ECLI:NL:OGEABES:2024:17

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
400.00126/23
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en vrijspraak van het doden van geiten op Bonaire

Op 8 februari 2024 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999 te Bonaire. De verdachte werd beschuldigd van het doden van geiten en het voorhanden hebben van vuurwapens. Tijdens de zitting op 18 januari 2024, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.M.A. van Lieshout, heeft de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden geëist, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 120 uren. De raadsvrouw pleitte voor vrijspraak van het doden van de geiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze aan iemand toebehoorden. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het doden van de geiten, aangezien de wilde geiten op Bonaire niet aan het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) toebehoren. De verdachte werd vrijgesproken van dit feit. Echter, het Gerecht vond wel voldoende bewijs voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, wat resulteerde in een veroordeling. De verdachte had op 10 mei 2023 samen met een medeverdachte vuurwapens voorhanden gehad, die gebruikt werden om geiten te doden. Het Gerecht legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, waarvan de uitvoering voorwaardelijk was, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte had geen relevante eerdere veroordelingen en er werd rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een mogelijke verstandelijke beperking.

Uitspraak

Parketnummer: 400.00126/23

Uitspraak: 8 februari 2024 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1999 te Bonaire,
wonende op Bonaire, [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.M.A. van Lieshout, advocaat te Bonaire.
De officier van justitie, mr. L. Stroink, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder feiten 1., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, proeftijd 2 jaren en aftrek van het voorarrest en onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte een werkstraf voor de duur van 120 uren zal verrichten.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, te weten het doden van de geiten die geheel of ten dele aan een ander toebehoren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat de geiten aan iemand toebehoorden. Het Gerecht in eerste aanleg heeft op 16 juni 2022 geoordeeld dat de wilde geiten niet aan het OLB toebehoren. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de geiten geheel of ten dele aan een ander toebehoorden. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte wist van één vuurwapen en dat het de vraag is of hij het ook voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van feit 3 heeft raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
dat hij, op of omstreeks 10 mei 2024, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging van anderen of een ander althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (of meer) geit(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan hem, verdachte en/of zijn medeverdachten toebehoorde, heeft gedoodt, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 2
dat hij op of omstreeks 10 mei 2023, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met anderen of een ander althans alleen, voorhanden heeft gehad een vuurwapen kaliber 22, zonder serienummer en/of een vuurwapen kaliber 22, met serienummer [serienummer] van het merk MARLIN, zijnde een of meer vuurwapen(s) in de zin van de Vuurwapenwet BES;
Feit 3
dat hij, op of omstreeks 10 mei 2023, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging van anderen of een ander althans alleen, op de openbare weg of voor het publiektoegankelijke plaats, te weten wijk Bolivia, een (of meer) wapen(s), te weten kapmes(sen) en/of grote mes(sen)) en/of lange mes(sen), althans enige scherp en/of lang en/of puntig voorwerp zijnde een wapen in de zin van de Wapenwet BES, bij zich heeft gehad.
Voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak feit 1
Het Gerecht is van oordeel dat voor het onder 1. ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is en dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Op 10 mei 2023 heeft verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] geiten gevangen in de
