ECLI:NL:OGEAC:2016:97

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
5 oktober 2016
Zaaknummer
E.J. no. F. 80347/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot verzekerde bewaring bij vonnis van faillietverklaring

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 september 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de opposant, die in staat van faillissement was verklaard. De opposant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. O.A. Martina, verzocht om vernietiging van het vonnis van 19 september 2016, waarbij hij op verzoek van de curator mr. V.P. Maria in staat van faillissement was verklaard. De opposant voerde aan dat hij openheid van zaken had gegeven in een strafprocedure over USD 11 miljoen die uit de boedel van de failliete Banco Maracaibo N.V. was verdwenen. Hij betwistte de steunvorderingen van Giro Bank N.V. en stelde dat er geen sprake was van vluchtgevaar.

De rechter oordeelde dat het verzet tegen de faillietverklaring ontvankelijk was, maar dat de vordering van de geopposeerde niet was betwist. De curator meldde dat er verschillende vorderingen waren ingediend, waaronder door de Ontvanger en Giro Mandate. De opposant gaf aan niet in staat te zijn de vordering van USD 11 miljoen te betalen, wat leidde tot de conclusie dat hij had opgehouden te betalen. Het verzet tegen de faillietverklaring werd afgewezen, maar het bevel tot verzekerde bewaring werd vernietigd, omdat de opposant had toegezegd zijn medewerking te verlenen aan de verplichtingen uit het Faillissementsbesluit.

De rechter wees erop dat schending van deze verplichtingen kan leiden tot opnieuw bevelen van verzekerde bewaring. De kosten van de procedure werden ten laste van de opposant gesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. S.E. Sijsma en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis
Op het verzoekschrift van
[OPPOSANT], wonende te Curaçao aan de [adres], domicilie kiezende ten kantore van de advocaat mr. O.A. Martina, opposant, strekkende tot vernietiging van het vonnis van dit gerecht van 19 september 2016 waarbij opposant op verzoek van mr. V.P. Maria, curator in het faillissement van Banco Maracaibo N.V., geopposeerde, in staat van faillissement is verklaard.

1.De procedure

Het verzoekschrift is ter zitting van 21 september 2016 behandeld waarbij zijn verschenen en gehoord opposant, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd die mede namens hem het woord heeft gevoerd, geopposeerde mr. V.P. Maria qq en mr. L.G. Da Costa Gomez, curator.
De uitspraak is terstond gedaan.

2.De standpunten

Opposant heeft, ten aanzien van het faillissement, aangevoerd dat door hem reeds openheid van zaken is gegeven in de strafprocedure met betrekking tot de uit de boedel van de failliete Banco Maracaibo N.V. verdwenen USD 11 miljoen. De investeerders aan wie dat geld door hem is geleend zijn tot op heden niet civielrechtelijk aangesproken. Voorts betwist opposant de steunvorderingen van Giro Bank N.V. en stelt dat die vorderingen nog geenszins vaststaan. Ten aanzien van de bevolen gijzeling van opposant heeft hij aangevoerd dat van schenden van de informatieplicht nog geen sprake is, nu hem nog niet is verzocht informatie te verstrekken. Ook zou er geen sprake zijn van vluchtgevaar.
Geopposeerde heeft hiertegen verweer gevoerd waar hierna nader op zal worden ingegaan.

3.De beoordeling

Bij vonnis van 19 september 2016 is opposant in staat van faillissement verklaard.
Het verzet tegen voornoemd vonnis is tijdig ingesteld. Opposant is ontvankelijk in zijn verzoek.
De vordering van geopposeerde is door opposant niet betwist zodat van het bestaan van die vordering kan worden uitgegaan. Dat de investeerders aan wie opposant het geld – naar zijn zeggen – zou hebben geleend, civielrechtelijk niet tot betaling zijn aangesproken, is voor de aansprakelijkheid van opposant niet relevant.
De curator heeft ter zitting gemeld dat er inmiddels verschillende vorderingen zijn ingediend, waaronder door de Ontvanger voor NAf 700.000,- en door Giro Mandate en Totalbank voor onderscheidenlijk USD 3,5 miljoen en USD 56.000,-. Van de zijde van opposant is het bestaan van deze nader ingediende vorderingen niet weersproken. Opposant heeft voorts aangegeven niet in staat te zijn de vordering van USD 11 miljoen van de Banco Maracaibo N.V. te betalen. Uit voorgaande blijkt reeds summierlijk dat sprake is van een situatie waarbij opposant is komen te verkeren in een toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. De stelling van opposant betreffende de Giro Bank N.V. behoeft zodoende geen verdere bespreking. Het verzet tegen de faillietverklaring wordt derhalve afgewezen.
Het verzet treft doel voor wat betreft de verzekerde bewaring, zodat het vonnis in zoverre wordt vernietigd. Daarvoor is redengevend dat opposant heeft toegezegd zijn volledige medewerking te geven in het kader van de verplichtingen die voortvloeien uit het Faillissementsbesluit. De vrees voor het niet nakomen van zijn verplichtingen is daardoor vooralsnog in enige mate gerelativeerd.
Overigens is opposant er op gewezen dat schending van de hiervoor genoemde verplichtingen uit het Faillissementsbesluit kan leiden tot het opnieuw bevelen van de verzekerde bewaring van opposant.
Ten aanzien van de inlichtingenplicht geldt dat ter zitting aan opposant te kennen is gegeven dat de door opposant aan de curator verstrekte informatie, waarvan het bestaan van de wil van opposant afhankelijk is, slechts mag worden gebruikt ten behoeve van het beheer en de vereffening van de failliete boedel en een voortvarende afwikkeling van het faillissement (HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3640, NJ 2013/435).
Nu gebleken is dat opposant rechtsgeldig is opgeroepen voor de zitting van 16 september 2016, dienen de gevolgen van zijn niet-verschijnen voor zijn rekening te komen en dienen de kosten van deze procedure ten laste van opposant te komen.

4.De beslissing

- vernietigt het vonnis van 19 september 2016 (E.J. no. F. 80291/2016) voor wat betreft het bevel tot het in verzekerde bewaring stellen van opposant, zodat opposant uit de verzekerde bewaring wordt ontslagen;
- stelt de verschotten vast op NAf 240,50 en brengt deze ten laste van opposant;
- verklaart het vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 20016, in aanwezigheid van de griffier.