ECLI:NL:OGEAC:2016:151

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
10 februari 2017
Zaaknummer
BBZ nrs. 70985 en 70987 van 2014
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Correcties en vergrijpboetes in belastingzaken van X Holding N.V. tegen de Inspecteur der Belastingen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in het beroep van X Holding N.V. tegen de Inspecteur der Belastingen. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de winstbelasting voor de jaren 2009 en 2010, waarbij vergrijpboetes van 25% zijn opgelegd. De belanghebbende, X Holding N.V., heeft bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslagen en de boetes, maar deze zijn bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd. Tijdens de zitting op 15 april 2016 is vastgesteld dat partijen schriftelijk toestemming hebben gegeven om de mondelinge behandeling achterwege te laten.

De belanghebbende heeft als ondernemingsactiviteit het beheer van aandelen en vermogen, en de aandelen worden voor 100% gehouden door mevrouw C. De Stichting Belastingaccountantsbureau (SBAB) heeft een boekenonderzoek uitgevoerd, waaruit correcties zijn voorgesteld. De belanghebbende heeft voor beide jaren nihil aangiften gedaan, en de Inspecteur heeft naheffingsaanslagen opgelegd op basis van de voorgestelde correcties.

In het geschil is de vraag aan de orde of de correcties terecht zijn en of de vergrijpboeten moeten vervallen. Het Gerecht oordeelt dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de opgevoerde kosten zakelijk zijn. De uitgaven aan giften zijn niet met bewijsstukken gestaafd, en bij de investeringsaftrek is verzuimd de waarde van de ondergrond in mindering te brengen. Het Gerecht acht de opgelegde vergrijpboete van 25% passend en geboden. De uitspraak concludeert met de vermindering van de naheffingsaanslagen en de vergrijpboeten.

Uitspraak

Uitspraak van 8 juli 2016
BBZ nrs. 70985 en 70987 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X HOLDING N.V.,gevestigd te Curaçao,
belanghebbende
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 17 januari 2014 voor de jaren 2009 en 2010 naheffingsaanslagen in de winstbelasting opgelegd naar een belastbare winst van respectievelijk Naf. 37.262 en Naf. 60.598. Gelijktijdig met de aanslagen zijn voor beide jaren vergrijpboetes opgelegd van 25 percent voor respectievelijk Naf.3.213 (2009) en Naf. 5.226 (2010).
1.2
Belanghebbende is op 20 februari 2014 tegen de aanslagen en de boeten in bezwaar gekomen.
1.3
Bij uitspraken op bezwaar van 9 september 2014 zijn de naheffingsaanslagen en de boeten gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar op 7 november 2014 in beroep gekomen. De Inspecteur heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
1.5
Abusievelijk zijn partijen opgeroepen tot het bijwonen van een reguliere zitting. Ter zitting van 15 april 2016 is aan partijen medegedeeld dat door de griffie per ongeluk een verkeerde oproeping is verstuurd en dat partijen overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) uitgenodigd zijn tot het verstrekken van inlichtingen. In dat verband zijn op 15 april 2016 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen A LLM en namens belanghebbende B.
1.6
Partijen hebben overeenkomstig artikel 8b van de LBB schriftelijk toestemming gegeven om de mondelinge behandeling van de zaak achterwege te laten.