mondibij Bolivia en gedood met een wapen. Deze geiten hadden geen oormerk en liepen daar los rond. Er zijn in het onderzoek geen personen naar voren gekomen die eigenaar zouden zijn van de gedode geiten.
Het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire heeft op 16 juni 2022 een belangrijk vonnis gewezen over de vraag wie eigenaar is van de wilde, loslopende geiten zonder oormerk op Bonaire [1] . Tot 16 juni 2022 werd wel gezegd dat wilde geiten aan het Openbaar Lichaam Bonaire (hierna: OLB) toebehoorden. Op 16 juni 2022 heeft het Gerecht geoordeeld dat niet uit wet- en regelgeving kan worden afgeleid dat loslopende geiten in het wild aan het OLB toebehoren. Geiten die niet aan particuliere eigenaren toebehoren, behoren dus ook niet toe aan het OLB.
Ten laste is gelegd dat verdachte samen met anderen geiten heeft gedood die aan een ander toebehoorden. Nu bij vonnis van 16 juni 2022 vastgesteld is dat loslopende geiten in het wild niet toebehoren aan het OLB, de geiten geen oormerk hadden en er geen eigenaar bekend is geworden, is het onderdeel ‘die aan een ander toebehoorden’ niet wettig en overtuigend bewezen. Het Gerecht spreekt verdachte daarom van feit 1. vrij.
Overweging ten overvloede
Het Gerecht realiseert zich dat er al jaren discussie wordt gevoerd over de geitenpopulatie op Bonaire. Zijn er ‘wilde’ geiten op Bonaire, of behoren alle geiten aan iemand toe? Mogen geiten loslopen op het eiland? Als er wilde geiten zijn, mag daar dan zomaar op worden gejaagd? Hoe zit het met slachten, en verkopen van wilde geiten? Het Gerecht heeft ook gemerkt dat er op het eiland veel onduidelijkheid heerst over wat wel en niet mag ten aanzien van wilde geiten. Die onduidelijkheid lijkt versterkt doordat het OM, met het aanbrengen van deze zaak de discussie over de geiten weer heeft heropend. Ten overvloede overweegt het gerecht daarom nog het volgende.
In de discussie rondom de geiten spelen allerlei verschillende belangen en standpunten een rol. Zo worden wilde geiten van oudsher gevangen, geslacht en gegeten. Maar er is ook een probleem met geitendiefstal. Loslopende geiten lijken vaak geen eigenaar te hebben als ze schade veroorzaken. Maar als ze ‘gestolen’ worden blijkt er opeens wel een eigenaar te zijn.
Het Gerecht heeft zich de vraag gesteld of er überhaupt een bepaling is die het jagen op en/of het doden van ‘wilde’ geiten op Bonaire strafbaar stelt. Het Wetboek van Strafrecht BES kent bepalingen over geitendiefstal, dierenvernieling zoals in casu tenlastegelegd, en dierenmishandeling. Het jagen op of doden van wilde geiten valt niet zonder meer onder een van die bepalingen. In de
Eilandsverordening Natuurbeheer Bonaireis (in artikel 17) bepaald dat bij besluit nadere regels kunnen worden gesteld over het jagen op niet-beschermde dieren, zoals geiten. Die nadere regels heeft het Gerecht echter niet aangetroffen in het
Eilandsbesluit Natuurbeheer Bonaire, en ook niet in andere regelgeving. Het lijkt er dan ook op dat het jagen op en doden van wilde geiten, dus geiten die niet aan een ander toebehoren, niet zonder meer strafbaar is.
Het Gerecht kan zich voorstellen dat het wel gewenst is regels te hebben over het jagen op en het doden van wilde geiten op Bonaire, maar kan slechts beslissen in een individuele zaak. Nadere regelgeving omtrent de wilde geiten vergt een politieke discussie, en een fundamentele beslissing over de (on)wenselijkheid van loslopende geiten op het eiland, en van het jagen door particulieren. Het stellen van (nadere) regels op dit vlak is niet aan het Gerecht, maar aan de overheid.
Vrijspraak feit 3
Het Gerecht is van oordeel dat ook voor het onder 3. ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is en dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Aan verdachte is onder 3. ten laste gelegd dat hij bij zich had wapens in de zin van de Wapenwet BES, te weten ‘kapmes(sen), grote mes(sen) en/of lange mes(sen)’. In de Wapenwet BES staat in artikel 1 lid 2 onder a, omschreven wat wapens zijn in de zin van die wet. Kapmessen, grote messen en/of lange messen staan daar niet genoemd. Andere dan in artikel 1 lid 2 onder a genoemde voorwerpen kunnen eveneens een wapen zijn in de zin van de Wapenwet BES, maar slechts wanneer zij zijn bedoeld om (mede) als wapen te dienen, blijkende uit
