ECLI:NL:OGEABES:2024:26

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
BON20230098
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag vastgoedbelasting opgelegd aan een revocable trust en de toepassing van vrijstelling voor eigen woning

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een aanslag vastgoedbelasting die is opgelegd aan een revocable trust, opgericht naar het recht van de staat North Carolina. De belanghebbende, een trust, ontving een aanslag van USD 2.775 voor de onroerende zaak gelegen op Bonaire, waarvan de trustee en settler als hoofdverblijf gebruikmaken. De centrale vraag was of de aanslag terecht was opgelegd aan de trust en of de vrijstelling voor de eigen woning van toepassing was, zoals vastgelegd in artikel 4.4 van de Belastingwet BES.

De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de Inspecteur handhaafde deze bij uitspraak op bezwaar. De belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Gerecht. Tijdens de zitting op 23 januari 2024 is de belanghebbende vertegenwoordigd door haar gemachtigden, terwijl de Inspecteur ook aanwezig was. De belanghebbende stelde dat de aanslag aan de trustee als genothebbende krachtens bezit had moeten worden opgelegd, en dat de vrijstelling voor de eigen woning van toepassing was, omdat de trust als transparante entiteit zou moeten worden beschouwd.

Het Gerecht oordeelde dat de aanslag terecht aan de trust was opgelegd, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat de trustee als genothebbende moest worden aangemerkt. Bovendien werd vastgesteld dat er sprake was van een afgescheiden vermogen van de trustee, waardoor de vrijstelling voor de eigen woning niet van toepassing was. De uitspraak concludeerde dat het beroep ongegrond werd verklaard, en dat er geen aanleiding was voor vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

Uitspraak van 22 maart 2024
BBZ nr. BON20230098
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Zittingsplaats Bonaire
Uitspraak
Op het beroep in de zin van
hoofdstuk VIII, titel acht, afdeling drie van de Belastingwet BES van:
[Belanghebbende], gevestigd in de Verenigde Staten (VS),
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Bonaire,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak Kaya [adres] te [adres] gelegen op Bonaire (hierna: de onroerende zaak) op 3 juni 2022 een aanslag vastgoedbelasting voor het jaar 2021 opgelegd van USD 2.775 (hierna: de aanslag).
1.2
Belanghebbende heeft op 25 mei 2022 tegen de aanslag bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 maart 2023 de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 6 maart 2023 tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van USD 30.
1.5
De Inspecteur heeft op 3 mei 2023 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2024 te Kralendijk. Belanghebbende is vertegenwoordigd door [A] en bijgestaan door [B], verbonden aan HBN Law & Tax BV. Namens de Inspecteur zijn verschenen [C] en [D]. De gemachtigde van belanghebbende heeft de zitting via videoverbinding bijgewoond. Ten behoeve van belanghebbende is ter zitting gebruik gemaakt van een tolk.
1.7
Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is een ‘revocable trust’ opgericht op 13 februari 2012 naar het recht van de staat North Carolina.
2.2 [
A] is ‘settler’ en ‘trustee’ van belanghebbende.
2.3
Blijkens een akte van koop en verkoop heeft belanghebbende op 30 juni 2017 de eigendom verkregen van de onroerende zaak. Het betreft een eigendomsperceel grond kadastraal bekend als afdeling 4, sectie A, nummer [000], groot 800 vierkante meter met daarop een woning.
2.4
De woning staat [A] als hoofdverblijf ter beschikking.
2.5
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak een aanslag in de vastgoedbelasting opgelegd, gebaseerd op de vastgestelde waarde van USD 375.042. Het voordeel is daarbij gesteld op 4% van USD 305.042. De aanslag bedraagt (inclusief 30% eilandelijke opcenten) USD 2.775.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN

3.1
In geschil is of de aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Bij een bevestigend antwoord van die vraag is in geschil of de vrijstelling van artikel 4.4, aanhef en letter a, Belastingwet BES voor de eigen woning kan worden toegepast.
3.2
Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en stelt primair dat de aanslag aan [A] als genothebbende krachtens bezit had moeten worden opgelegd. Subsidiair stelt belanghebbende dat sprake is van een transparante entiteit, hetgeen er volgens haar toe leidt dat de vrijstelling van artikel 4.4, aanhef en letter a, Belastingwet BES voor de eigen woning van toepassing is.
3.3
De Inspecteur beantwoordt de eerste vraag bevestigend en stelt dat de aanslag terecht aan belanghebbende als genothebbende krachtens eigendom is opgelegd. Door het eigendomsrecht in te brengen in de trust is sprake van een afgescheiden vermogen van dat van de ‘settler’, hetgeen er toe leidt dat de vrijstelling van artikel 4.4, aanhef en letter a, Belastingwet BES voor de eigen woning niet van toepassing is, aldus de Inspecteur.