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende weersproken.
2.2
Belanghebbende heeft als ondernemingsactiviteit het beheer van aandelen en vermogen. De aandelen van belanghebbende worden voor 100 percent gehouden door mevrouw C (hierna mevrouw C).
2.3
Belanghebbende vormt samen met X Management N.V. (dochtermaatschappij) een fiscale eenheid voor de winstbelasting. De dochtermaatschappij is maat in de maatschap Y en ontvangt hiervoor een winstaandeel. Mevrouw C is in loondienst bij X Management N.V.
2.4
De Stichting Belastingaccountantsbureau (SBAB) heeft voor de jaren 2007 tot en met 2010 bij belanghebbende een boekenonderzoek verricht. Naar aanleiding van dit boekenonderzoek heeft SBAB een rapport met bevindingen uitgebracht. Een afschrift van dit rapport behoort tot de gedingstukken.
2.5
Belanghebbende heeft voor beide jaren nihil aangiften gedaan. De SBAB heeft voor de jaren 2009 en 2010 (pagina 13 van het rapport) de volgende correcties voorgesteld:
Correctie
2009
2010
Gebouwen
23.011
Auto’s
1.58
Overige verkoopkosten
1.502
Kantoorbehoeften
2.503
Overige Algemene Kosten
500
Onderhoudskosten
4.408
Representatiekosten
2.598
4.078
Reiskosten
3.444
Verzekeringen
1.64
4.216
Giften
2.05
2.895
Investeringsaftrek
14.814
5.846
Totaal
Naf. 27.012
Naf. 48.073
2.6
Belanghebbende heeft voor de jaren 2009 en 2010 respectievelijk de bedragen Naf. 3.247 en Naf.5.098 aan representatiekosten opgevoerd. Belanghebbende houdt rekening met 20 percent niet-aftrekbaar deel van de opgevoerde kosten en heeft voor deze jaren respectievelijk Naf. 2.598 en Naf.4.078 als aftrekbare kosten in aanmerking genomen.
2.7
In het onderstaande schema (onderdeel 6 van het rapport) wordt de belastbare winst naar aanleiding van de correcties weergegeven:
2009
2010
Aangegeven belastbare winst
Winstcorrecties
27.012
48.073
Correcties verliesverrekening
10.25
12.525
Belastbare winst na correctie
37.262
60.598
2.8
De Inspecteur heeft naheffingsaanslagen voor de onderhavige jaren opgelegd overeenkomstig de door de SBAB voorgestelde correcties. Daarbij zijn voor beide jaren vergrijpboeten opgelegd van 25 percent.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
Tussen partijen is in geschil of de hierna vermelde correcties terecht zijn en of de opgelegde vergrijpboeten dienen te vervallen.
2009
2010
(1) Overige verkoopkosten
1.502
(2) Kantoorbehoeften
2.503
(3) Overige Algemene Kosten
500
(4) Representatiekosten
2.598
4.078
(5) Verzekeringen
1.64
4.216
(6) Giften
2.05
2.895
(7) Investeringsaftrek
14.814
5.846
(8) Onderhoudskosten
4.408
3.2
Belanghebbende stelt dat de correcties onterecht zijn en dienen te vervallen. De vergrijpboeten dienen eveneens te vervallen nu in de aangifte op de punten van de correcties, aldus belanghebbende, pleitbare standpunten zijn ingenomen. De Inspecteur betoogt dat de correcties terecht zijn en verwijst ter ondersteuning hiervan in hoofdzaak naar het SBAB rapport.
3.3
De correctie onderhoudskosten van Naf. 4.408 in het jaar 2009 is niet meer in geschil nu belanghebbende ter zitting hiermee akkoord is gegaan.
3.4
Voor de overige standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Gerecht naar de gedingstukken.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

