ECLI:NL:OGEABES:2025:18

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
BON202400531
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag over minderjarige kind door beide ouders

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag over een minderjarig kind. De vader, wonende in Curaçao, heeft verzocht om samen met de moeder, wonende op Bonaire, belast te worden met het gezag over hun kind, geboren in 2022. De moeder heeft verweer gevoerd en aangegeven dat zij praktische problemen voorziet bij gezamenlijk gezag, vooral met betrekking tot toestemming voor uitlandig reizen met het kind. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 november 2024 heeft de vader aangegeven dat hij de moeder niet zal belemmeren in haar reisplannen en heeft hij een volmacht overgelegd waarin hij zijn toestemming verleent voor uitlandig reizen met het kind, onder bepaalde voorwaarden.

Het gerecht heeft overwogen dat het in het belang van het kind is dat de vader betrokken blijft in het leven van het kind en dat gezamenlijk gezag daarbij van groot belang is. Gezien de overgelegde volmacht en de bezwaren van de moeder die zijn weggenomen, heeft het gerecht besloten het verzoek van de vader toe te wijzen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er zal een aantekening in het gezagsregister worden gemaakt. De uitspraak is gedaan door mr. J.R. Veerman en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire

Registratienummer: BON202400531
Datum uitspraak: 29 januari 2025
BESCHIKKING
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te Curaçao,
hierna: de vader,
tegen
[verweerster]wonende te Bonaire,
hierna: de moeder,

1.De procedure

1.1.
De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de vader, ingekomen op 31 oktober 2024;
- het verweerschrift van de moeder, ingekomen op 20 november 2024;
- een volmacht van de vader van 17 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 november 2024. Daarbij zijn verschenen:
- de vader,
- de moeder,
- [ medewerker Voogdijraad] namens de Voogdijraad CN.
1.3.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats], hierna ook: [de minderjarige].
2.2.
De moeder is van rechtswege belast met het gezag over [de minderjarige].
2.3.
De vader heeft [de minderjarige] erkend.
2.4.
De hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] is bij de moeder op Bonaire. De vader woont in Curaçao.

3.De verzoeken en de beoordeling

3.1.
De vader verzoekt de rechtbank om hem samen met de moeder met het gezag over [de minderjarige] te belasten.
3.2.
De moeder voert gemotiveerd verweer. Zij stelt dat zij praktische problemen voorziet wanneer de vader ook belast wordt met gezag over [de minderjarige] omdat zij dan steeds toestemming van hem nodig heeft om uitlandig te reizen met [de minderjarige], iets dat vanwege haar werk regelmatig van haar verwacht wordt. Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat haar bezwaren tegen het verzoek worden weggenomen als de vader een volmacht zou overleggen waarin hij haar toestemming verleent om met [de minderjarige] uitlandig te reizen.
Juridisch kader
3.3.
Artikel 1:253c lid 1 BW BES biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook om gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat artikel 1:253e BW BES aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge artikel 1: 253c lid 1 BW BES tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Beoordeling
3.4.
Het gerecht overweegt als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader aangegeven graag samen met de moeder belast te worden met het gezag over [de minderjarige] om zich meer betrokken te voelen in het leven van hun kind. Sinds de moeder met [de minderjarige] van Curaçao naar Bonaire is verhuisd ondervindt hij een gevoel van verwijdering van zijn dochter. Ze hebben minder contact met elkaar en de vader wordt voor zijn gevoel minder betrokken in belangrijke beslissingen die over [de minderjarige] genomen moeten worden. Ten aanzien van de door moeder aangegeven zorg over zijn eventuele weigering toestemming te verlenen wanneer zij met [de minderjarige] uitlandig wil reizen, stelt de vader dat hij haar hierin niet zal belemmeren. Om dit aan te tonen heeft hij desgevraagd na afloop van de zitting een volmacht, d.d. 17 december 2024, overgelegd waarin hij heeft verklaard zijn toestemming aan de moeder te verlenen om [de minderjarige] mee te nemen op vakantiereizen en werkreizen buiten Bonaire. Dit onder de voorwaarden dat er tijdens haar werkreizen oppasmogelijkheden zijn voor [de minderjarige] en dat hij minimaal één week voor aanvang van de reis geïnformeerd wordt over de reis, de bestemming en de duur.
3.5.
Het gerecht is van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is dat de positie van de vader voor zoveel mogelijk wordt gewaarborgd in haar leven en dat het gezamenlijk gezag daarbij van grote betekenis kan zijn. Gelet hierop en op het feit dat de vader middels zijn na de zitting overgelegde volmacht de bezwaren van de moeder ten aanzien van gezamenlijk gezag heeft weggenomen, zal het gerecht het verzoek van de vader toewijzen.

4.De beslissing

4.1.
belast
[verzoeker]naast
[verweerster]met het gezag over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats];
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
verstaat dat de griffier van deze beslissing een aantekening maakt in het gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.R. Veerman, rechter, en op 29 januari 2025 2025 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.