ECLI:NL:OGEAC:2011:BX7038

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Lar 2011/48336
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van bestuursbesluit inzake concessieverlening mobiele telefonie aan Scarlet AACR N.V.

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 september 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen Scarlet AACR N.V. en de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning. Scarlet had eerder een verzoek ingediend om verlening van een concessie voor mobiele telefonie, waarop de Minister niet tijdig had beslist. Het Gerecht had de Minister in een eerdere uitspraak van 23 november 2010 opgedragen om binnen vier maanden opnieuw te beslissen op het verzoek van Scarlet. Aangezien de Minister deze termijn had overschreden, verzocht Scarlet het Gerecht om een uitspraak die in de plaats treedt van de vernietigde beschikking, en om nakoming van de eerdere uitspraak onder verbeurte van een dwangsom.

Het Gerecht oordeelde dat het verweer van de Minister, dat de uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, niet opging. De Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) voorziet niet in de mogelijkheid om een uitspraak uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, en het instellen van hoger beroep heeft geen schorsende werking. Het Gerecht concludeerde dat de Minister niet had voldaan aan de eerdere uitspraak en dat Scarlet ontvankelijk was in haar verzoek.

Het Gerecht heeft de Minister opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog te beslissen op het verzoek van Scarlet, en heeft een dwangsom van Naf. 10.000 per dag opgelegd voor elke dag dat de Minister niet aan deze verplichting voldoet, met een maximum van Naf. 500.000. Daarnaast is het Land Curaçao veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Scarlet en het griffierecht. De uitspraak is gedaan door rechter M.T. Boerlage en is definitief, er staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak
uitspraak: 16 september 2011
zaaknr.: Lar 2011/48336
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Uitspraak
op het verzoekschrift van:
de naamloze vennootschap
SCARLET AACR N.V.,
gevestigd te Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. dr. D.A.A. Boersema,
en:
DE MINISTER VAN VERKEER, VERVOER EN RUIMTELIJKE PLANNING
verweerder,
gemachtigde: mrs. A.C. Small en P. Dingemanse.
Partijen worden hierna aangeduid als Scarlet en de Minister.
1. Procesverloop
1.1 Bij verzoekschrift d.d. 30 maart 2011 heeft Scarlet een verzoek ingediend ex artikel 98 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar). Scarlet heeft hierbij verzocht om versnelde behandeling op de voet van artikel 81 van de Lar.
1.2 Verweerder heeft op 10 juni 2011 een verweerschrift ingediend.
1.3 Het verzoek is behandeld ter zitting van het Gerecht op 13 september 2011. Scarlet heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde voornoemd. De Minister heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. Small. Namens Bureau Telecom & Post is verschenen mr. R.R. Engels.
1.4 De uitspraak is bepaald op heden.
2. Wettelijke bepalingen
2.1 Artikel 97, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) bepaalt dat indien een bestuursorgaan aan een onherroepelijke uitspraak van het Gerecht, bedoeld in de artikelen 49, 53, 79, 80 of 95, voor zover deze niet verplicht tot betaling van een bepaald geldbedrag, naar zijn oordeel geen of geen volledig gevolg kan geven binnen de bij die uitspraak gestelde termijn of -bij het ontbreken van zulk een termijn- binnen redelijke tijd, het daarvan kennis geeft aan de andere partijen. Indien het niet of niet volledig gevolg geven zijn oorzaak vindt in nieuwe feiten of omstandigheden die zich hebben voorgedaan nadat de beschikking waarop de uitspraak betrekking heeft, is gegeven doet het bestuursorgaan daarvan gelijktijdig mededeling.
Het tweede lid bepaalt dat indien een mededeling als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin is gedaan, de andere partijen zich met een verzoek om voorziening kunnen wenden tot het Gerecht. Op dit verzoek is hoofdstuk 3, met uitzondering van artikel 17, van overeenkomstige toepassing.
