In deze zaak heeft eiseres, Tamara Harlap, een vordering ingesteld tegen IIG Trade Opportunities Fund N.V., een open end beleggingsmaatschappij gevestigd in Curaçao. Eiseres stelt dat zij als aandeelhouder recht heeft op de inkoop van haar aandelen door gedaagde, conform de redemption-regeling zoals beschreven in het Confidential Information Memorandum (CIM). Gedaagde heeft echter betwist dat eiseres daadwerkelijk aandeelhouder is en dat er een contractuele relatie bestaat tussen hen. De procedure heeft plaatsgevonden na een rolbeschikking en pleidooien op 18 juni 2015, waarbij de zaak door een andere rechter is behandeld omdat de oorspronkelijke rechter niet langer verbonden was aan het Gerecht.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde aandelen op naam uitgeeft en dat eiseres niet in het aandeelhoudersregister voorkomt. De door eiseres overgelegde documenten, waaronder een brief van UBS, zijn onvoldoende om haar aandeelhouderschap te onderbouwen. Gedaagde heeft bovendien aangevoerd dat zij door de financiële crisis genoodzaakt was om de inkoop van aandelen te beperken, wat ook in het CIM is vastgelegd. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat zij als aandeelhouder kan worden aangemerkt of dat er een Subscription Agreement is gesloten.
Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat eiseres niet kan worden beschouwd als aandeelhouder en dat haar vorderingen op basis van een contractuele relatie met gedaagde niet slagen. De vordering van eiseres is afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 14 september 2015 door mr. P.E. de Kort, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Curaçao.