Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
“niet nader te noemen in Nederland woonachtige belastingplichtigen”.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om een verzoek tot internationale inlichtingenuitwisseling op basis van artikel 62 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen. De belanghebbende, een onderneming gevestigd in Curaçao, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister van Financiën om inlichtingen te verstrekken aan de Nederlandse belastingautoriteiten. De belanghebbende stelt dat de Minister onrechtmatig heeft gehandeld, onder andere omdat Nederlandse belastingambtenaren betrokken waren bij het verzoek en omdat er sprake zou zijn van een fishing expedition. De Minister daarentegen is van mening dat hij de inlichtingen rechtmatig heeft uitgewisseld en dat aan alle wettelijke vereisten is voldaan.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat het verzoek om inlichtingen op 9 mei 2014 is gedaan en dat de Minister op 5 januari 2015 heeft besloten om de gevraagde informatie te verstrekken. De belanghebbende heeft geen schade kunnen aantonen die voortvloeit uit het handelen van de Minister, waardoor het Gerecht oordeelt dat er geen rechtens te respecteren belang meer is. De belanghebbende heeft verzocht om een principiële uitspraak, maar het Gerecht concludeert dat dit niet leidt tot ontvankelijkheid van het beroep. Uiteindelijk heeft het Gerecht het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de belanghebbende geen belang meer had bij de zaak, nu de inlichtingen al waren verstrekt en er geen schade was aangetoond.
De uitspraak werd gedaan op 22 november 2016 door een meervoudige kamer van het Gerecht, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof.