ECLI:NL:OGEAC:2017:200

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
8 januari 2018
Zaaknummer
EJ 2017/83601
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een slapende werknemer in de zorgsector

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao op 15 december 2017 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen een werknemer en haar werkgever. De werknemer, werkzaam als woonbegeleider, werd op 21 december 2016 op non-actief gesteld en op 28 december 2016 op staande voet ontslagen. De werkgever stelde dat de werknemer tijdens haar nachtdiensten had geslapen, terwijl zij verantwoordelijk was voor de zorg voor minderjarigen met sociale problematiek. De werknemer betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en verzocht het Gerecht om haar arbeidsovereenkomst te laten voortduren en om achterstallig loon te betalen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 december 2017 zijn de argumenten van beide partijen besproken. De werkgever voerde aan dat het gedrag van de werknemer, waaronder het niet rapporteren van belangrijke gebeurtenissen in het logboek en het in slaap vallen tijdens haar dienst, onacceptabel was en een dringende reden voor ontslag vormde. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de werknemer haar toezichthoudende taak niet naar behoren had uitgevoerd en haar verplichtingen had verwaarloosd.

De vorderingen van de werknemer werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de werkgever. Daarnaast ontbond het Gerecht de arbeidsovereenkomst van de werknemer wegens een dringende reden, met ingang van de datum van de uitspraak. Deze beslissing werd genomen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en is op 15 december 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Beschikking van 15 december 2017
Zaaknummer: EJ 2017/83601
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
Beschikking
inzake:
[de werknemer],
wonende te Curaçao,
eiseres,
verweerster in het zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. R.J. Tromp
tegen
de stichting [de werkgever],
gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols.
Eiseres wordt aangeduid als “de werknemer” en gedaagde als “de werkgever”.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties d.d. 30 augustus 2017,
verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met producties,
pleitnota van mr. Tromp,
pleitnota van mr. Pols.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 december 2017 in aanwezigheid van partijen, de werkgever vertegenwoordigd door haar voorzitter de heer ….. en haar manager mevrouw ……... De griffier heeft aantekening gehouden van het besprokene.
1.3.
De uitspraak is nader bepaald op vandaag.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De werknemer (geboren op …….. 1965) is op 12 november 2012 in loondienst van de werkgever getreden tegen een salaris van thans NAf 2.200,00 bruto. Zij werkt als
“woonbegeleider”in het gebouw van de werkgever waar minderjarigen met sociale problematiek huisvesting hebben en worden begeleid.
2.2.
Op 21 december 2016 is de werknemer door de werkgever op non-actief gesteld. Bij brief van 28 december 2017 heeft de werkgever de werknemer op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief wordt onder andere het volgende gezegd:
  • “Zoals u reeds bekend is, heeft de moeder van een betrokkene haar zorgen geuit over hetgeen er is voorgevallen in uw nachtdienst. De omschrijving van de gang van zaken was – kort gesteld – dat u de nacht heeft doorgebracht in de Sala (woonkamer) van het opvanghuis op de grond op een matras, naast een matras waarop u betrokkene heeft laten slapen.”
  • uit onderzoek is gebleken dat dit vier tot vijf keer is gebeurd;
  • het argument van de werknemer dat zij met de minderjarige vertrouwelijk en therapeutisch heeft gesproken wordt door de werkgever verworpen omdat de werknemer daartoe niet bevoegd was en dit niet heeft gerapporteerd;
  • aldus heeft de werknemer tijdens de nachtdienst, terwijl zij moest wakker blijven om toezicht te houden op 15 minderjarigen, geslapen;
  • “Voorts is geconstateerd dat u al deze vier tot vijf keer heeft verzuimd om in het logboek melding te maken van het wakker zijn van de betreffende cliënt gedurende de late avond/nacht, van uw aanpak heeft u niets in het logboek vermeld, van deze verhuizing gedurende de nacht van matrassen heeft u niets vermeld en van het terugplaatsen van de matrassen voordat de ochtenddienst arriveerde heeft u niets vermeld.”
  • “Deze gang van zaken betreft een volstrekt onacceptabele omgangsvorm met een cliënt. Het vertrouwen dat het bestuur in u moet kunnen hebben is geschonden en u heeft zich hiermee niet transparant en onacceptabel gedragen. Naar de mening van de directie vormt uw handelen een dringende reden die de onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.”
2.3.
Bij brief d.d. 29 december 2016 heeft de werknemer de nietigheid van het ontslag ingeroepen.

