ECLI:NL:OGEABES:2025:20

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
BON202400291
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag machtiging tot tijdelijk verblijf in het kader van jongvolwassenenbeleid en artikel 8 EVRM

In deze uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gedateerd 29 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot tijdelijk verblijf (mvv) beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag van eiseres, die op 12 december 2023 was ingediend, afgewezen op basis van haar meerderjarigheid. Eiseres, geboren in Suriname, betoogde dat de minister de aanvraag niet had beoordeeld in het licht van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), wat leidde tot een motiveringsgebrek in de bestreden beschikking. Het Gerecht oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom eiseres niet onder het jongvolwassenenbeleid viel, dat ook op Bonaire van toepassing is. Het Gerecht vernietigde de bestreden beschikking en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het de minister opdroeg om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE

Uitspraak

in de zaak tussen:

[naam eiseres],

domicilie kiezende ten kantore van haar advocaat te Bonaire,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
tegen

de minister van Asiel en Migratie (de minister),

verweerder,
gemachtigde: mr. P.J. de Graaf.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot tijdelijk verblijf (mvv).
1.1
Bij beschikking van 12 december 2023 heeft de minister
de aanvraag van eiseres afgewezen. Bij beschikking van 17 april 2024 heeft de minister het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard en de afwijzende beschikking gehandhaafd (de bestreden beschikking).
1.2
Eiseres heeft tegen de bestreden beschikking beroep ingesteld
1.3
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
Eiseres heeft op het verweerschrift gereageerd met een nadere schriftelijke reactie.
1.5
Vervolgens heeft de minister nog een nadere schriftelijke reactie ingediend.
1.6
Het Gerecht heeft het beroep van eiseres op de zitting van 21 maart 2025 in het gerechtsgebouw te Bonaire behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens eiseres waren haar vader, [naam vader], en haar moeder, [naam moeder], aanwezig. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door het Gerecht

