In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 september 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de opposant, die in staat van faillissement was verklaard. De opposant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. O.A. Martina, verzocht om vernietiging van het vonnis van 19 september 2016, waarbij hij op verzoek van de curator mr. V.P. Maria in staat van faillissement was verklaard. De opposant voerde aan dat hij openheid van zaken had gegeven in een strafprocedure over USD 11 miljoen die uit de boedel van de failliete Banco Maracaibo N.V. was verdwenen. Hij betwistte de steunvorderingen van Giro Bank N.V. en stelde dat er geen sprake was van vluchtgevaar.
De rechter oordeelde dat het verzet tegen de faillietverklaring ontvankelijk was, maar dat de vordering van de geopposeerde niet was betwist. De curator meldde dat er verschillende vorderingen waren ingediend, waaronder door de Ontvanger en Giro Mandate. De opposant gaf aan niet in staat te zijn de vordering van USD 11 miljoen te betalen, wat leidde tot de conclusie dat hij had opgehouden te betalen. Het verzet tegen de faillietverklaring werd afgewezen, maar het bevel tot verzekerde bewaring werd vernietigd, omdat de opposant had toegezegd zijn medewerking te verlenen aan de verplichtingen uit het Faillissementsbesluit.
De rechter wees erop dat schending van deze verplichtingen kan leiden tot opnieuw bevelen van verzekerde bewaring. De kosten van de procedure werden ten laste van de opposant gesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. S.E. Sijsma en is uitvoerbaar bij voorraad.