In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag over een minderjarig kind. De vader, wonende in Curaçao, heeft verzocht om samen met de moeder, wonende op Bonaire, belast te worden met het gezag over hun kind, geboren in 2022. De moeder heeft verweer gevoerd en aangegeven dat zij praktische problemen voorziet bij gezamenlijk gezag, vooral met betrekking tot toestemming voor uitlandig reizen met het kind. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 november 2024 heeft de vader aangegeven dat hij de moeder niet zal belemmeren in haar reisplannen en heeft hij een volmacht overgelegd waarin hij zijn toestemming verleent voor uitlandig reizen met het kind, onder bepaalde voorwaarden.
Het gerecht heeft overwogen dat het in het belang van het kind is dat de vader betrokken blijft in het leven van het kind en dat gezamenlijk gezag daarbij van groot belang is. Gezien de overgelegde volmacht en de bezwaren van de moeder die zijn weggenomen, heeft het gerecht besloten het verzoek van de vader toe te wijzen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er zal een aantekening in het gezagsregister worden gemaakt. De uitspraak is gedaan door mr. J.R. Veerman en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.