ECLI:NL:OGEABES:2024:25

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
BON202300499 tot en met BON202300504
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen en boetes verhuurbelasting motorrijtuigen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van het openbaar lichaam Bonaire. De belanghebbende had aanslagen en boetes opgelegd gekregen voor de verhuurbelasting motorrijtuigen over de periode van 1 januari 2022 tot 1 juli 2022. De heffingsambtenaar had de aanslagen gebaseerd op een schatting van het aantal verhuurde voertuigen, maar het Gerecht oordeelde dat deze schatting te hoog was. De belanghebbende had geen aangiften gedaan, wat leidde tot omkering en verzwaring van de bewijslast. Het Gerecht heeft de aanslagen en boetes verminderd op basis van een gecorrigeerde schatting van vier verhuurde auto’s per dag. De uitspraak benadrukt dat de heffingsambtenaar niet willekeurig mag schatten en dat de aanslagen op een redelijke basis moeten berusten. De belanghebbende heeft niet overtuigend aangetoond dat de schatting onjuist was, waardoor de aanslagen zijn verminderd maar niet volledig zijn vernietigd. De boetes zijn eveneens verlaagd, en de heffingsambtenaar is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 22 maart 2024
BBZ nrs. BON202300499 tot en met BON202300504
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Zittingsplaats Bonaire
Uitspraak
Op het beroep in de zin van
hoofdstuk VIII, titel acht, afdeling drie van de Belastingwet BES van:
[Belanghebbende], gevestigd te Bonaire,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE HEFFINGSAMBTENAAR VAN HET OPENBAAR LICHAAM BONAIRE, zetelend in Bonaire,
de heffingsambtenaar.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 31 januari 2023 aanslagen verhuurbelasting motorrijtuigen (hierna: de aanslagen) over de tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2022 tot 1 juli 2022 naar de volgende bedragen opgelegd. Gelijktijdig met de aanslagen zijn aan belanghebbende boetes opgelegd.
Tijdvak
Bedrag van de aanslag
Opgelegde boete
01-01-2022 / 01-02-2022
$ 748
$ 112,20
01-02-2022 / 01-03-2022
$ 704
$ 105,60
01-03-2022 / 01-04-2022
$ 776
$ 116,40
01-04-2022 / 01-05-2022
$ 840
$ 126
01-05-2022 / 01-06-2022
$ 952
$ 142,80
01-06-2022 / 01-07-2022
$ 924
$ 138,60
1.2
Belanghebbende heeft op 1 maart 2023 tegen de aanslagen en boetes bezwaar gemaakt.
1.3
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 21 maart 2023 – verzonden op 24 augustus 2023 – het bezwaar ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft op 26 oktober 2023 tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van $ 30.
1.5
De heffingsambtenaar heeft op 22 december 2023 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2024 te Kralendijk. Verschenen namens belanghebbende zijn [A], bestuurder van belanghebbende, alsmede [B], verbonden aan [Q] te Bonaire. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [C].

2.FEITEN

2.1
De heffingsambtenaar heeft op 17 oktober 2022 een brief verstuurd aan belanghebbende. Hierin is het volgende vermeld:
“(…) In verband met een bestandscontrole op de verhuurbelasting motorrijtuigen breng ik het volgende onder de aandacht:
Onder de naam “verhuurbelasting motorrijtuigen”, vervallen per 1 juli 2022, wordt een eilandbelasting geheven ter zake van de verhuur van een motorrijtuig op twee of meer wielen aan niet ingezetenen van het openbaar lichaam. Dit is geregeld in de Eilandsverordening verhuurbelasting motorrijtuigen Bonaire. (…)
De belasting wordt bij wijze van voldoening op aangifte geheven, waarbij het belastingtijdvak gelijk is aan één maand. Er dient maandelijks aangifte te worden gedaan en belasting plaats te vinden.
Uit onze controle is gebleken dat u in het bezit bent van motorrijtuigen waarvoor geen aangifte is gedaan in 2022. Dit terwijl er (actief) geadverteerd is voor deze voertuigen. Ik verzoek u alsnog de bijgevoegde aangiften in te vullen en het verschuldigde bedrag te voldoen binnen 20 dagen na dagtekening van deze brief.
Indien er geen aangifte wordt ingediend dan zal dit leiden tot het opleggen van een taxatieve aanslag op basis van een verhuurpercentage
.De aanslag wordt vermeerderd met een boete van 15% van het aanslagbedrag per maand.
Bij het aangeven van een aantal 0 of laag aantal verhuurdagen van uw motorrijtuigen voor verhuur dient dit te zijn voorzien van reden en eventuele onderbouwende bewijsstukken. Hierbij kunt u denken aan een uitdraai van de verhuuradministratie (geen excel overzicht). Hierbij wijs ik er op dat dit ter plaatse kan worden gecontroleerd.
Voor de volledigheid is een overzicht van bij u geregistreerd kentekens bijgevoegd. (…)”
2.2
Wegens het uitblijven van aangiften heeft de heffingsambtenaar op 31 januari 2023 de aanslagen en boetes opgelegd.
2.3
Tot de stukken van het geding behoort een uitdraai van de Facebookpagina van belanghebbende. Op deze pagina wordt als website [X] vermeld.
2.4
Tot de stukken van het geding behoort tevens een uitdraai van de website [X]. Hierop is onder meer het volgende vermeld:
“Rental Service With a wide range of Vehicles
Rent your own car from [Belanghebbende]. We have the best prices on Bonaire. We offer u the best SUV cars on the island. Just book a car online and explore Bonaire your own way. Free pick-up and drop-off at the airport.
[Belanghebbende] is an established garage from 2011 on Bonaire. We have our own towing service. We provide you 24/7 service in need. We do our own maintenance so don’t hesitate and book your car online to experience the beautiful island Bonaire. (…).”
Daarnaast bevat de website een pagina waarop een advertentie staat voor Chevrolet [merk] voor een verhuurprijs van $ 49.
2.5
Tot de stukken van het geding behoort voorts nog een uitdraai van een platform, [K], waarvan belanghebbende gebruik heeft gemaakt. Middels genoemd platform worden bepaalde bij belanghebbende geboekte of te boeken verhuurtransacties geregistreerd. Uit de tot het geding behorende stukken volgt de registratie van drie boekingen, waarvan twee op 2 juni 2022 en één op 22 mei 2022, tot een totaalbedrag van $ 274.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslagen en boetes terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.

4.OVERWEGINGEN

Vooraf: toepasselijke wetgeving

4.1
De verhuurbelasting motorrijtuigen (hierna: VBM) is een eilandbelasting. In artikel 67, lid 1, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is bepaald dat de heffing en invordering van eilandbelastingen geschiedt met toepassing van de hoofdstukken I en VIII van de belastingwet BES (hierna: BBES). Dit betekent dat met het oog op de hierna te behandelen ontvankelijkheid van het beroep, het doen van (de vereiste) aangifte, omkering en verzwaring van de bewijslast en de oplegging van boetes getoetst zal worden aan (hoofdstuk VIII van) de BBES.
4.2
Het Gerecht veronderstelt, alhoewel niet nadrukkelijk geregeld, dat hetgeen is bepaald in beleidsbesluit Besluit bestuurlijke boetes BES (hierna: BBBB) eveneens van toepassing is ter zake van de heffing van de VBM. Het Gerecht zal, daar waar in het BBBB is vermeld ‘de inspecteur’, mede begrijpen en in deze uitspraak vermelden ‘de heffingsambtenaar’. Dit laatste geldt ook voor de BBES.
Ontvankelijkheid beroep
4.3
Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van het beroep te beoordelen.
4.4
In artikel 8.101, lid 2 BBES is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur (de heffingsambtenaar) gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
4.5
De regel dat beroep moet worden ingediend binnen twee maanden na dagtekening van de uitspraak op bezwaar leidt uitzondering indien de uitspraak na de datum van dagtekening is bekendgemaakt. In dat geval vangt de termijn voor het instellen van beroep op de dag na bekendmaking. Bekendmaking van de uitspraak kan geschieden door terpostbezorging (vgl. Hoge Raad 5 juli 2019, ECLl:NL:HR:2019:1102).
4.6
De heffingsambtenaar heeft in het verweerschrift verklaard dat uit het zaaksysteem blijkt dat de bezwaarfase inhoudelijk is afgerond op 24 augustus 2023. De uitspraak op bezwaar is per post en per e-mail verstuurd op 24 augustus 2023. De dagtekening van de uitspraak op bezwaar van 21 maart 2023 is abusievelijk onjuist opgenomen.
4.7
Belanghebbende heeft gesteld dat zij de uitspraak op bezwaar pas na 24 augustus 2023 heeft ontvangen. Belanghebbende heeft een afschrift van de enveloppe overgelegd waarin de uitspraak op bezwaar, aldus belanghebbende, is verzonden. Deze enveloppe heeft als poststempel 30 augustus 2023.
4.8
Gelet op de poststempel moet aangenomen worden dat de uitspraak op bezwaar uiterlijk op 30 augustus 2023 ter post is bezorgd en in ieder geval niet daarvoor door belanghebbende is ontvangen. Dit brengt mee dat de beroepstermijn is aangevangen op 31 augustus 2023. Daarvan uitgaande is het beroepschrift binnen de wettelijke termijn van twee maanden, en daarmee tijdig, ingediend.
Inhoudelijk
4.9
De VBM – voor zover hier van belang – bepaalt:
“(…)
Art. 2
Onder de naam “verhuurbelastingbelasting motorrijtuigen” wordt een eilandbelasting geheven ter zake van de verhuur van een motorrijtuig op twee of meer wielen aan
niet ingezetenen van het openbaar lichaam[onderstreping Gerecht].
(…)
Art. 4
De belasting wordt geheven naar het aantal motorrijtuigen dat is verhuurd en over het aantal dagen dat elk motorrijtuig is verhuurd.
Art. 5
Het tarief van de belasting bedraagt per motorrijtuig, per dag dat deze is verhuurd:
a. voor motorrijtuigen op 4 of meer dan 4 wielen;
- (…)
- na 1 juli 2011, USD. 4,00. (…)
(…)
Art. 6
Het belastingtijdvak is gelijk aan één kalendermaand.
Art. 7
1. De belasting wordt bij wege van voldoening op aangifte geheven.”
4.1
In artikel 8.93, lid 5 BBES is - voor zover van belang - bepaald dat indien het bezwaar is gericht tegen een belastingaanslag met betrekking tot welke ten onrechte de vereiste aangifte niet is gedaan, de belastingaanslag wordt gehandhaafd, tenzij gebleken is dat, en zo ja in hoeverre, deze onjuist is. De omkering en verzwaring van de bewijslast wordt voor het beroep geregeld in artikel 8.114 BBES.
4.11
Belanghebbende is op regelmatige wijze uitgenodigd tot het doen van aangiften VBM over de maanden januari tot en met juni 2022. Belanghebbende heeft geen aangiften gedaan. Gevolg daarvan is dat omkering en verzwaring van de bewijslast plaatsvindt.
4.12
Op basis van de door de heffingsambtenaar overlegde stukken (de uitdraai van de Facebookpagina, website en uitdraai van het platform; zie 2.3, 2.4 en 2.5) acht het Gerecht aannemelijk dat belanghebbende zich, naast activiteiten voor haar garagebedrijf, mede bezig hield met verhuuractiviteiten aan (onder andere) toeristen.
4.13
De omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de heffingsambtenaar niet van de verplichting om de door hem opgelegde aanslagen niet naar willekeur vast te stellen. De aanslagen dienen te berusten op een redelijke schatting. In het hierna volgende zal het Gerecht de redelijkheid van de schatting beoordelen.
4.14
Op naam van belanghebbende stonden tot 23 maart 2022 15 kentekens geregistreerd. Vanaf 23 maart 2022 waren dat er 14 en vanaf 6 april 2022 waren dat er 13.
4.15
Uitgaande van een tarief van $ 4 per dag, per auto, bedraagt het aantal door de heffingsambtenaar geschatte aantal verhuurtransacties voor de maanden januari tot en met juni 2022 respectievelijk: 187, 176, 194, 210, 238 en 231. Dat betekent dat gemiddeld tussen de 6 en 8 auto’s per dag zouden zijn verhuurd. Desgevraagd ter zitting heeft de heffingsambtenaar niet kunnen aangeven op welke wijze hij tot genoemde aantallen is gekomen.
