ECLI:NL:OGEAC:2016:152
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding in belastingzaken en niet-ontvankelijkheid van beroep
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om een beroep tegen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende, X N.V., is opgelegd. De naheffingsaanslag werd op 28 februari 2014 opgelegd voor het jaar 2012. Belanghebbende heeft tijdig bezwaar aangetekend, maar de Inspecteur der Belastingen heeft op 19 september 2014 de aanslag gehandhaafd. Hierop heeft belanghebbende op 18 november 2014 beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 14 april 2016 was belanghebbende niet aanwezig, maar de Inspecteur was vertegenwoordigd door mr. A. Beide partijen hebben schriftelijk toestemming gegeven om de mondelinge behandeling achterwege te laten.
Het Gerecht heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de Inspecteur in de beroepsfase tegemoet is gekomen aan de bezwaren van belanghebbende door de aanslag te vernietigen. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten, stellende dat de Inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld door het bezwaar te handhaven, wat heeft geleid tot extra kosten voor het inschakelen van een deskundige.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat het bevoegd is om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten, nu de wettelijke grondslag hiervoor in de Landsverordening op het beroep in belastingzaken is geregeld. De proceskosten zijn vastgesteld op Naf. 700, gebaseerd op de forfaitaire berekening zoals voorgeschreven in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan op 23 juni 2016 door de voorzitter en twee leden van het Gerecht, en belanghebbende heeft de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.