In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. E.J. Winkel, vervangende toestemming om hun minderjarige zoon, geboren in 2017, uit te schrijven bij de Burgerlijke Stand te Bonaire en in te schrijven bij de Burgerlijke Stand in Aruba. De minderjarige woont al drie jaar bij eiser in Aruba, terwijl de twee dochters van partijen bij gedaagde in Bonaire wonen. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S.O.R.’G. Faarup, verzocht om afwijzing van de vordering en stelde dat zij zich zorgen maakte over het welzijn van de zoon, mocht hij op het adres van de nieuwe partner van eiser worden ingeschreven.
De mondelinge behandeling vond plaats op 10 november 2025, waarbij beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren. Het gerecht oordeelde dat het bevoegd was om te beslissen op de vordering van eiser, en dat op basis van artikel 1:253a lid 1 BW BES, geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter kunnen worden voorgelegd. Het gerecht concludeerde dat de zoon ingeschreven moest worden op de plek waar hij daadwerkelijk woont, namelijk Aruba, en verleende eiser de gevraagde vervangende toestemming. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 26 november 2025.