3.De verzoeken en de verweren

3.1.
De werknemer verzoekt het Gerecht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, de volgende beslissingen te nemen:
a.
“[de werknemer] verlof te verlenen ten deze kosteloos te mogen procederen,
en voorts [de werkgever] te veroordelen de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst na te komen en ten titel en in voege als voormeld tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [de werknemer] te betalen:
het sedert maand januari 2017 achterstallig loon tot aan de maand augustus 2017 ten belope van de somma van NAF. 17.600,==; althans enig bedrag naar hoegrootheid door Uw Gerecht bij wege van voorschotbetaling in goede justitie te bepalen ter delging van onmiddellijke huishoudelijke kosten;
de wettelijke vertragingsrenten;
vanaf de maand augustus 2017 het overeengekomen loon, totdat der partijen arbeidsovereenkomst op een rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd.
Kosten rechtens met inbegrip der griffiekosten.”
3.2.
De werkgever verzoekt het Gerecht om de werknemer in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit af te wijzen, met veroordeling van de werknemer in de proceskosten.
3.3.
De werkgever verzoekt het Gerecht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de volgende beslissingen te nemen:
  • “De arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden;
  • Zonder toekenning van een ontbindingsvergoeding;
  • Onder matiging van de loonvordering,
  • Met veroordeling van de [werknemer] in de kosten van de procedure.”
3.4.
Ter zitting is namens de werknemer kenbaar gemaakt dat zij akkoord kan gaan met een voorwaardelijke ontbinding waarbij een neutrale correctiefactor op grond van de kantonrechtersformule wordt vastgesteld.
3.5.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover deze relevant zijn voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

De procedure van de werknemer tegen de werkgever

4.1.
Het Gerecht moet beoordelen of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is of niet. Het Gerecht is van oordeel dat het ontslag op staande rechtsgeldig is gegeven en wel om de volgende redenen.
4.2.
In de eerste plaats geldt dat het toestaan dat de minderjarige op een matras in de huiskamer kwam slapen niet begrijpelijk is. Het erbij leggen van nog een matras om daar zelf op te kunnen rusten acht het Gerecht nog minder begrijpelijk, zeker in aanmerking genomen dat de minderjarige te kampen had met seksueel deviant gedrag. Niet belangrijk is dat de werknemer rugklachten heeft en daarom wilde gaan liggen. Als de pijn te veel zou zijn geworden had zij daarvan de werkgever in kennis moeten stellen door zich ziek te melden en vervolgens naar huis te gaan. Het is immers moeilijk voorstelbaar dat de werknemer haar toezichthoudende taak correct kan uitvoeren als ze zoveel pijn had dat ze moest gaan liggen.
4.3.
Verder kan het Gerecht niet plaatsen dat de werknemer met de minderjarige een goed gesprek is aangegaan omdat hij zoveel problemen had. Het was de bedoeling dat de minderjarige zou slapen en niet met haar een gesprek zou aangaan, nog daargelaten dat door de werkgever onbetwist is gesteld dat de werknemer niet bevoegd is een dergelijk gesprek aan te gaan omdat zij daarvoor de kwalificaties mist.
4.4.
Ook is duidelijk dat de werknemer in slaap is gevallen terwijl het de bedoeling is dat tijdens de nachtdienst zij wakker blijft om te waken over de veiligheid van de minderjarigen in het gebouw.
4.5.
Tot slot acht het Gerecht van belang dat de werknemer in het logboek geen melding heeft gemaakt van al bovenvermelde aspecten. Zij heeft in het logboek geschreven dat iedereen goed had geslapen en dat is dus niet waar.
4.6.
Dit gedrag maakt duidelijk dat de werknemer in ernstige mate niet de eigenschappen beschikt om haar functie uit te voeren. Ook is duidelijk dat de werknemer haar verplichtingen grovelijk heeft verwaarloosd. Het ontslag op staande voet is dus rechtsgeldig. Hieraan doet niet af dat de werknemer stelt dat zij, omdat de werkgever het ontslag heeft rondverteld op Curaçao, niet meer aan de slag komt. Dat ontkent de werkgever overigens. Het Gerecht overweegt dat weliswaar het ingrijpende gevolg van het ontslag is dat de werknemer geen loon meer ontvangt maar dit gevolg acht het Gerecht minder zwaarwegend dan het belang van de werkgever om de arbeidsovereenkomst door het ontslag op staande voet te beëindigen.
4.7.
De vorderingen van de werknemer worden dus afgewezen en als overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt de werknemer in de proceskosten van de werkgever veroordeeld.
De procedure van de werkgever tegen de werknemer
4.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is sprake van een gewichtige reden, bestaande uit een dringende reden. Dit betekent dat het voorwaardelijk verzoek van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te ontbinden kan worden toegewezen.
4.9.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij dient de werknemer in de proceskosten van de werkgever te worden veroordeeld. Deze worden begroot op nihil nu het verzoek is opgenomen in de conclusie van antwoord in de bodemprocedure en er geen aparte zitting voor is gehouden.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
in de procedure van de werknemer tegen de werkgever
verleent de werknemer gratis admissie,
wijst de verzoeken af,
veroordeelt de werknemer in de kosten van de procedure, aan de zijde van de werkgever begroot op nihil aan verschotten en op NAf 1.000,00 voor salaris gemachtigde,
in de procedure van de werkgever tegen de werknemer
ontbindt de arbeidsovereenkomst, indien op grond van een definitief rechterlijk oordeel blijkt dat deze nog bestaat, wegens een dringende reden met ingang van heden,
veroordeelt de werknemer in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de werkgever begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en is op 15 december 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.