4.16
Naar het oordeel van het Gerecht is de heffingsambtenaar bij diens schatting uitgegaan van een te hoge schatting van het aantal verhuurde auto’s. Ervan uitgaande dat het garagebedrijf de hoofdactiviteit van belanghebbende vormt en aannemelijk is dat een (groot) deel van de op naam van belanghebbende staande kentekens bestemd zijn om als leenauto ter beschikking te worden gesteld aan personen die hun auto ter reparatie hebben aangeboden én rekening houdend met het feit dat ook een (klein) deel van de voor verhuur bestemde auto’s verhuurd zullen zijn aan ingezetenen, ter zake waarvan geen VBM verschuldigd is, acht het Gerecht het redelijk om uit te gaan van vier verhuurde auto’s per dag. Alsdan bedraagt de te berekenen VBM per maand:
Tijdvak
Bedrag van de aanslag
01-01-2022 / 01-02-2022
31 dagen x 4 auto’s x $ 4 = 496
01-02-2022 / 01-03-2022
28 dagen x 4 auto’s x $ 4 = 448
01-03-2022 / 01-04-2022
31 dagen x 4 auto’s x $ 4 = 496
01-04-2022 / 01-05-2022
30 dagen x 4 auto’s x $ 4 = 480
01-05-2022 / 01-06-2022
31 dagen x 4 auto’s x $ 4 = 496
01-06-2022 / 01-07-2022
31 dagen x 4 auto’s x $ 4 = 480
4.17
Belanghebbende, die derhalve dient te doen blijken dat de aldus berekende aanslagen tot een te hoog bedrag zijn bepaald, verwijst naar documenten van de website, waarop onder meer zou zijn te zien dat de website niet gebruikt wordt voor de verhuur van motorrijtuigen aan niet-ingezetenen en dat er geen tot weinig sprake is geweest van verhuur in het gehele jaar 2022.
4.18
Het door belanghebbende aangevoerde acht het Gerecht niet dermate overtuigend dat daarmee elke redelijke twijfel is uitgesloten dat belanghebbende niet of nauwelijks huurinkomsten heeft genoten. Belanghebbende heeft derhalve niet op overtuigende wijze de onjuistheid aangetoond van de door het Gerecht gecorrigeerde schatting. De aanslagen zullen derhalve worden bepaald op de onder 4.16 berekende bedragen.
Boetes
4.19
Op grond van artikel 8.23 BBES kan de Inspecteur (de heffingsambtenaar) indien de belastingplichtige of inhoudingsplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de ingevolge artikel 8.11, eerste lid, gestelde termijn heeft betaald, ter zake van dit verzuim een boete opleggen van ten hoogste USD 5.600.
4.2
In het BBBB is het boetebeleid van de Inspecteur (de heffingsambtenaar) neergelegd. Op grond van artikel 6 wordt een verzuimboete opgelegd van vijftien procent van de niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betaalde belasting tot het wettelijk maximum van artikel 8.23 BBES, indien de belastingplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig heeft betaald, omdat te weinig is aangegeven. Daarbij wordt de boete minimaal gesteld op $ 200.
4.21
De heffingsambtenaar heeft boetes opgelegd ter grootte van 15% van de niet-voldane belasting en daarbij de boetes opgelegd die minder bedragen dan het wettelijk gestelde minimum van $ 200 (1.1). Het Gerecht zal de door de heffingsambtenaar gevolgde systematiek volgen, de boetes bepalen met inachtneming van de verlaagde grondslag (4.16) en het minimumbedrag van $ 200 buiten beschouwing laten.
Tijdvak
Bedrag van de aanslag
Op te leggen boete
01-01-2022 / 01-02-2022
$ 496
$ 74
01-02-2022 / 01-03-2022
$ 448
$ 67
01-03-2022 / 01-04-2022
$ 496
$ 74
01-04-2022 / 01-05-2022
$ 480
$ 72
01-05-2022 / 01-06-2022
$ 496
$ 74
01-06-2022 / 01-07-2022
$ 480
$ 72
4.22
Anders dan dat belanghebbende heeft gesteld dat geen auto’s aan niet-ingezetenen zijn verhuurd, zijn geen afzonderlijke grieven aangevoerd tegen de opgelegde (hoogte van de) boetes. Het Gerecht acht de verlaagde boetes, ook al is de hoogte daarvan komen vast te staan met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast, passend en geboden.
Slotsom
4.23
Het door belanghebbende ingestelde beroep is gegrond. Het Gerecht zal de aanslagen en de boetes verminderen.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

4.24
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de kosten voor bezwaar, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
4.25
Ingevolge artikel 8:115a BBES worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in het Uitvoeringsbesluit Belastingwet BES.
4.26
In artikel 5.1 van dit Uitvoeringsbesluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op $ 782 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt $ 391, wegingsfactor 1).
4.27
Verder dient de heffingsambtenaar op grond van artikel 8:104, lid 4, BBES het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigd de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de bedragen van de aanslagen naar $ 496 (januari 2022), $ 448 (februari 2022), $ 496 (maart 2022), $ 480 (april 2022), $ 496 (mei 2022) en $ 480 (juni 2022);
- vermindert de boetes naar $ 74 (januari 2022), $ 67 (februari 2022), $ 74 (maart 2022), $ 72 (april 2022), $ 74 (mei 2022) en $ 72 (juni 2022);
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van $ 782; en
- draagt de heffingsambtenaar op het door belanghebbende betaalde griffierecht van $ 30 te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, rechter, en is uitgesproken op 22 maart 2024, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Plasa Reina Wilhelmina (Fort Oranje)
Kralendijk
Bonaire
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van USD 60 verschuldigd.