ECLI:NL:OGEAC:2016:44

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
1 augustus 2016
Zaaknummer
BBZ nr. 69008 van 2014
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en uitdeling van verzekeringsuitkering

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting. De belanghebbende, woonachtig in Curaçao, had te laat een bezwaarschrift ingediend tegen een navorderingsaanslag die hem was opgelegd over het jaar 2008. De Inspecteur der Belastingen had de aanslag gehandhaafd en het bezwaar van de belanghebbende niet ontvankelijk verklaard. De belanghebbende stelde dat hij pas later kennis had genomen van de aanslag, maar kon niet aannemelijk maken dat hij zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk bezwaar had ingediend. Het Gerecht oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat de Inspecteur het bezwaar terecht niet ontvankelijk had verklaard. Hierdoor kwam het Gerecht niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak.

Daarnaast was er een geschil over de vraag of de verzekeringsuitkering die de belanghebbende had ontvangen, moest worden aangemerkt als een uitdeling en of deze uitdeling tot het belastbaar inkomen van 2008 behoorde. De belanghebbende stelde dat hij juridisch eigenaar was van de beschadigde appartementen en dat de uitkering aan hem was gedaan. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat de uitkering een uitdeling vormde omdat de NV economisch eigenaar was van de appartementen. Het Gerecht heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de belanghebbende niet in verzuim was, maar dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 18 mei 2016
BBZ nr. 69008 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X, woonachtig in Curaçao,
belanghebbende
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 15 februari 2013 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting opgelegd over het jaar 2008.
1.2
Belanghebbende is op 12 december 2013 tegen de aanslag in bezwaar gekomen.
1.3
Met dagtekening 9 mei 2014 heeft de Inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan en de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 27 juni 2014 tijdig in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar.
1.5
Op 18 februari 2016 heeft de Inspecteur een verweerschrift ingediend.
1.6
Partijen zijn overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) opgeroepen tot het verstrekken van inlichtingen. In dat verband zijn op 24 februari 2016 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen mr. A. Belanghebbende is verschenen vergezeld van mr. B verbonden aan Y. Partijen hebben toestemming gegeven om zonder nadere mondelinge behandeling uitspraak te doen.

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Aan belanghebbende is een taxatieve aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van Naf. 25.000.
2.3
Belanghebbende en zijn echtgenote zijn beiden directeur en grootaandeelhouder van Z NV. Deze NV verhuurt appartementen, verricht taxi- en tourwerkzaamheden en verricht activiteiten met betrekking tot het omwisselen van US-dollars.
2.4
Bij Z NV is in of rond 2011 een boekenonderzoek ingesteld, waarvan op 9 maart 2012 een rapport is opgemaakt. Voor zover van belang is in het rapport vermeld:
‘4.3.1.3 Commissie ontvangsten
Tijdens het boekenonderzoek is geconstateerd dat belastingplichtige in de jaren 2008 en 2009 omzet heeft gegenereerd met “Credit Card Toerisme”.
(….)
Belastingplichtige heeft deze commissieontvangsten niet aangegeven.
(…)
Correctie creditcard kosten 2008: 8.751 (….)
De correcties worden aan de digra’s toegekend.
De bedragen welk als correcties zijn genoemd hebbende NV verlaten en zijn aan de digra’s toegekend. De digra’s zijn hierdoor in hun hoedanigheid als aandeelhouder bevoordeeld. Zowel de NV als de aandeelhouders waren zich bewust of hadden redelijk bewust kunnen zijn van deze bevoordeling. Ik stel u daarom voor deze bedragen als winstuitkering aan de digra’s aan te merken. (…).’
‘4.3.2. Diverse baten.
In het jaar 2007 is er een brand uitgebroken in de appartementen. Bij deze brand is appartement D geheel afgebrand en is er bij appartement C brand-, rook- en waterschade geconstateerd. In het jaar 2008 is er een verzekeringsuitkering ontvangen van 163.688. Dit bedrag is niet in de boekhouding opgenomen. Dit bedrag wordt gecorrigeerd als bijzondere baten.
Dit bedrag heeft de NV verlaten en is aan de digra’s toegerekend. De digra’s zijn hierdoor in hun hoedanigheid als aandeelhouders bevoordeeld. Zowel de NV als de aandeelhouders waren zich bewust of hadden redelijk bewust kunnen zijn van deze bevoordeling. Ik stel u daarom voor deze bedragen als winstuitkering aan de digra’s aan te merken.
(…..).’
2.5
De inspecteur heeft overeenkomstig de hiervoor vermelde bevindingen van de controleambtenaar aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting opgelegd. Daarbij is naast het bij primitieve aanslag vastgestelde belastbaar inkomen van Naf. 25.000 een uitdeling van Naf. (163.688 +/+ Naf. 8.751)/2 ofwel Naf. 86.219 als dividenduitkering in aanmerking genomen. De andere helft is aan de echtgenote van belanghebbende toegerekend.
2.6
Tot de stukken van het geding behoort een kopie met als opschrift ‘Payment’, waarin staat dat op 21 juni 2007 via een cheque een bedrag van Naf. 150.100 aan mrs. En mr. X is uitgekeerd. Het geschrift is ondertekend door Royal & SunAlliance Insurance (Antilles) N.V.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

