In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 1 september 2017 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag premie AOV/AWW die op 16 januari 2015 was opgelegd over het jaar 2013. De belanghebbende stelde dat zij in dat jaar geen inkomsten had verworven en dat zij in haar levensonderhoud was voorzien door kinderalimentatie van de vader van haar kinderen. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat de belanghebbende niet de vereiste aangifte had gedaan, waardoor de bewijslast omgekeerd en verzwaard werd. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet overtuigend had aangetoond dat de aanslag onjuist was. De verklaring van de belanghebbende dat zij het aangiftebiljet nooit had ontvangen werd ongeloofwaardig geacht, gezien andere stukken die haar wel hadden bereikt. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur de aanslag naar redelijkheid moest opleggen, en dat de ontvangen kinderalimentatie in mindering moest worden gebracht op het door de Inspecteur vastgestelde inkomen. Uiteindelijk werd de aanslag verminderd tot een premie inkomen van Naf. 11.500.