ECLI:NL:OGEAC:2016:145

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
24 oktober 2016
Publicatiedatum
13 januari 2017
Zaaknummer
BBZ nr. CUR201400397
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuimboete wegens te late betaling van winstbelasting door X B.V. en de rechtsgeldigheid van de opgelegde boete

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 24 oktober 2016 uitspraak gedaan in het beroep van X B.V. tegen de Inspecteur der Belastingen. De zaak betreft de oplegging van een verzuimboete aan X B.V. wegens te late betaling van de verschuldigde winstbelasting over het jaar 2012. De belanghebbende had een naheffingsaanslag ontvangen, alsook een verzuimboete, en was in bezwaar gegaan tegen deze beslissingen. De Inspecteur had de aanslag en de boete gehandhaafd, waarna X B.V. in beroep ging. De belanghebbende stelde dat zij tijdig had verzocht om een betalingsregeling en dat zij volgens deze regeling had betaald, waardoor er geen sprake zou zijn van verzuim. Het Gerecht oordeelde echter dat de belanghebbende niet tijdig had betaald, aangezien de belasting uiterlijk op 31 december 2013 voldaan had moeten worden. De Inspecteur had geen betalingsregeling goedgekeurd, en het verzoek om uitstel was niet gehonoreerd. Het Gerecht concludeerde dat de opgelegde boete van Naf. 1.114, zijnde 5% van het naheffingsbedrag, terecht was opgelegd. De uitspraak van het Gerecht verklaarde het beroep ongegrond, en de boete werd als passend en geboden beschouwd.

Uitspraak

Uitspraak van 24 oktober 2016
BBZ nr. CUR201400397
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X B.V., gevestigd in Curaçao,
belanghebbende
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 27 juni 2014 een naheffingsaanslag winstbelasting opgelegd over het jaar 2012. Tegelijkertijd is bij beschikking een verzuimboete opgelegd.
1.2
Belanghebbende is op 7 juli 2014 tegen de aanslag en de boete in bezwaar gekomen.
1.3
Met dagtekening 9 september 2014 heeft de Inspecteur uitspraken op bezwaar gedaan en de aanslag en boete gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 15 oktober 2014 tijdig in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de boetebeschikking.
1.5
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6
Partijen zijn overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) uitgenodigd tot het verstrekken van inlichtingen. In dat verband zijn op 15 juni 2016 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen A LLM en namens belanghebbende B en C. Partijen hebben overeenkomstig artikel 8b van de LBB schriftelijk toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder mondelinge behandeling van de zaak.

2.FEITEN

2.1
Aan belanghebbende is tot 1 januari 2014 uitstel verleend voor het indienen van het aangiftebiljet winstbelasting 2012. Belanghebbende heeft het biljet op 31 december 2013 ingediend. Uit de aangifte volgt een te betalen bedrag aan winstbelasting van Naf. 22.281.
2.2
Op 28 december 2013 heeft belanghebbende aan de Inspecteur schriftelijk verzocht om een betalingsregeling voor het bedrag van de aangifte. Volgens de brief wordt de eerste betaling van Naf. 1.856,75 per ommegaande voldaan en wordt een regeling gevraagd voor nog 11 maanden van Naf. 1.856,75. Van de zijde van de Belastingdienst is niet op de brief gereageerd.
2.3
Op 27 juni 2014 heeft de Inspecteur een naheffingsaanslag winstbelasting 2012 opgelegd van Naf. 22.281 aan verschuldigde belasting. Tegelijkertijd is een verzuimboete opgelegd van Naf. 1.114, zijnde 5% van het naheffingsbedrag, vanwege niet-tijdige betaling.
2.4
Belanghebbende heeft een “Statement of Account” van Orcobank overgelegd waaruit blijkt dat zij van het verschuldigde bedrag van Naf. 22.281 in de periode 3 januari tot 2 september 2014, 9 maal Naf. 1.856,75 = Naf. 16.710,75 aan de Ontvanger heeft voldaan.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

