ECLI:NL:OGEAC:2016:55

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
3 augustus 2016
Zaaknummer
BBZ nr. 68647 van 2014
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag AVBZ en premieplichtigheid van inwoner van Curaçao die werkzaamheden in Nederland verricht

In deze zaak gaat het om een inwoner van Curaçao die in 2011 langer dan 183 dagen in Nederland verbleef en daar 80% van zijn werkzaamheden verrichtte. Hij heeft over zijn loon in Nederland loonbelasting en premies afgedragen, maar ook in Curaçao een aanslag premieheffing AVBZ ontvangen. De belanghebbende betwist de aanslag en stelt dat hij op basis van de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) en het Landsbesluit beperking kring der verzekerden AVBZ niet premieplichtig is. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelt dat de BRK niet van toepassing is op de premieheffing en dat de belanghebbende niet verzekerd is onder de AVBZ, omdat hij 80% van zijn werkzaamheden buiten de Nederlandse Antillen verricht. Het Gerecht vernietigt de aanslag AVBZ en verklaart het beroep gegrond. De uitspraak werd gedaan op 18 mei 2016 door een meervoudige kamer van het Gerecht, waarbij de griffier aanwezig was. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof.

Uitspraak

Uitspraak van 18 mei 2016
BBZ nr. 68647 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X, woonachtig in Curaçao,
belanghebbende
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 10 mei 2013 een aanslag AVBZ opgelegd over het jaar 2011.
1.2
Belanghebbende is op 23 mei 2013 tegen de aanslag in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft met dagtekening 4 april 2014 uitspraak op bezwaar gedaan en de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 3 juni 2014 in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar.
1.5
De Inspecteur heeft op 11 februari 2016 een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft daarop gereageerd bij brief met bijlagen van 23 februari 2016.
1.6
Partijen zijn overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) opgeroepen tot het verstrekken van inlichtingen. In dat verband zijn op 24 februari 2016 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen mr. A en belanghebbende, bijgestaan door mr. B. Partijen hebben toestemming gegeven om zonder nadere mondelinge behandeling uitspraak te doen.

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende is inwoner van Curaçao. Hij verbleef in 2011 langer dan 183 dagen in Nederland. Hij is werkzaam bij Y Curaçao. In 2011 verrichtte belanghebbende zijn werkzaamheden voor 80% vanuit het Y kantoor in Nederland. Hij heeft in het onderhavige jaar over 80% van zijn loon loonbelasting en premies afgedragen in Nederland en over 20% van zijn loon loonbelasting en premies in Curaçao.
2.3
Het Nederlandse loon bedroeg volgens de tot de gedingstukken behorende jaaropgaaf 99.303 Euro, waarop 40.899 Euro aan loonheffing is ingehouden. In Curaçao is aan belanghebbende een aanslag premieheffing AVBZ opgelegd van Naf. 3.175, behorend bij een premie inkomen van Naf. 158.759.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

In geschil is de vraag of de aanslag AVBZ terecht is opgelegd. Belanghebbende meent van niet en doet daarbij een beroep op artikel 15, lid 3 van de Belastingregeling voor het Koninkrijk (hierna: BRK). De aanslag inkomstenbelasting is op grond van die bepaling vernietigd en dan dient de aanslag AVBZ volgens belanghebbende ook vernietigd te worden. Bovendien beroept belanghebbende zich op artikel 2, lid 2, letter a van het Landsbesluit beperking kring der verzekerden AVBZ. Nu belanghebbende zowel in Curaçao als in Nederland in loondienst arbeid heeft verricht is hij op basis van die bepaling geen premie AVBZ verschuldigd. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de BRK slechts van toepassing is op belastingen die in artikel 3 BRK worden genoemd en dus niet geldt voor de premies AVBZ. Belanghebbende is ingezetene in de zin van artikel 4 van de Landsverordening AVBZ (hierna: LAVBZ) en om die reden is hij verzekerd en derhalve ook premieplichtig voor de AVBZ. De aanslag AVBZ is volgens de Inspecteur dan ook terecht opgelegd.
Indien het Gerecht oordeelt dat belanghebbende premieplichtig is voor de AVBZ dan wordt de hoogte van de aanslag niet door belanghebbende betwist.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

4.1
Het Gerecht stelt voorop dat artikel 15, lid 3 BRK hier toepassing mist, omdat de BRK ingevolge artikel 3 BRK niet geldt voor de premieheffing.
4.2
In artikel 20, lid 1 LAVBZ is bepaald dat premies AVBZ worden geheven van verzekerden. Verzekerden zijn aldus premieplichtig. Dat betekent dat van belang is om te onderzoeken of belanghebbende verzekerde is in de zin van de LAVBZ.
4.3
Ingevolge artikel 4, lid 1 LAVBZ wordt als verzekerde in de zin van de LAVBZ aangemerkt degene die ingezetene is en degene die geen ingezetene is doch ter zake van de in de Nederlandse Antillen verrichte arbeid aan loonbelasting is onderworpen. In artikel 4, lid 2 LAVBZ is bepaald dat bij landsbesluit, in afwijking van het eerste lid, uitbreiding dan wel beperking kan worden gegeven aan de kring der verzekerden. Daaraan is uitvoering gegeven in het Landsbesluit beperking kring verzekerden AVBZ. Artikel 2 van dit Landsbesluit luidt:
‘1. Niet verzekerd ingevolge de landsverordening is de ingezetene die uitsluitend buiten de Nederlandse Antillen arbeid verricht.
2. Verricht de betrokkene zowel in de Nederlandse Antillen als daarbuiten arbeid dan is hij niet verzekerd ingevolge de landsverordening, indien hij:
a. buiten de Nederlandse Antillen in loondienst arbeid verricht; dan wel
b. niet overeenkomstig het gestelde in artikel 4, eerste lid, van de landsverordening ingezetene is, tenzij hij in Nederlandse Antillen in loondienst werkzaam is.’
4.4
Niet in geschil is dat belanghebbende ingezetene is van Curaçao en dat hij deels binnen en deels buiten de Nederlandse Antillen arbeid in loondienst verricht. In dat geval is op basis van de duidelijke tekst van de bepaling, artikel 2, lid 2, letter a van het Landsbesluit op hem van toepassing en dat betekent dat hij niet als verzekerde kan worden aangemerkt.
4.5
Het Gerecht onderkent dat deze uitleg afwijkt van die in de Nota van Toelichting behorende bij het Landsbesluit beperking kring verzekerden AVBZ (hierna: de Nota). Daarin staat dat artikel 2 van het Landsbesluit met zich meebrengt dat de ingezetene, die zowel buiten als in de Nederlandse Antillen arbeid, enkel in loondienst of als zelfstandige, verricht, verzekerd is. Naar het oordeel van het Gerecht vindt deze uitleg geen steun in de tekst van de bepaling en evenmin in de ratio ervan. Die ratio is, zo staat beschreven in de Nota, dat men is aangewezen op de verzekering van het land waar wordt gewerkt en dat primair het land waar wordt gewerkt de verantwoordelijkheid draagt voor een voorziening voor het geval de arbeid en daarmee de inkomensvoorziening door bepaalde risico’s wegvalt. Die ratio brengt naar het oordeel van het Gerecht met zich mee dat belanghebbende, die 80% van de arbeid in loondienst buiten de Nederlandse Antillen verricht, niet in Curaçao maar in Nederland als verzekerde dient te worden aangemerkt. Dat betekent dat belanghebbende niet in Curaçao, maar in Nederland premieplichtig is. Dit standpunt is blijkbaar ook ingenomen in Nederland, nu op het aldaar verdiende loon loonheffing, bestaande uit onder meer premies AWBZ, is ingehouden.
4.6
Het voorgaande houdt in dat belanghebbende in het gelijk wordt gesteld en het beroep gegrond is.

5.BESLISSING

Het Gerecht
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de aanslag AVBZ.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. W.C.E. Winfield en mr. P.A.H. Lemaire, leden van het Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 mei 2016, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).