In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen X N.V., gevestigd in Curaçao, en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, een NV waarvan de enige aandeelhouder een pand huurt, kreeg naheffingsaanslagen winstbelasting en vergrijpboetes opgelegd over de jaren 2009 en 2010. De Inspecteur stelde dat er een aanzienlijk verschil was tussen de door belanghebbende betaalde huurprijs van Naf. 15.000 per jaar en de zakelijke huurwaarde van Naf. 49.755, zoals vastgesteld in een taxatierapport. Dit verschil werd door de Inspecteur aangemerkt als een bevoordeling van de aandeelhouder, wat leidde tot een correctie van de winst van de NV.
Belanghebbende betwistte de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes, stellende dat de huurprijs zakelijk was en dat de Inspecteur geen bewijs had geleverd voor de opgelegde boetes. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de huurprijs onzakelijk laag was en dat de belanghebbende en haar aandeelhouder zich bewust waren van de bevoordeling. De naheffingsaanslagen werden dan ook in stand gehouden, maar de vergrijpboetes werden vernietigd omdat de Inspecteur niet had aangetoond dat er sprake was van opzet of grove schuld.
Het Gerecht concludeerde dat de Inspecteur de winst terecht had verhoogd met het verschil tussen de zakelijke huur en de werkelijk betaalde huur. De uitspraak bevatte ook bepalingen over proceskosten, waarbij de Inspecteur werd veroordeeld in de kosten van de belanghebbende. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.