4.1
Het Gerecht stelt voorop dat ten aanzien van de uitgaven (1 t/m 6) op belanghebbende de last rust aannemelijk te maken dat deze uitgaven zakelijk zijn.
4.2
Overige verkoopkosten (1) Kantoorbehoeften (2) en Overige Algemene Kosten (3)
Belanghebbende heeft voor de bedragen Naf. 1.502 (2009), Naf. 2.503 (2010) en Naf. 500 (2010) damestassen van het merk Louis Vuitton en Coach (2010) als zakelijke kosten opgevoerd. Ook in het jaar 2007 zijn de uitgaven voor een damestas van het merk Luis Vuitton voor een bedrag van Naf. 1.379 als zakelijke kosten opgevoerd. De tassen zijn in de administratie van belanghebbende gepresenteerd als aktetassen. De Inspecteur heeft deze uitgaven telkens volledig gecorrigeerd. Volgens de Inspecteur zijn deze kosten niet zakelijk maar vormen privé-uitgaven van de enig aandeelhouder, mevrouw C. Indien de uitgaven voor de tassen als zakelijk worden bestempeld, heeft de Inspecteur niet betoogd de hoogte van de uitgaven zelf te betwisten. Belanghebbende heeft gesteld dat het wel gaat om aktetassen en dat de Inspecteur het ondernemersbeleid niet mag toetsen. Uit de door de Inspecteur ingebrachte afbeeldingen van de tassen blijkt dat de tassen geen aktetassen zijn. Anders dan de Inspecteur kennelijk meent kunnen ook uitgaven voor andere tassen dan aktetassen en laptoptassen, mits bestemd voor zakelijk gebruik in een onderneming als zakelijke uitgaven gelden. Het Gerecht is gelet op hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd van oordeel dat het aannemelijk is dat één van de in totaal vier damestassen dienstbaar is aan het voeren van de advocatenpraktijk van mevrouw C. Nu de Inspecteur de hoogte van de als zakelijk bestempelde uitgaven zelf niet ter discussie heeft gesteld zal het Gerecht de totale uitgaven hiervan aanmerken als zakelijke uitgaven. Het Gerecht is van oordeel dat de uitgaven van de overige damestassen zijn gedaan met het oog op de privé-belangen van mevrouw C. Hierbij neemt het Gerecht in aanmerking dat het om luxe damestassen gaat die uitsluitend door mevrouw C. worden gebruikt. Voorts neemt het Gerecht het aantal damestassen in samenhang met de totale omvang van de aanschaffingskosten in aanmerking. Gelet op het voorgaande concludeert het Gerecht dat het bedrag van Naf.1.502 (2009) als zakelijke uitgaven is aan te merken.
4.3
Representatiekosten (4)
De door belanghebbende opgevoerde kosten (2009: Naf. 3.247 en 2010: Naf. 5.098) aan representatie hebben betrekking op lunch-, dineruitgaven en geschenken. De Inspecteur heeft in navolging van het advies van de SBAB de bedragen (2009: Naf. 2.598 en 2010: Naf. 4.078) die door belanghebbende als aftrekbare kosten zijn aangemerkt, als niet zakelijk bestempeld en gecorrigeerd. Partijen zijn het over eens dat een deel van de opgevoerde kosten wel zakelijk is. Belanghebbende heeft ter zitting een halvering van de correctie bepleit. Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd stelt het Gerecht het bedrag van de zakelijke kosten in redelijkheid vast op 20 percent van het totaal bedrag aan opgevoerde kosten. Derhalve voor het jaar 2009: Naf. 649 en 2010: Naf. 1.020. Hierbij neemt het Gerecht in aanmerking dat bepaalde representatiekosten voor rekening komen van de maatschap en niet is aangetoond dat de kosten zakelijk zijn.
4.4
Verzekeringen (5)
Belanghebbende heeft in de jaren 2009 en 2010 verzekeringskosten opgevoerd ter zake van twee verzekeringen met de polisnummers 5486758 en 082103. Belanghebbende heeft de polis 082103 niet overgelegd. De zakelijkheid van de kosten is op generlei wijze aannemelijk gemaakt zodat de kosten die betrekking hebben op deze verzekering, Naf. 2.576 (in het jaar 2010) terecht zijn gecorrigeerd. Ten aanzien van de andere verzekering heeft de Inspecteur 90% van de kosten gecorrigeerd (90% x Naf. 1.822= Naf. 1.640 ) aangezien uit de polis is gebleken dat mevrouw C en haar kinderen voor 90% de begunstigden zijn. Belanghebbende betoogt hierover dat een bedrag van Naf. 300.000 van het verzekerd bedrag (Naf. 500.000) geldt als zekerheid voor een lening van de Centrale Hypotheek Bank. Hierdoor moet slechts 36% van de verzekeringskosten als niet zakelijk worden bestempeld. Belanghebbende heeft ook deze stelling, gelet op de betwisting van de Inspecteur, niet aannemelijk gemaakt. Uit de ter zitting overgelegde verzekeringspolis blijkt dat belanghebbende voor slechts 10 percent de begunstigde is van het verzekerd bedrag. Dat een bedrag van Naf. 300.000 als zekerheid geldt voor een lening van belanghebbende is niet aangetoond, hoewel naar het oordeel van het Gerecht dit makkelijk had gekund door de overeenkomst over te leggen.
4.5
Giften (6)
