ECLI:NL:OGEAC:2016:154

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
13 februari 2017
Zaaknummer
BBZ nrs. 72258 en 72623 van 2015
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van belastingaanslagen door de Inspecteur

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 26 juli 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van belastingaanslagen door de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, die inmiddels is overleden, had bezwaar aangetekend tegen aanslagen in de inkomstenbelasting en premies AVBZ voor het jaar 2012, maar dit bezwaar was door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. De belanghebbende had de aanslagen ontvangen op 27 juni 2014 en had op 16 september 2014 bezwaar gemaakt. De Inspecteur verklaarde de bezwaren op 5 december 2014 niet-ontvankelijk, waarna de belanghebbende op 2 februari 2015 in beroep ging.

Tijdens de zitting op 14 juni 2016 werd door de gemachtigde van de belanghebbende verklaard dat de belanghebbende leed aan een ernstige ziekte, wat als reden voor de te late indiening van het bezwaar werd opgevoerd. Het Gerecht oordeelde echter dat niet aannemelijk was gemaakt dat de belanghebbende door zijn ziekte niet in staat was om tijdig bezwaar aan te tekenen. De overschrijding van de termijn werd niet verschoonbaar geacht, waardoor de Inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Het Gerecht merkte op dat de aanslagen in de beroepsfase waren verminderd naar een belastbaar/premie inkomen van Naf. 23.969. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en werd de uitspraak gedaan door de voorzitter en twee leden van het Gerecht, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

Uitspraak van 26 juli 2016
BBZ nrs. 72258 en 72623 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X,wonende te Curaçao,
belanghebbende
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening van 27 juni 2014 aanslagen in de inkomstenbelasting (IB), en premies AVBZ voor het jaar 2012 opgelegd naar een belastbaar/premie inkomen van Naf. 47.942.
1.2
Belanghebbende is op 16 september 2014 tegen de aanslagen in bezwaar gekomen. Bij uitspraken op bezwaar van 5 december 2014 heeft de Inspecteur de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
1.3
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar op 2 februari 2015 in beroep gekomen. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4
Partijen zijn overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) uitgenodigd tot het verstrekken van inlichtingen. In dat verband zijn op 14 juni 2016 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen mr. A en namens belanghebbende B. Op de zitting is door B aan het Gerecht medegedeeld dat belanghebbende inmiddels is overleden. B is door de echtgenote van belanghebbende gemachtigd om ook namens hem op te treden. Samen met deze zaak zijn de zaken van de echtgenote van belanghebbende, C (BBZ nummers 72111 t/m 72113) behandeld.
1.5
Partijen hebben overeenkomstig artikel 8b van de LBB schriftelijk toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder mondelinge behandeling van de zaken.

2.BEOORDELING VAN HET BEROEP

2.1
In artikel 29, lid 1, van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (verder: ALL) is geregeld dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, of tegen een ingevolge deze landsverordening door de Inspecteur genomen voor bezwaar vatbare beschikking, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet of van het ter post bezorgde of uitgereikte afschrift van de beschikking een gemotiveerd bezwaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
2.2
Het bezwaar tegen de aanslagen is buiten de wettelijke termijn van twee maanden als bedoeld in artikel 29, lid 1, van de ALL ingediend. Als reden voor de te late indiening van de bezwaarschriften heeft de gemachtigde van belanghebbende ter zitting desgevraagd verklaard dat belanghebbende leed aan een ernstige ziekte. Het Gerecht is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende door zijn ziekte niet in staat is geweest tijdig bezwaar aan te tekenen. Het Gerecht acht de overschrijding dan ook niet verschoonbaar, zodat de Inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft geacht.
2.3
Het Gerecht merkt ten overvloede nog op dat in de beroepsfase de aanslagen zijn verminderd naar een belastbaar/premie inkomen van Naf. 23.969.
2.4
Het vorenstaande leidt ertoe dat als volgt moet worden beslist.

3.BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
- verklaart het beroep inzake de aanslagen in de inkomstenbelasting, en premie AVBZ ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen, voorzitter, mr. drs. M.M. de Werd en mr. W.C.E. Winfield, leden en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 januari 2014, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).