In geschil is de vraag of het bezwaar ontvankelijk is, of ter zake van het ontvangen van de verzekeringsuitkering sprake is van een uitdeling en zo ja, of die uitdeling tot het belastbaar inkomen van 2008 behoort.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het bezwaar ontvankelijk is omdat hij de aanslag niet heeft ontvangen en hij zich pas bewust werd van de aanslag op het moment dat de ontvanger inningsmaatregelen trof. Volgens belanghebbende is de verzekeringsuitkering aan hem uitgekeerd omdat hij juridisch eigenaar was van de door brand beschadigde appartementen en steeds de premies voor de brandverzekering betaald heeft. Bovendien vindt belanghebbende dat, als al sprake is van een uitdeling, die moet worden toegerekend aan 2007 omdat toen de verzekeringsuitkering heeft plaatsgevonden.
De Inspecteur stelt dat het bezwaar niet ontvankelijk is omdat het na de tweemaandstermijn is ingediend. De verzekeringsuitkering aan belanghebbende vormt volgens de Inspecteur een uitdeling omdat Z NV economisch eigenaar was van de door brand beschadigde appartementen en dus recht had op die uitkering. De omstandigheid dat de verzekeringsuitkering heeft plaatsgevonden in 2007 leidt er volgens de Inspecteur niet toe dat de uitdeling ook in 2007 heeft plaatsgevonden.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

4.1
Ontvankelijkheid bezwaar
4.1.1
Ingevolge artikel 29, lid 1 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen kan de belastingplichtige binnen twee maanden na dagtekening van de aanslag een bezwaar indienen bij de Inspecteur. Belanghebbende heeft het bezwaarschrift na die termijn en dus te laat ingediend. In dat geval blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond van termijnoverschrijding achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest. De indiener is niet in verzuim indien hij, zonder daar zelf schuld aan te hebben, pas later heeft kennisgenomen van de aanslag en hij vervolgens zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is bezwaar heeft aangetekend. In beginsel kan in dit verband een termijn van een maand als ‘zo spoedig mogelijk’ worden aangemerkt ( zie Raad van beroep voor Belastingzaken 23 juli 2012 ECLI:NL:ORBBNAA:2012:BX4934).
4.1.2
Belanghebbende heeft ter zitting aangevoerd dat hij pas bekend is geworden met de aanslag op het moment dat de Ontvanger overging tot inningsmaatregelen. Maar op de vraag ter zitting op welk tijdstip dat dan was antwoordde belanghebbende dat hij dat niet wist. Belanghebbende heeft hiermee niet gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt dat hij zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk was, bezwaar heeft ingediend. De termijnoverschrijding is dan ook niet verschoonbaar en de Inspecteur heeft het bezwaar terecht niet ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat het Gerecht niet meer toekomt aan een inhoudelijke behandeling.

5.BESLISSING

Het Gerecht verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. W.C.E. Winfield en mr. P.A.H. Lemaire, leden van het Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 mei 2016, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).