de omstandigheid waaronder of de wijze waarop zij worden gedragen (artikel 1 lid 2 onder b). Een keukenmes wordt een wapen bijvoorbeeld, wanneer iemand een ander daarmee in het openbaar bedreigt.
Wanneer is een voorwerp bedoeld om als wapen te dienen? De Wapenwet BES geeft hierover geen verdere duidelijkheid. Het Gerecht heeft daarom de Wet wapens en munitie (WWM) uit Europees Nederland geraadpleegd. Daarin staat een soortgelijke bepaling; wapens in de zin van categorie IV onder 7 zijn ‘
voorwerpen waarvan, gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder zij worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij zijn bestemd om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, en die niet in een van de andere categorieën vallen’. Hieronder vallen – in Europees Nederland – bijvoorbeeld keukenmessen die gebruikt zijn om iemand mee te bedreigen of te mishandelen.
Het Gerecht gaat er vanuit dat het bepaalde in artikel 1 lid 2 onder b Wapenwet BES is gebaseerd op deze categorie IV onder 7 uit de WWM en dat ook in de Wapenwet BES is bedoeld voorwerpen strafbaar te stellen die bedoeld zijn om als wapen te dienen
tegen personen. In deze zaak is daarvan geen sprake. De messen zijn aangetroffen in de auto, samen met de gedode geiten. Verdachte heeft verklaard dat de messen zijn gebruikt bij het slachten van de geiten. Uit het dossier blijkt niet dat er (ook) andere dingen mee zijn gebeurd. Dat de messen tegen personen zijn gebruikt, of daarvoor bedoeld waren, blijkt niet uit het dossier. Nu niet vastgesteld kan worden dat sprake is van een situatie of een omstandigheid als bedoeld in artikel 1, lid 2 onder b van de Wapenwet BES, zijn de messen geen ‘wapens’ in de zin van die wet.
Bewezenverklaring feit 2
Het Gerecht vindt wel - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 mei 2023, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een ander, voorhanden heeft gehad een vuurwapen kaliber 22, zonder serienummer en een vuurwapen kaliber 22, met serienummer [serienummer] van het merk MARLIN, zijnde vuurwapens in de zin van de Vuurwapenwet BES.
Het Gerecht vindt niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [2]
1. Op 10 mei 2023 omstreeks 14.20 uur, werden verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5], [verbalisant 6], [verbalisant ], [verbalisant 8] en [verbalisant 9] naar aanleiding van een melding van een mogelijke geitendiefstal gedirigeerd naar Bolivia. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“Op 10 mei 2023 omstreeks 13.26 uur kreeg ik, verbalisant [verbalisant 1], telefonisch een melding van geitendiefstal die plaats zal gaan vinden in Bolivia. Wij positioneerden ons strategisch op verschillende plekken afwachtend op het voertuig die vanuit Bolivia zou moeten komen. Tijdens de achtervolging zagen wij verbalisanten, dat de inzittende die op de achterbank zat een object lijkende op een vuurwapen met een lange loop in zijn handen vasthield. Kort hierna zagen wij, [verbalisanten] dat een zwart object lijkende op een lange afstand vuurwapen uit het raam linksachter gegooid werd. Kort hierna werd een tweede soort object lijkende op een lange afstand vuurwapen uit het raam rechtsvoor naar buiten gegooid. Beide objecten werden in de omgeving van Fontein gegooid. Toen wij bezig waren met de aanhoudingen is de surveillance 2 terug gegaan naar de plaats waar de vuurwapens uit het voertuig gegooid werden. Aldaar werden de lange afstand vuurwapens in beslag genomen.” [3]
2. Op 11 mei 2023 heeft verbalisant [verbalisant 10] forensisch onderzoek verricht aan de aangetroffen wapens. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“ Bij dit onderzoek zijn als verdachten betrokken: [medeverdachte] en [verdachte]. Het wapen waarvan het serienummer verwijderd was is geschikt en bestemd voor het verschieten van kaliber .22. Het bruinkleurige wapen was voorzien van serienummer [serienummer] van het merk ‘Marlin’ en geschikt en bestemd voor het verschieten van kaliber.22” [4]
3. De medeverdachte [medeverdachte] heeft op 15 mei 2023 het volgende verklaard:
“Wij besloten geiten te gaan stelen. Ik had een vuurwapen en [verdachte] had een vuurwapen. Eigenlijk zijn beide van mij. Het klopt dat wij die uit de auto hadden gegooid.” [5]
4. De verdachte heeft op de terechtzitting het volgende verklaard:

We gingen geiten pakken. Ik heb een wapen gezien.” [6]
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte maar één wapen heeft gezien, zoals hij ook zelf heeft verklaard, en dat op basis hiervan niet direct kan worden vastgesteld dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad. Het Gerecht overweegt met betrekking tot het voorhanden hebben van de vuurwapens als volgt.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen vereist dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen en daarover beschikkingsmacht had.
Verdachte is samen met de medeverdachte naar de mondi gegaan om geiten te doden. De medeverdachte [medeverdachte] heeft met dat doel twee wapens meegenomen, zoals hij zelf ook heeft verklaard. Uit de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte volgt dat ook verdachte een wapen in handen heeft gehad, en dat beiden op geiten hebben geschoten. Tijdens de achtervolging door de politie zijn twee wapens uit het raam gegooid: één vanaf de achterbank uit het raam linksachter en één vanaf de bijrijdersstoel uit het raam rechtsvoor. In de auto zaten op dat moment drie personen: de chauffeur, verdachte en zijn medeverdachte. Het Gerecht leidt uit dit alles af dat verdachte zich niet alleen bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van het tweede wapen maar hierover ook, samen met de medeverdachte, de beschikkingsmacht heeft gehad.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder feit 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in de artikelen 1 en 11 van de Wapenwet BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 1, eerste lid, van de Wapenwet BES.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bewezen is verklaard dat verdachte samen met een ander twee vuurwapens voorhanden heeft gehad.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het Gerecht heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor het aanwezig hebben van een vuurwapen in een auto als indicatie een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, gegeven.
In dit geval heeft de verdachte twee vuurwapens voorhanden gehad, in de auto en in de mondi, om daarmee geiten te doden. De wapens waren niet van verdachte en het Gerecht wil wel aannemen dat het niet de intentie van verdachte is geweest de wapens tegen mensen te gebruiken. Dat neemt niet weg dat het gaat om – kennelijk – goed werkende wapens die tegen mensen gebruikt zouden
kunnenworden, en die ook voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn. Met dergelijke wapens kunnen bijvoorbeeld ook overvallen worden gepleegd. Het aanwezig hebben van dergelijke wapens op Bonaire vindt het Gerecht zeer onwenselijk, ook als die bedoeld zijn om geiten mee te schieten, en al helemaal als ze worden meegenomen op de openbare weg.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een forse gevangenisstraf.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft, zo blijkt uit zijn strafkaart, geen relevante eerdere veroordelingen op zijn naam staan. De reclassering maakt melding van een mogelijke verstandelijke beperking bij verdachte, en rapporteert dat hij beïnvloedbaar lijkt. De reclassering schat het recidiverisico in als laag-gemiddeld [7] .
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld. In het als bijzondere voorwaarde daarnaast opleggen van een werkstraf ziet het Gerecht geen meerwaarde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b, 31 en 49 van het Wetboek van Strafrecht BES, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
-Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feiten 1 en 3 ten laste zijn gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
-Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan;
-Kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
-Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
- Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 maandenen bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
-Beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
- Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.G.C. Groenendaal, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, zittingsgriffier, en op 8 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.

Voetnoten

1.Gerecht in eerste aanleg van Bonaire 16 juni 2022 (ECLI:NL:OGEABES:2022:26).
2.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisanten in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Caribisch Nederland (afdeling incident gerichte opsporing) d.d. 21 december 2023 geregistreerd onder de onderzoeksnaam ‘ELIAS’.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2023, pagina 3 e.v.
4.Proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek d.d. 16 mei 2023, p. 7 e.v.
5.Proces-verbaal van tweede verhoor verdachte [medeverdachte], d.d. 15 mei 2023, p. 81 e.v.
6.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 januari 2024, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
7.Voorlichtingsrapport Stichting Reclassering Caribisch Nederland d.d. 5 januari 2024.