorderde doorbetaling van haar salaris.
Tijdens de procedure werd duidelijk dat de werknemer al sinds 2004 in dienst was en dat er eerder geen sancties waren opgelegd voor vergelijkbaar gedrag. Het Gerecht oordeelde dat het in slaap vallen niet voldoende was om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen, vooral gezien het langdurige en onberispelijke dienstverband van de werknemer. Het Gerecht concludeerde dat de werkgever had moeten volstaan met een minder zware sanctie, zoals een waarschuwing.
De uitspraak hield in dat het ontslag op staande voet nietig werd verklaard, de werknemer weer tot haar werkplek moest worden toegelaten en haar salaris moest worden doorbetaald. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld in de proceskosten. Het verzoek van de werkgever tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd afgewezen, omdat de werkgever niet kon aantonen dat er sprake was van een vertrouwensbreuk die een ontbinding rechtvaardigde. De beslissing benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden bij ontslag op staande voet.