2. Het Gerecht beoordeelt de bestreden beschikking aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1
Het Gerecht oordeelt dat het beroep gegrond is. In de bestreden beschikking is de afwijzing van de aanvraag van eiseres uitsluitend gebaseerd op de vaststelling dat zij meerderjarig is. De minister heeft de aanvraag niet beoordeeld in het licht van artikel 8 van het EVRM. Daardoor bevat de bestreden beschikking een motiveringsgebrek. De nadere toelichting van de minister kan dit gebrek niet herstellen, alleen al omdat hij heeft nagelaten om aan de hand van het toepasselijke toetsingskader te onderzoeken of eiseres onder het bereik van het jongvolwassenenbeleid valt.
2.2
Hierna motiveert het Gerecht hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
3.1
Eiseres is geboren op [geboortedatum eiseres] in Suriname en bezit de Surinaamse nationaliteit. Zij is de oudste dochter in een gezin dat verder bestaat uit haar vader, moeder en drie jongere – nog minderjarige – zussen.
3.2
De vader van eiseres woont sinds 2013 op Bonaire en werkt hier als elektricien. Zijn vrouw en dochters willen zich ook op Bonaire vestigen. Daartoe hebben zij alle vijf bij de minister een machtiging tot voorlopig verblijf aangevraagd.
3.3
De minister heeft aan de moeder en zussen van eiseres inmiddels mvv’s verleend. Zij verblijven op dit moment allen op Bonaire bij hun echtgenoot respectievelijk vader.
3.4
Eiseres woont nog in Suriname en volgt daar een opleiding.
Waarom heeft de minister aan eiseres geen mvv verleend?
4. Eiseres heeft een mvv aangevraagd met de beperking verblijf bij haar vader. Voor toewijzing van een dergelijke aanvraag is vereist dat het kind minderjarig is. Dit volgt uit artikel 5.9 en artikel 5.10, aanhef en onder c, van het Besluit toelating en uitzetting BES. Omdat eiseres ten tijde van de aanvraag meerderjarig was, is haar aanvraag afgewezen. In de bestreden beschikking is deze beslissing, met dezelfde grondslag en motivering, gehandhaafd.
Waarom is eiseres het daarmee oneens?
5. Eiseres erkent dat zij naar Bonairiaans recht meerderjarig is. Zij betoogt echter dat dit niet had mogen leiden tot afwijzing van haar aanvraag, nu sprake is van familie- en gezinsleven tussen haar en haar ouders in de zin van artikel 8 EVRM. Eiseres was ten tijde van de bestreden beschikking 19 jaar oud en naar Surinaams recht nog minderjarig. Bovendien is zij nog schoolgaand en woonde zij, totdat haar moeder naar Bonaire vertrok, samen met haar moeder en zussen. Het is niet rechtvaardig dat het gehele gezin op Bonaire mag verblijven, met uitzondering van eiseres, die als enig gezinslid in Suriname moet achterblijven. De minister heeft de belangen van eiseres ten onrechte niet meegewogen, waardoor de bestreden beschikking lijdt aan een motiveringsgebrek.
6. Deze beroepsgrond slaagt. Het Gerecht motiveert dit als volgt.
6.1
In Nederland geldt (onder meer) in gezinsherenigingszaken het zogenoemde jongvolwassenenbeleid. Op grond van dit beleid wordt familie- of gezinsleven aangenomen tussen een kind en zijn of haar ouder(als) als het kind ook na het bereiken van de meerderjarige leeftijd feitelijk is blijven behoren tot het gezin van zijn of haar ouder(s). Namens de minister is op de zitting toegelicht dat het jongvolwassenenbeleid ook op Bonaire van toepassing is.
6.2
In haar uitspraak van 24 mei 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2145) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het toetsingskader uiteengezet dat wordt toegepast bij de beoordeling van een aanvraag in het reguliere vreemdelingenrecht, waarbij een jongvolwassene een beroep doet op artikel 8 van het EVRM. Dit toetsingskader komt samengevat neer op het volgende.
6.3
De minister beoordeelt eerst of hij een aanvraag voor gezinshereniging van een meerderjarig kind en zijn ouders(s) inhoudelijk kan beoordelen. Dat doet hij aan de hand van de zogeheten formele vereisten (stap 1). Vervolgens beoordeelt de minister of familie- of gezinsleven bestaat als bedoeld in artikel 8 EVRM zonder dat daarvoor bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn vereist (stap 2). De minister maakt die beoordeling aan de hand van het jongvolwassenenbeleid.
Dit beleid kent de volgende vier cumulatieve vereisten: het meerderjarige kind is jongvolwassen, woont met zijn of haar ouder(s) in gezinsverband samen, voorziet niet in zijn of haar eigen levenshoud en heeft geen zelfstandig gezin gevormd. Om te bepalen of het meerderjarige kind voldoet aan deze vereisten, moet de minister een op het geval toegespitste beoordeling maken. Hierbij zijn de individuele omstandigheden van het meerderjarige kind van belang. Naast de omstandigheden die de minister moet betrekken bij de beoordeling van de vier cumulatieve vereisten, kunnen overige omstandigheden van belang zijn in het licht van de vraag of de vreemdeling na het bereiken van de meerderjarige leeftijd feitelijk is blijven behoren tot het gezin van zijn ouder(s). De vaststelling van familie- en gezinsleven is immers een feitenkwestie. Dat betekent dat de minister zogenoemde contra-indicaties mag tegenwerpen. Bij de beoordeling van contra-indicaties die er op kunnen wijzen dat een meerderjarig kind geen familie- of gezinsleven meer heeft, moet de minister ingaan op de voor die contra-indicatie relevante individuele omstandigheden.
6.4
Als een meerderjarig kind en zijn ouder(s) niet voldoet aan het jongvolwassenenbeleid, beoordeelt de minister of het meerderjarig kind en zijn ouder(s) familie of gezinsleven hebben gelet op bijkomende elementen van afhankelijkheid (stap 3). Als de minister zich op het standpunt stelt dat tussen betrokkenen familie- of gezinsleven bestaan, dan maakt hij een belangafweging tussen het belang van betrokkenen bij familie of gezinsleven en het belang van de Staat bij een beperkt toelatingsbeleid (stap 4). Als de minister zich daarna op het standpunt stelt dat tussen een meerderjarig kind en zijn ouder(s) geen familie- of gezinsleven bestaat op grond van het jongvolwassenenbeleid én ook geen familie- of gezinsleven bestaat op grond van bijkomende elementen van afhankelijkheid, dan hoeft de minsiter geen belangenafweging te maken in het kader van artikel 8 EVRM.
6.5
Toegepast op deze zaak, komt het Gerecht tot de volgende beoordeling.
6.6