Tussen partijen is in geschil of de boete terecht en zo ja, tot het juiste bedrag is opgelegd. Belanghebbende meent van niet. Zij heeft om een betalingsregeling gevraagd en heeft volgens die regeling betaald. Van een betalingsverzuim is dan ook volgens belanghebbende geen sprake. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat het bedrag van de aangifte tegelijkertijd met de indiening van de aangifte betaald moet worden, dat er geen betalingsregeling tot stand is gekomen en dat belanghebbende het op de aangifte verschuldigde bedrag aldus te laat betaald heeft. Volgens de Inspecteur is de boete terecht en tot het juiste bedrag opgelegd.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

4.1
Ingevolge artikel 15, lid 4 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL) is de belastingplichtige in de winstbelasting gehouden uiterlijk op de laatste dag van de zesde maand na afloop van het boekjaar over dat jaar definitieve aangifte te doen en de belasting overeenkomstig die aangifte te betalen bij de Ontvanger. Op grond van deze bepaling diende belanghebbende aangifte winstbelasting 2012 te doen en het verschuldigde bedrag te betalen uiterlijk op 30 juni 2013. De Inspecteur heeft op verzoek van belanghebbende, uitstel verleend tot het doen van aangifte tot 1 januari 2014. Dat betekent dat belanghebbende uiterlijk 31 december 2013 aangifte moest doen en het verschuldigde bedrag moest betalen. Belanghebbende heeft weliswaar tijdig aangifte gedaan maar het volgens de aangifte verschuldigde bedrag niet uiterlijk 31 december 2013 voldaan. Het Gerecht concludeert hieruit dat belanghebbende niet tijdig heeft betaald en derhalve in verzuim is.
4.2
Belanghebbende heeft aangevoerd dat zij ter zake van het verschuldigde bedrag heeft verzocht om een betalingsregeling en dat zij ook overeenkomstig die betalingsregeling betaald heeft. Dit leidt het Gerecht niet tot het oordeel dat geen sprake is van een verzuim. Het staat immers vast dat die betalingsregeling niet gehonoreerd is door de Inspecteur of de ontvanger. Een belastingplichtige mag er in zijn algemeenheid niet van uitgaan dat een verzoek wordt gehonoreerd als op een dergelijk verzoek niet wordt gereageerd. Die regel leidt uitzondering in de eerste plaats indien in de wet is vastgelegd dat het niet reageren op een verzoek leidt tot toekenning ervan (zie bijvoorbeeld artikel 15, lid 6 Landsverordening op de winstbelasting 1940). Met betrekking tot verzoeken om uitstel ontbreekt een dergelijke wettelijke bepaling. In de tweede plaats leidt bovenvermelde regel uitzondering indien door de Inspecteur het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat het verzoek gehonoreerd zou worden. Dat laatste is gesteld noch gebleken. Belanghebbende heeft nog gesteld dat de Belastingdienst vaak niet reageert op vragen of verzoeken, maar naar het oordeel van het Gerecht kan dat er niet toe leiden dat bij niet beantwoording van het verzoek aangenomen mag worden dat het gehonoreerd is.
4.3
In artikel 19 ALL is bepaald dat indien de belastingplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan niet binnen de gestelde termijn heeft betaald, dit een verzuim vormt ter zake waarvan de Inspecteur hem een boete van ten hoogste Naf. 10.000 kan opleggen. Ingevolge artikel 4.6, lid 2, onderdeel a van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht legt de Inspecteur, indien de belastingplichtige voor de winstbelasting de belasting niet tijdig heeft betaald en sprake is van een eerste verzuim, een boete op van 5% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een minimum van Naf. 250 en een maximum van Naf. 2.500. De Inspecteur heeft een boete opgelegd van Naf. 1.114, dat is 5% van het op aangifte verschuldigde bedrag van Naf. 22.281. Nu dat laatste bedrag volledig te laat is betaald, heeft de Inspecteur de Ministeriële regeling formeel belastingrecht op juiste wijze toegepast. Het Gerecht acht de opgelegde boete, gelet op al het voorgaande, passend en geboden. Het beroep is dan ook ongegrond.

5.BESLISSING

Het Gerecht
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. D.J. Jansen en mr. W.C.E. Winfield, leden en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2016, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).