In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 9 oktober 2017 uitspraak gedaan over een verzuimboete die was opgelegd aan belanghebbende wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting voor het jaar 2013. De belanghebbende, een onderneming gevestigd in Curaçao, had een naheffingsaanslag van Naf. 60.000 en een boete van Naf. 9.000 ontvangen. Na bezwaar van de belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag ambtshalve verminderd naar nihil en de boete naar Naf. 2.500. De belanghebbende stelde dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld (avas) omdat er lopende besprekingen waren met de Belastingdienst over fiscale geschilpunten, waardoor zij geen aangifte kon doen. Het Gerecht oordeelde dat er geen sprake was van stelselmatig niet doen van aangifte, aangezien in 2011 geen verzuim was geconstateerd. Het Gerecht matigde de verzuimboete tot Naf. 1.000, omdat de belanghebbende niet om uitstel had verzocht en de aangifte te laat had ingediend. Het beroep tegen de naheffingsaanslag werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen de verzuimboete gegrond werd verklaard. De Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op Naf. 700. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.