4.OVERWEGINGEN

Vooraf: prematuur beroep

4.1
Belanghebbende is op 6 maart 2023 in beroep gekomen. Dat is vóór de dagtekening van de uitspraak op bezwaar (9 maart 2023). Belanghebbende is derhalve prematuur in beroep gekomen. Een prematuur beroep is in principe niet-ontvankelijk. Dat is anders indien belanghebbende op het moment van het in beroep komen, mocht menen dat de uitspraak op bezwaar al tot stand was gekomen. Het Gerecht is gelet op de stelling van de inspecteur dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar een maand vooruit is gedagtekend van oordeel dat dat het geval is. Dat betekent dat belanghebbende ontvankelijk is in haar beroep.
Wettelijk kader
4.2
Ingevolge artikel 4.2, lid 1, Belastingwet BES wordt de vastgoedbelasting geheven van degene die bij het begin van het kalenderjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een onroerende zaak. Als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt conform het tweede lid van artikel 4.2 Belastingwet BES aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
4.3
Ingevolge artikel 4.4, aanhef en letter a, Belastingwet BES wordt geen vastgoedbelasting geheven ter zake van voordelen uit onroerende zaken die als eigen woning worden aangemerkt als bedoeld in artikel 4 Wet inkomstenbelasting BES en die de belastingplichtige als hoofdverblijf ter beschikking staan. Artikel 4 Wet inkomstenbelasting BES bepaalt dat onder eigen woning wordt verstaan, onder meer, een woning waarvan de belastingplichtige eigenaar is.
4.4
De Memorie van Toelichting (MvT) op artikel 4.2 Belastingwet BES [1] luidt voor zover van belang als volgt:
“In dit artikel is geregeld van wie de vastgoedbelasting wordt geheven. Belastingplichtig is de degene die bij het begin van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft van de onroerende zaak. Deze genothebbende moet onderscheiden worden van de gebruiker al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht. Deze gebruiker is voor de vastgoedbelasting niet relevant. Vanzelfsprekend kunnen de genothebbende en de gebruiker van een onroerende zaak één en dezelfde zijn, maar ook als een ander de onroerende zaak gebruikt, bijvoorbeeld door een huurder, is en blijft de genothebbende de belastingplichtige. […] De genothebbende is degene die aan het begin van het kalenderjaar in de kadastrale registratie als zodanig is vermeld. Echter, de mogelijkheid is opgenomen om bewijs te leveren dat een ander dan in de kadastrale registratie is vermeld de genothebbende is.”
Is de aanslag terecht aan belanghebbende opgelegd?
4.5
Naar het oordeel van het Gerecht is belanghebbende er niet in geslaagd om bewijs te leveren dat in afwijking van de kadastrale registratie [A] als genothebbende van de onroerende zaak krachtens bezit en als zodanig als belastingplichtige moet worden aangemerkt. Dat [A] rechtstreeks en indirect als ‘settler’ en ‘trustee’ van belanghebbende de controle en het toezicht over de onroerende zaak heeft, de feitelijke macht bezit om zonder daarvoor de goedkeuring van anderen in te roepen al hetgeen te doen wat betrekking heeft op de onroerende zaak en ook naar buiten treedt als bezitter van de onroerende zaak, doet daar niet aan af. Dat sprake is van een genothebbende krachtens bezit maakt immers niet dat belanghebbende als juridische eigenaar niet langer kan worden aangemerkt als genothebbende. [2] Het Gerecht is gelet op het voorgaande van oordeel dat de aanslag terecht aan belanghebbende als eigenaar van de onroerende zaak is opgelegd.
Is de vrijstelling van artikel 4.4, aanhef en letter a, Belastingwet BES voor de eigen woning van toepassing?
4.6
Het Gerecht volgt de Inspecteur in zijn stelling dat sprake is van een afgescheiden vermogen van dat van de trustee, zodat de vrijstelling van artikel 4.4, aanhef en letter a, Belastingwet BES voor de eigen woning niet van toepassing is. Dat de vrijstelling niet van toepassing is, is het gevolg van de keuze van [A] om de onroerende zaak - om hem moverende redenen - in te brengen in een trust.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, rechter, en is uitgesproken op 22 maart 2024, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Plasa Reina Wilhelmina (Fort Oranje)
Kralendijk
Bonaire
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van USD 60 verschuldigd.

Voetnoten

1.MvT Kamerstukken II 2009/10, 32189, nr. 3, blz. 38.
2.Hoge Raad 21 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6254, r.o. 3.5.