In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 28 oktober 2016 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen belanghebbende, X, en de Inspecteur der Belastingen. Belanghebbende, directeur en enig aandeelhouder van NV Y, had een verzoek ingediend tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ die aan haar waren opgelegd. De Inspecteur had een bedrag van Naf. 27.852, dat door de NV was betaald voor een vruchtbaarheidsbehandeling van belanghebbende, als winstuitdeling aangemerkt. Het Gerecht oordeelde dat de toezegging van de NV om alle ziektekosten te vergoeden niet zakelijk was en dat de vergoeding voor de vruchtbaarheidsbehandeling als onzakelijk moest worden beschouwd. Dit leidde tot de conclusie dat het bedrag als uitdeling in het inkomen van belanghebbende moest worden opgenomen.
Belanghebbende stelde dat de gemaakte kosten aftrekbare ziektekosten waren en dat de werkgever het recht had om een vrijgestelde vergoeding voor deze ziektekosten te geven. Het Gerecht oordeelde echter dat de Inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de toezegging aan belanghebbende was gedaan om haar in haar hoedanigheid als aandeelhouder te bevoordelen. De Inspecteur had de bewijslast dat er sprake was van een bevoordeling, en het Gerecht concludeerde dat de vergoeding die voortvloeide uit de toezegging een uitdeling vormde die bij belanghebbende tot het inkomen gerekend moest worden.
Het Gerecht verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en verminderde de aanslag inkomstenbelasting tot een belastbaar inkomen van Naf. 118.458, waarbij het bedrag van Naf. 27.852 werd belast tegen een tarief van 15%.