Het Gerecht stelt vast dat de afwijzing in de bestreden beschikking uitsluitend is gegrond op de meerderjarigheid van eiseres. De minister heeft de aanvraag van eiseres niet beoordeeld in het licht van artikel 8 van het EVRM. Al om deze reden bevat de bestreden beschikking een motiveringsgebrek. Het Gerecht zal daarom de bestreden beschikking vernietigen en het beroep van eiseres gegrond verklaren.
7. Eiseres heeft in haar beroepschrift verder aangevoerd dat zij in bezwaar ten onrechte niet is gehoord. Deze beroepsgrond is echter ter zitting namens eiseres ingetrokken, onder de voorwaarde dat de minister in deze procedure wordt veroordeeld in de proceskosten. Aangezien aan die voorwaarde wordt voldaan vanwege de gegrondverklaring van het beroep, komt het Gerecht aan een inhoudelijke bespreking van deze beroepsgrond niet toe.
Kunnen de rechtsgevolgen van te vernietigen bestreden beschikking in stand blijven?
8. Met het oog op een mogelijke definitieve beslechting van het geschil tussen partijen, zal het Gerecht beoordelen of de rechtsgevolgen van de te vernietigen bestreden beschikking in stand kunnen blijven.
9. De minister stelt zich op het standpunt dat het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM niet tot inwilliging van de aanvraag leidt. Eiseres is inmiddels 19 jaar oud. Op die leeftijd mag van haar worden verwacht dat zij zelfstandig haar leven kan leiden en in haar eigen onderhoud kan voorzien, ook in Suriname. Eiseres volgt in Suriname een opleiding en kan verblijven in een woning die eigendom is van haar familie. In die woning kunnen familieleden hun intrek nemen, zodat zij zo nodig toezicht op eiseres kunnen houden. De vader van eiseres woont bovendien sinds 2013 op Bonaire, zodat kan worden betwijfeld of eiseres samenleefde met haar ouders in gezinsverband. Verder is niet gesteld of gebleken dat sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid die maken dat tussen eiseres en haar ouders familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM bestaat.
10. Naar het oordeel van het Gerecht kan deze motivering van de minister de afwijzing evenmin dragen. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
10.1
Namens de minister is erkend dat het jongvolwassenenbeleid ook van toepassing is op Bonaire. De minister had daarom allereerst moeten beoordelen of eiseres voldoet aan de criteria van dit beleid. Naar het oordeel van het Gerecht heeft de minister deze beoordeling niet - althans onvoldoende kenbaar en onvoldoende gemotiveerd - verricht. Vast staat dat eiseres op het moment van de bestreden beschikking 19 jaar oud was en dus valt onder de definitie van jongvolwassene in het beleid. Uit de beschikbare (zij het summiere) gegevens blijkt bovendien dat eiseres niet in haar eigen levensonderhoud voorziet en geen eigen gezin heeft gevormd. Voor zover de minister betoogt dat niet aan het vierde cumulatieve vereiste is voldaan – te weten dat sprake moet zijn van samenwoning met de ouders in gezinsverband – overweegt het Gerecht het volgende. Vast staat dat eiseres tot hun vertrek naar Bonaire samenleefde met haar moeder en zussen op Bonaire Namens eiseres is op de zitting verklaard dat de vader, sinds zijn vertrek naar Bonaire, regelmatig is teruggekeerd naar Suriname om zijn gezin te bezoeken. Daarnaast is gesteld dat hij het gezinsleven heeft geprobeerd vorm te geven vanuit Bonaire, onder meer door financiële ondersteuning te bieden en betrokken te zijn bij de opvoeding van zijn kinderen. Deze omstandigheden zijn door de minister niet betrokken in de beoordeling. Daarmee heeft de minister nagelaten een op het geval toegespitste beoordeling te maken, zoals vereist. Al om die reden ziet het Gerecht geen reden om de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden beschikking in stand te laten.
10.2
Omdat het aan de minister is om een beroep op artikel 8 EVRM te beoordelen en daarbij alle relevante feiten en omstandigheden te onderzoeken en af te wegen, kan het Gerecht niet zelf in de zaak voorzien. De minister dient daarom een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
Wat dient de minister in zijn nieuwe beschikking te betrekken?
11. Bij het nemen van deze nieuwe beslissing dient de minister allereerst toepassing te geven aan het jongvolwassenenbeleid en het stappenplan, zoals hiervoor verkort weergeven. Tevens dient de minister bij de voorbereiding en het nemen van een nieuwe beslissing te betrekken de overige, namens eiseres ter zitting gestelde feiten en omstandigheden. Zo is gesteld dat eiseres aanvankelijk een woonruimte moest delen met haar drugsverslaafde oom, maar dat deze woning inmiddels niet meer beschikbaar is omdat deze onbewoonbaar is verklaard. Zij verblijft momenteel tijdelijk bij een vriendin van haar moeder, maar deze woonsituatie is niet duurzaam. Als gevolg van deze instabiliteit, in combinatie met het gemis van haar gezinsleden, kampt eiseres nu met emotionele problemen en ondervindt zij belemmeringen in het volgen van haar opleiding. Daarnaast is gesteld dat de moeder van eiseres naar Suriname zal moeten terugkeren als eiseres geen toestemming krijgt om naar Bonaire te komen, hetgeen haaks staat op de beoogde gezinshereniging.
Conclusie en gevolgen
12. De bestreden beschikking kan niet in stand blijven. Het Gerecht zal het beroep van eiseres gegrond verklaren en de bestreden beschikking vernietigen. De minister dient een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiseres te nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Het Gerecht stelt hiervoor een termijn van twee maanden vast.
13. Omdat het beroep gegrond is, moet de minister het griffierecht van USD 84,- aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor de door haar gemaakte proceskosten. Deze vergoeding bedraagt USD 782,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, waarde per punt USD 391,-).

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep gegrond;
  • vernietigtde bestreden beschikking;
  • bepaaltdat de minister uiterlijk binnen twee maanden na deze uitspraak opnieuw moet beslissen op het bezwaar van eiseres, met in achtneming van deze uitspraak;
  • veroordeeltde minister tot betaling aan eisers van hun proceskosten tot een bedrag van USD 782,-;
  • bepaaltdat de minister het door eisers betaalde griffierecht van USD 84,- aan hen vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.