ECLI:NL:OGEAC:2016:76

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
22 augustus 2016
Zaaknummer
BBZ nr. 50743 van 2010
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing en toepassing van de penshonado-regeling in Curaçao

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 26 juli 2016 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belastingplichtige, hierna belanghebbende genoemd, en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had in 2006 zowel binnenlandse als buitenlandse inkomsten genoten, waarbij een deel van deze inkomsten onder de penshonado-regeling viel. De Inspecteur had een aanslag inkomstenbelasting opgelegd, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt. De zaak kwam uiteindelijk voor het Gerecht na een reeks van processtappen, waaronder een beroep tegen de fictieve weigering van de Inspecteur en een zitting waar partijen hun standpunten konden toelichten.

Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende terecht de basiskorting in aanmerking had genomen op het gedeelte van haar wereldinkomen dat niet onder de penshonado-regeling viel. De Inspecteur had de aftrek ter voorkoming van dubbele belastingheffing correct toegepast op de Nederlandse huuropbrengsten van de belanghebbende. Het Gerecht concludeerde dat de aanslag door de Inspecteur reeds was verminderd en handhaafde deze, waarbij het beroep van de belanghebbende gegrond werd verklaard voor het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar, maar ongegrond voor het overige.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de penshonado-regeling en de relevante belastingwetgeving in Curaçao, evenals de procedurele aspecten van belastingzaken. Het Gerecht heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, en er staat hoger beroep open bij het Hof.

Uitspraak

Uitspraak van 26 juli 2016
BBZ nr. 50743 van 2010
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X, woonachtig in Curaçao,
belanghebbende
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 16 mei 2008 een aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2006 opgelegd naar een belastbaar inkomen van Naf 74.710.
1.2
Belanghebbende heeft op 26 mei 2008 tijdig bezwaar aangetekend tegen de aanslag.
1.3
Belanghebbende is op 22 februari 2010 tijdig tegen de fictieve weigering van de Inspecteur in beroep gekomen.
1.4
Met dagtekening 14 mei 2010 heeft de Inspecteur alsnog uitspraak gedaan op het bezwaar en de aanslag conform verzoek verminderd.
1.5
Op 19 februari 2014 heeft de Inspecteur een verweerschrift ingediend.
1.6
Ter zitting van 25 maart 2014 te Willemstad is namens de Inspecteur verschenen drs. A. Belanghebbende is niet verschenen.
1.7
Op 18 december 2015 heeft de Inspecteur een aanvulling op het verweerschrift ingediend.
1.8
Partijen zijn overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) opgeroepen tot het verstrekken van inlichtingen (hierna: comparitie). In dat verband zijn op 24 februari 2016 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen mr. B en namens belanghebbende mr. C. Partijen hebben schriftelijk toestemming gegeven om zonder nadere mondelinge behandeling uitspraak te doen.

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende is een belastingplichtige op wie de penshonado-regeling van artikel 23b Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB 1943) van toepassing is.
2.3
Belanghebbende heeft in 2006 het volgende inkomen genoten:
Binnenlands inkomen(in Naf.)
Huuropbrengsten Penstraat 29.445
Persoonlijke lasten1.641-/-
27.804
Buitenlands inkomen(in Naf.)
Spaarrekeningen 26.397
Rente D 6.239
Huuropbrengsten NL
14.27
46.906
2.4
De Inspecteur heeft op basis van dit inkomen een aanslag inkomstenbelasting opgelegd. Daarbij heeft hij geen rekening gehouden met het verzoek van belanghebbende om in aanmerking te komen voor de penshonado-regeling. Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 14 mei 2010 heeft de Inspecteur de penshonado-regeling alsnog toegepast en de aanslag verminderd tot een bedrag aan verschuldigde belasting van Naf. 5.246. De Inspecteur heeft het bedrag van de verschuldigde belasting in zijn aanvulling op het verweerschrift van 16 december 2015 berekend op Naf. 6.277.
De berekening luidt als volgt:
Binnenlands inkomen (progressief belast) 27.804
inkomstenbelasting 3.069.
Buitenlands inkomen (belast tegen 10%)
46.906
te betalen inkomstenbelasting
4.69
Belastbaar inkomen (27.804+ 46.906) 74.710
inkomstenbelasting 7.759
Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting:
(14.270*/74.710**) x 7.759
1.482 -/-
verschuldigde inkomstenbelasting 6.277
* inkomsten uit in Nederland gelegen onroerende zaak
** wereldinkomen

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

In geschil is of de Inspecteur de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting (hierna atvvdb) op juiste wijze heeft toegepast en of belanghebbende recht heeft op toepassing van (een gedeelte van) de basiskorting. De Inspecteur hanteert bij de berekening van de aftrek ter voorkoming van dubbele belastingheffing als voorkomingsbreuk het buitenlands inkomen uit de in Nederland gelegen onroerende zaak in verhouding tot het wereldinkomen. Belanghebbende hanteert als voorkomingsbreuk het binnenlands inkomen in verhouding tot het wereldinkomen.
Met betrekking tot de basiskorting stelt de Inspecteur dat een belastingplichtige waarvoor de penshonado-regeling geldt geen recht heeft op toepassing daarvan. Belanghebbende stelt dat een gedeelte van zijn inkomsten niet onder de penshonado-regeling valt en dat voor dat gedeelte de basiskorting dient te worden toegepast. De Inspecteur concludeert dat de aanslag eerder te laag dan te hoog is.
Volgens belanghebbende bedraagt het bedrag aan verschuldigde belasting Naf 4.690.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