Ingevolge artikel 7 Landsverordening op de winstbelasting 1940 (hierna: LvWB) dienen giften met schriftelijke bewijsstukken te worden aangetoond. Nu de uitgaven aan giften niet met bewijsstukken zijn gestaafd blijft de correctie in stand.
4.6
Investeringsaftrek (7)
Belanghebbende heeft in de jaren 2008 en 2010 in gebouwen met ondergrond geïnvesteerd. Bij de toepassing van de investeringsaftrek heeft zij verzuimd de waarde van de ondergrond in mindering te brengen van het investeringsbedrag. Ingevolge artikel 5A, derde lid letter a LvWB geldt voor de ondergrond van gebouwen de investeringsaftrek immers niet. Belanghebbende bestrijdt uitsluitend de door de Inspecteur vastgestelde waarde van de ondergrond van de gebouwen. Daarbij gaat het om de waarde van de ondergrond van het gebouw gelegen aan de Santa Rosaweg. Over de waarde van de ondergrond van het gebouw gelegen aan de King Boulevard bestaat tussen partijen in de beroepsfase geen geschil meer nu de waarde is vastgesteld overeenkomstig de door belanghebbende voorgestane waarde van Naf. 17.500. De Inspecteur heeft de waarde van de ondergrond gelegen aan de Santa Rosaweg vastgesteld op 1/3 van de aankoopprijs van het gebouw zijnde Naf. 64.166. Volgens de Inspecteur is de waarde eerder te laag dan te hoog vastgesteld nu de afdeling grondbelasting van de Belastingdienst de waarde per vierkante meter heeft bepaald op Naf. 200 hetgeen een veel hogere grondwaarde vertegenwoordigt. Ter zitting heeft de Inspecteur nog een overzicht van 13 april 2016 van de afdeling grondbelasting van de Belastingdienst overgelegd waarin de waarde van de ondergrond wordt bepaald op Naf. 300 per vierkante meter. Belanghebbende bepleit een waarde van 20 percent van de aankoopprijs en verwijst ter onderbouwing hiervan naar een e-mailbericht van 22 februari 2013 van een taxateur waarin staat dat als een ‘rule of thumb’ de grondwaarde 20 tot 25 percent van de totale waarde is. In het e-mailbericht wordt ook vermeld dat het percentage “heel anders kan uitpakken bijv. een waterfront woning, parkeer plaats”. Deze informatie acht het Gerecht te algemeen van aard en bovendien ondersteunt het niet de door belanghebbende voorgestane waarde. Het Gerecht is van oordeel dat gelet op hetgeen door de Inspecteur is ingebracht, de vastgestelde waarde niet te hoog is. Het gelijk is derhalve aan de zijde van de Inspecteur. Ten aanzien van de correctie van de investeringsaftrek voor de airco voor het woonhuis van mevrouw C, bestaat in de beroepsfase geen geschil meer nu belanghebbende ter zitting met de correctie heeft ingestemd.
4.7
Uit het bovenstaande volgt dat voor het jaar 2009 de winstcorrecties worden vastgesteld op Naf. 24.861 (Naf. 27.012 minus (Naf.1.502 en Naf.649) en voor het jaar 2010 op Naf: 47.053 (Naf. 48.073 minus Naf.1.020). De belastbare winst bedraagt voor de jaren 2009 en 2010 respectievelijk Naf. 35.111 en Naf. 59.578.
4.8
Vergrijpboete
Aan belanghebbende is voor beide jaren een boete opgelegd op basis van artikel 21 Algemene Landsverordening Landsbelastingen in verbinding met artikel 7, vierde lid van de Ministeriele beschikking administratieve boeten. Belanghebbende stelt dat de boetes dienen te vervallen aangezien ter zake van de punten die gecorrigeerd zijn in haar aangifte een pleitbaar standpunt is ingenomen zodat grove schuld ontbreekt. Van een pleitbaar standpunt is sprake als een door belanghebbende ingenomen standpunt, gelet op de stand van de jurisprudentie en de heersende leer, in die mate juridisch pleitbaar of verdedigbaar is dat belanghebbende redelijkerwijs kan menen juist te handelen. Het Gerecht is van oordeel dat de opvatting van belanghebbende omtrent de (volledige) aftrekbaarheid van de kosten vermeld onder 4.1 tot en met 4.4 en ook de toepassing van de investeringsaftrek ten aanzien van de ondergrond in redelijkheid niet te verdedigen is, zodat grove schuld aanwezig is. Het Gerecht acht de opgelegde boete van 25 percent passend en geboden en ziet geen aanleiding tot matiging van de boete.

5.BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vermindert de naheffingsaanslag voor het jaar 2009 tot een berekend naar een belastbare winst van Naf. 35.111;
  • vermindert de naheffingsaanslag voor het jaar 2010 tot een berekend naar een belastbare winst van Naf. 59.578;
  • vermindert de vergrijpboeten dienovereenkomstig.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. mr. W.C.E. Winfield en mr. P.A.H. Lemaire, leden en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2016, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De voorzitter,
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).