2.2 Artikel 98, eerste lid, van de Lar, voor zover thans van belang, bepaalt dat, indien een kennisgeving zonder mededeling of geen kennisgeving als bedoeld in artikel 97, eerste lid, is gedaan, de andere partijen zich tot het Gerecht kunnen wenden met het verzoek om te bepalen dat het bestuursorgaan alsnog aan de uitspraak van het Gerecht gevolg geeft.
Artikel 98, derde lid, van de Lar, bepaalt voor zover thans van belang, dat het Gerecht indien de grief, dat niet of niet volledig aan de uitspraak van het Gerecht gevolg is gegeven, gegrond wordt bevonden, kan uitspreken dat het bestuursorgaan alsnog binnen een door het Gerecht te stellen termijn aan de uitspraak van het Gerecht gevolg dient te geven. In dat laatste geval bepaalt het Gerecht tevens dat indien en zolang of zo dikwijls het bestuursorgaan aan de uitspraak geen of geen volledig gevolg geeft, het door hem aan te wijzen overheidslichaam aan de partijen, bedoeld in het eerste lid, een door het Gerecht vast te stellen dwangsom verbeurt.
3. Beoordeling
3.1 Bij uitspraak van 23 november 2010 (Lar 2009/297) heeft het Gerecht de Minister opgedragen om binnen vier maanden opnieuw te beslissen op het verzoek van Scarlet van 16 juni 2009 om verlening van een concessie voor mobiele telefonie.
3.2 Tussen partijen is niet in geschil, en ook voor het Gerecht staat vast, dat de Minister vooralsnog niet opnieuw op het verzoek van 16 juni 2009 van Scarlet heeft beslist.
3.3 Scarlet verzoekt het Gerecht primair om een uitspraak te doen die in de plaats treedt van de vernietigde beschikking waarbij wordt bepaald dat aan Scarlet alle rechten en plichten worden verleend zoals die gebruikelijk verbonden zijn met een concessie verleend voor het aanleggen, in stand houden en exploiteren van telecommunicatie-infrastructuur voor mobiele telefonie volgens de Landsverordening op de telecommunicatiediensten, met bevel aan de Minister tot het toekennen aan Scarlet van de voor de levering van mobiele telefoondiensten noodzakelijke radio-frequenties. Subsidiair verzoekt Scarlet om nakoming van de uitspraak van het Gerecht van 23 november 2010 binnen een termijn van twee weken op verbeurte van een dwangsom van Naf. 10.000,= per dag, dan wel een door het Gerecht in goede justitie te bepalen dwangsom.
3.4 De Minister meent dat het verzoek van Scarlet om nakoming van de uitspraak prematuur is gedaan. Het Gerecht heeft nagelaten de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het door de Minister ingestelde hoger beroep heeft schorsende werking. Dit betekent dat door het Gerecht gegeven termijn van vier maanden eerst is gaan lopen na de uitspraak van het LarHof van 20 mei 2011 (HLAR 46361/11) waarbij de uitspraak van het Gerecht is bevestigd. Voorts wijst de Minister er op dat Scarlet AACR N.V. niet de vennootschap is die destijds op 16 juni 2009 heeft verzocht om een aanvraag. De Minister heeft meer tijd nodig om opnieuw te kunnen beslissen op het door Scarlet gedane verzoek om concessie.
3.4 Het Gerecht overweegt als volgt.
3.4.1 Allereerst wijst het Gerecht er op op dat de Lar niet voorziet in de mogelijkheid een uitspraak al dan niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Uit het systeem van de wet en de vaste jurisprudentie vloeit voort dat het instellen van hoger beroep geen schorsende werking heeft. Het Gerecht verwijst hiertoe naar artikel 94, tweede lid, van de Lar waarin is bepaald dat op de voet van artikel 85, eerste lid, van de Lar een schorsingsverzoek kan worden ingediend in het kader van het in artikel 75 van de Lar bedoelde hoger beroep. Op dit schorsingsverzoek dient te worden beslist door de Voorzitter van het LarHof. Het Gerecht wijst dienaangaande naar een uitspraak van de Voorzitter van het LarHof van 7 september 2009, nummer HLAR 069/09 VV.
