ECLI:NL:OGEAC:2017:111

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
1 september 2017
Publicatiedatum
5 september 2017
Zaaknummer
BBZ nr. CUR201500178
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag premie AOV/AWW en omkering van de bewijslast

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 1 september 2017 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag premie AOV/AWW die op 16 januari 2015 was opgelegd over het jaar 2013. De belanghebbende stelde dat zij in dat jaar geen inkomsten had verworven en dat zij in haar levensonderhoud was voorzien door kinderalimentatie van de vader van haar kinderen. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat de belanghebbende niet de vereiste aangifte had gedaan, waardoor de bewijslast omgekeerd en verzwaard werd. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet overtuigend had aangetoond dat de aanslag onjuist was. De verklaring van de belanghebbende dat zij het aangiftebiljet nooit had ontvangen werd ongeloofwaardig geacht, gezien andere stukken die haar wel hadden bereikt. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur de aanslag naar redelijkheid moest opleggen, en dat de ontvangen kinderalimentatie in mindering moest worden gebracht op het door de Inspecteur vastgestelde inkomen. Uiteindelijk werd de aanslag verminderd tot een premie inkomen van Naf. 11.500.

Uitspraak

Uitspraak van 1 september 2017
BBZ nr. CUR201500178
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ], wonende in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 16 januari 2015 over het jaar 2013 een aanslag
premie AOV/AWW opgelegd naar een premie inkomen van Naf. 29.117.
1.2
Belanghebbende is op 5 februari 2015 tegen de aanslag in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 10 juli 2015 uitspraak op bezwaar gedaan en is gedeeltelijk
aan het bezwaar tegemoet gekomen.
1.4
Belanghebbende is op 21 augustus 2015 in beroep gekomen tegen de
uitspraak op bezwaar.
1.5
De Inspecteur heeft op 22 augustus 2016 een verweerschrift ingediend.
1.6
Partijen zijn overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) opgeroepen tot het verstrekken van inlichtingen. In dat verband is op 31 augustus 2016 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen [ A ]. Namens belanghebbende is niemand verschenen. Op 21 februari 2017 te Willemstad is belanghebbende, hoewel daartoe op juiste wijze opgeroepen, niemand verschenen en namens de Inspecteur is verschenen [ A ].
1.7
Ter zitting van de meervoudige kamer op 26 april 2017 te Willemstad is namens de Inspecteur verschenen [ A ] en belanghebbende in persoon, bijgestaan door [ B ]. Aan het einde van de zitting is het onderzoek gesloten en is een uitspraak aangekondigd. Daarna is het onderzoek heropend. Belanghebbende is de gelegenheid geboden bewijs te leveren van haar uitgaven. Belanghebbende heeft daarop niet gereageerd. Het Gerecht heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende woont op het adres [ W ] 128 en heeft twee minderjarige kinderen.
2.3
De Inspecteur heeft aan belanghebbende op 1 april 2014 een aangiftebiljet inkomstenbelasting over het jaar 2013 uitgereikt.
2.4
Belanghebbende heeft het hiervoor genoemde aangiftebiljet niet binnen de wettelijke termijn van twee maanden ingediend. Belanghebbende heeft geen uitstel gevraagd voor het indienen van het aangiftebiljet.
2.5
De Inspecteur heeft bij definitieve aanslag het premie inkomen vastgesteld op Naf. 29.117. In de bezwaarfase heeft belanghebbende alsnog een aangiftebiljet ingeleverd waarin een inkomen van nihil is vermeld. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het premie inkomen op basis van CBS-cijfers verminderd naar Naf. 21.037.
2.6
Tot de stukken van het geding behoort een doktersverklaring waaruit blijkt dat belanghebbende op 7 november 2011 geopereerd is aan haar hand.
2.7
De heer Balentien, vader van de twee minderjarige kinderen, heeft een verklaring overgelegd waarin staat dat hij elke maand een bedrag van Naf. 700 aan kinderalimentatie aan belanghebbende geeft en dat hij daarnaast geldbedragen bijdraagt voor kleding en schoenen van de kinderen.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de aanslag tot het juiste bedrag is opgelegd.
3.2
Belanghebbende stelt dat zij in het jaar 2013 geen inkomsten heeft verworven en dat zij in dat jaar geholpen werd door haar familie en voorts in haar levensonderhoud heeft voorzien door kinderalimentatie van de vader van haar kinderen. Belanghebbende is sinds 2012 werkloos wegens een operatie aan haar rechterhand. Volgens belanghebbende heeft zij nooit een aangiftebiljet ontvangen. De Inspecteur stelt dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan in de zin van artikel 30, lid 6 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL), zodat de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard. Belanghebbende heeft volgens de Inspecteur niet overtuigend bewezen dat de aanslag onjuist is en het inkomen is volgens de Inspecteur niet onredelijk hoog vastgesteld.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

4.1
Vaststaat dat belanghebbende niet tijdig aangifte heeft gedaan. Belanghebbende heeft als verklaring daarvoor opgegeven dat zij het aangiftebiljet nooit heeft ontvangen. Het Gerecht acht die verklaring ongeloofwaardig, met name gelet op het feit dat andere stukken zoals de aanslag en de uitspraak op bezwaar belanghebbende wel bereikt hebben. Dat betekent dat het Gerecht van oordeel is dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan als bedoeld in artikel 30, lid 6 ALL, zodat de bewijslast wordt verzwaard en omgekeerd. Belanghebbende moet dan overtuigend aantonen dat de door de Inspecteur opgelegde aanslag onjuist is. Daarin is belanghebbende naar het oordeel van het Gerecht niet geslaagd. De omstandigheid dat ze in 2011 geopereerd is aan haar hand en de verklaring van de heer Balentien zijn daarvoor onvoldoende.
4.2
De omkering en verzwaring van de bewijslast, ontslaat de Inspecteur nog niet van de verplichting om de aanslag naar redelijkheid op te leggen. De Inspecteur heeft in de uitspraak op bezwaar het inkomen vastgesteld op basis van CBS-cijfers. Het uitgaan van CBS-cijfers acht het Gerecht op zich redelijk. Echter, belanghebbende heeft onweersproken gesteld, en de heer Balentien heeft dat schriftelijk en mondeling bevestigd, dat zij elke maand Naf. 700 kinderalimentatie van de heer Balentien verkreeg en dat hij daarnaast nog andere kosten voor de kinderen voor zijn rekening nam. Het Gerecht acht het redelijk om ter vaststelling van het premie inkomen de van de heer Balentien ontvangen bedragen in mindering te brengen op het door de Inspecteur vastgestelde inkomen. Gelet hierop stelt het Gerecht het premie inkomen in redelijkheid vast op Naf. 11.500.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de aanslag premie AOV/AWW tot een naar een premie inkomen van Naf. 11.500.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen, voorzitter, mr. drs. M.M. de Werd en mr. W.C.E. Winfield, leden en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 september 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De voorzitter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).