Vooraf
De penshonado-regeling van artikel 23B LIB 1943 houdt in dat de belastingplichtige die in Curaçao woonachtig is onder bepaalde voorwaarden kan verzoeken dat over zijn inkomen genoten uit buitenlandse bronnen een belastingtarief van 10 percent, opcenten daarbij inbegrepen, wordt toegepast. Partijen zijn het erover eens dat het inkomen dat belast moet worden naar het 10% tarief Naf. 46.906 bedraagt en het inkomen dat naar het progressieve tarief moet worden belast Naf. 27.804 bedraagt.
Toepassing van de basiskorting
4.1
Ingevolge artikel 23E, lid 4 LIB 1943, blijft bij de toepassing van de penshonado-regeling de basiskorting buiten aanmerking. Dat wil naar het oordeel van het Gerecht echter niet zeggen dat in het geval belanghebbende naast buitenlandse inkomensbestanddelen die onder de penshonado-regling vallen andere inkomensbestanddelen heeft, de basiskorting ook ter zake van deze inkomensbestanddelen geen toepassing vindt (vergelijk uitspraak Raad van Beroep voor Belastingzaken van 28 juli 2011, ECLI:NL:ORBBNAA:2011:BR5481).
4.2
De basiskorting moet aldus toegepast worden ter zake van het binnenlands inkomen ofwel Naf. 27.804. De over dit inkomen verschuldigde belasting voor toepassing van de basiskorting bedraagt volgens belanghebbende en volgens de Inspecteur in zijn aanvulling op het verweerschrift Naf. 3.069. Ter zitting heeft de Inspecteur toegelicht dat dit bedrag onjuist is omdat daarbij ten onrechte de opcenten (30%) niet zijn meegenomen. Het bedrag van Naf. 3.069 moet volgens de Inspecteur dan ook gewijzigd worden in Naf. 3.069 +/+ 0,3 x Naf. 3.069. = Naf. 3.989. Het Gerecht acht dit juist.
4.3
De berekening van de verschuldigde belasting vóór toepassing van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting luidt dan:
Inkomstenbelasting over 27.804: 3.989
Basiskorting
1.548 -/-
2.441
Echter, in artikel 23E, lid 9, LIB 1943 is bepaald dat over de progressief belaste inkomsten minimaal 10% belasting geheven wordt, dus in casu: Naf. 2.780. Dat betekent dat van de basiskorting Naf. 1.209 in aanmerking genomen kan worden. De in totaal verschuldigde belasting, voor toepassing van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting bedraagt dan: Naf. 2.780 +/+ 4.690 = 7.470.
Toepassing van de aftrek ter voorkoming van dubbele belastingheffing
4.4
Het buitenlands inkomen van belanghebbende bestaat uit Nederlandse huuropbrengsten (Naf. 14.270), inkomsten uit Nederlandse spaartegoeden (Naf. 26.397) en rente- inkomsten van een lening van belanghebbende aan D (Naf. 6.239). De Nederlandse huuropbrengsten worden ingevolge artikel 4 van de Belastingregeling voor het Koninkrijk (hierna: BRK) voor de heffing van inkomstenbelasting aan Nederland toegewezen en rente inkomsten op grond van artikel 13 BRK aan Curaçao. Dat betekent dat Curaçao atvvdb moet verlenen over de Nederlandse huurinkomsten.
Artikel 24, lid 1 BRK voorziet in deze voorkoming van dubbele belastingheffing.
Ingevolge artikel 24, lid 1 van de BRK kan het land van inwoning (Curaçao) in het inkomen of vermogen begrijpen, de bestanddelen welke mogen worden belast in een van de andere landen (Nederland) met dien verstande, dat op de berekende belasting (Naf. 7.470) een vermindering wordt toegepast welke gelijk is aan het bedrag dat tot die belasting in dezelfde verhouding staat als het totaal van de bestanddelen, welke in laatstbedoeld land (Nederland) mogen worden belast (Naf. 14.270), staat tot het totale belastbare inkomen of vermogen (Naf. 74.710).
Het bedrag van de atvvdb = (14.270/74.710)*7.470 = 1.426. De verschuldigde belasting bedraagt dan 7.470 -/- 1.426 = 6.044. Nu de Inspecteur de aanslag reeds verminderd heeft naar Naf 5.246, handhaaft het Gerecht de aanslag.
4.5
Gelet op hetgeen vermeld is in 1.3 is het beroep gegrond.

5.BESLISSING

Het Gerecht
- verklaart het beroep gegrond voor zover het ziet op het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. W.J. Noordhuizen en mr. D.J. Jansen leden van het Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2016, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).