3.4.2 Nu de Minister hoger beroep heeft ingediend, maar hierbij niet heeft verzocht om schorsing van de uitspraak van het Gerecht diende de Minister in het voorliggende geval uiterlijk 24 maart 2010 opnieuw te beslissen. Scarlet heeft haar verzoek ingediend binnen de in artikel 98, eerste lid, van de Lar genoemde termijn van zes weken en is derhalve ontvankelijk.
3.4.3 Het verweer van de Minister dat de onderliggende materie complex van aard is treft, voor zover in de voorliggende procedure al van belang, reeds geen doel nu het in dat geval op de weg van de Minister had gelegen om Scarlet hierover, conform het bepaalde in artikel 97, eerste lid, van de Lar, te informeren. Dat is niet gebeurd.
3.4.4 De vraag welke rechtspersoon destijds het verzoek heeft gedaan acht het Gerecht in de voorliggende procedure niet relevant, nu slechts ter beoordeling voorligt of de Minister de uitspraak van 23 november 2011 is nagekomen
3.5 Gelet op het hiervoor overwogene is de grief van Scarlet dat niet is voldaan aan de uitspraak van het Gerecht gegrond.
3.6 Ter zitting is gebleken dat door Bureau Telecom & Post beleid is geconcipieerd en reeds een advies aan de Minister is voorgelegd in verband met het op 19 juni 2009 gedane verzoek om een concessie. Mede gelet hierop ziet het Gerecht aanleiding de Minister op te dragen om binnen twee weken alsnog aan de uitspraak van 23 november 2010 gevolg te geven.
3.7 Artikel 98, tweede lid, van de Lar bepaalt dat in dat geval tevens indien en zolang of zo dikwijls het bestuursorgaan aan de uitspraak geen of geen volledig gevolg geeft, het door haar aan te wijzen overheidslichaam een door het Gerecht vast te stellen dwangsom verbeurt.
3.8 Nu de hoogte van de dwangsom niet is bestreden en verweerder ter zitting desgevraagd niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een voornemen om binnen afzienbare tijd daadwerkelijk te beschikken, zal het Gerecht een dwangsom opleggen van Naf. 10.000,= per dag of gedeelte van een dag zolang verweerder niet of niet volledig voldoet aan de uitspraak van het Gerecht van 23 november 2010, welke dwangsom zal worden verbeurd aan Scarlet tot een maximale hoogte van
Naf 500.000,=.
3.9 Het Gerecht ziet aanleiding om het Land Curaçao te veroordelen in de kosten van deze procedure op hierna volgende wijze.
4. Beslissing
Het Gerecht in eerste aanleg:
- wijst het verzoek toe;
- gelast de Minister om binnen twee weken na het doen van deze uitspraak de opdracht van het Gerecht zoals gegeven in de uitspraak van 23 november 2010 na te komen;
- bepaalt dat het Land Curaçao een dwangsom van Naf. 10.000,= (tienduizend gulden) verbeurt aan Scarlet voor elke dag of gedeelte van een dag dat geen gevolg wordt gegeven aan deze uitspraak tot een maximum van Naf 500.000,= (vijfhonderdduizend Nederlands Antilliaanse guldens);
- bepaalt dat het Land Curaçao dient te vergoeden de door Scarlet gemaakte proceskosten ten bedrage van Naf 1.400,= (veertienhonderd Nederlands Antilliaanse guldens).
- veroordeelt het Land Curaçao tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht van NAF 150,00. (honderdvijftig Nederlands Antilliaanse guldens).
Aldus vastgesteld door mr. M.T. Boerlage, rechter in het Gerecht, en uitgesproken ter openbare zitting van het Gerecht op 16 september 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.