ECLI:NL:OGEABES:2022:26

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
400.00350/20
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van geiten op Bonaire met vrijspraak voor niet-geoormerkte geiten

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is de verdachte beschuldigd van diefstal van geiten. De zaak werd op 16 juni 2022 behandeld, na eerdere zittingen op 17 maart 2021 en 16 juni 2022. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.M.A. van Lieshout, werd beschuldigd van het wegnemen van geiten die niet aan particuliere eigenaren toebehoorden. De officier van justitie, mr. M. Teengs-Gerritsen, eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.

Het Gerecht oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal van een geoormerkte geit, maar sprak hem vrij van de diefstal van niet-geoormerkte geiten. Het Gerecht concludeerde dat niet kon worden vastgesteld dat deze geiten aan particuliere eigenaren toebehoorden of dat de verdachte wist dat hij deze geiten wegnam van een ander. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke eigendomsrechten en de rol van lokale regelgeving in het strafrecht. Het Gerecht hield rekening met de ernst van de diefstal en de impact op de gemeenschap, gezien de frequentie van geitendiefstal op Bonaire. De beslissing om de verdachte vrij te spreken van de niet-geoormerkte geiten toont aan dat het Gerecht zorgvuldig omging met de bewijsvoering en de rechten van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 400.00350/20
Uitspraak: 16 juni 2022 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteland],
wonende op [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2021 en 16 juni 2022. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.M.A. van Lieshout, advocaat op Bonaire.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. M. Teengs-Gerritsen, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met als bijzondere voorwaarde een taakstraf voor de duur van 20 uren en een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen en de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daarnaast heeft de raadsvrouw verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
Primair:
in of omstreeks de periode van 1 mei 2020 tot met 6 november 2020, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geit(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Subsidiair:
in of omstreeks de periode van 1 mei 2020 tot en met 6 november 2020, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met grove verwaarlozing van de ten deze geboden voorzichtigheid opzettelijk enig goed te weten een of meer geit(en), in elk geval een of meer goed(eren)/ welk goed/ welke goederen door diefstal, in elk geval door misdrijf was/waren verkregen, heeft gekocht, gehuurd, ingeruild, in pand genomen, en/of als geschenk heeft aangenomen en/of uit winstbejag heeft verkocht, verhuurd, verruild, in pand heeft gegeven, vervoerd, bewaard en/of verborgen, terwijl hij/zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen).
Voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op5 november 2020, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geit, toebehorende aan [slachtoffer].
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen op Bonaire.

1.Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte:

Op 6 november 2020 zagen wij, verbalisanten, op het achterterrein van de woning aan de [adres], geiten die bij het hek waren vastgebonden. Wij zagen dat één van de geiten geoormerkt was. Het oormerk was op beide oren te zien. [Verdachte] zei het volgende: “Eén van de geiten is van een oormerk voorzien.” [2]

2.Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant]:

Op 6 november 2020 nam ik, verbalisant, contact op met de dienst Landbouw en Veeteelt van het Openbaar Lichaam Bonaire om te vragen aan wie het oormerk van de geit toebehoort. De heer [medewerker] stuurde mij een vergunning voor gebruik van het merkteken. Deze was op de namen van [betrokkene 1] en [slachtoffer 1]. Ik ben naar de heer [betrokkene 1] gereden. Hij verklaarde mij dat de geit niet van hem is. Ik reed vervolgens naar het adres van de heer [slachtoffer 1]. Ik, verbalisant, liet hem de foto van de geit zien. [Slachtoffer 1] verklaarde aan mij dat de geit van hem is. [3]

3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1]:

Het merkteken dat op het oor te zien is van één van de geiten is inderdaad mijn geit. Ik heb niemand toestemming gegeven de geit mee te nemen. [4]

4.De verdachte heeft bij de politie het volgende verklaard:

Ik was bij het adres [adres]. De verbalisanten vroegen mij over de geiten die op het erf waren vastgebonden. Deze geiten hadden wij, [medeverdachte] en ik, gisteren (het Gerecht begrijpt: 5 november 2020) in de buurt van Lac gevangen. [5]

5.Het proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte]:

Ik weet dat het gaat om de geiten die de politie bij mijn woning (het Gerecht begrijpt: [adres]) heeft aangetroffen. De geiten zijn zo tam dat ik ze naar huis heb gebracht. Eén had een oormerk. [6]
Bewijsoverwegingen
Vastgesteld kan worden dat de verdachten op 5 november 2020 drie geiten hebben weggenomen.
Ten aanzien van de geit die niet was geoormerkt en niet is herkend door aangever als zijn eigendom, kan uit het dossier niet worden afgeleid dat deze aan een (andere) particuliere eigenaar toebehoort. De volgende vraag die het Gerecht dient te beantwoorden, is of deze geit aan het Openbaar Lichaam Bonaire (hierna: OLB) toebehoort. Tot voor kort werd deze vraag bevestigend beantwoord. Daarbij werd geleund op oude, lokale regelgeving van het jaar 1918, namelijk de keur over het weiden en schutten van vee en de keur over het merken van geiten en schapen. Nog los van de vraag of deze keuren thans nog geldende regelgeving zijn nu deze keuren niet zijn overgenomen bij de Invoeringswet van 10 oktober 2010, is het Gerecht met de officier van justitie van oordeel dat deze keuren geen expliciete, dan wel impliciete bepaling bevatten waaruit kan worden afgeleid dat niet-geoormerkte, loslopende geiten in het wild aan het OLB toebehoren. Nu dit eveneens niet kan worden afgeleid uit andere wet- en regelgeving, zal het Gerecht de verdachte partieel vrijspreken van de diefstal van deze geit.
Ten aanzien van de geit die niet was geoormerkt, maar wel door aangever is herkend als zijn eigendom, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wist of moet hebben geweten dat de geit aan een ander toebehoorde. Daarbij neemt het Gerecht in aanmerking dat niet is komen vast te staan dat de geit is weggenomen van het terrein van aangever. Daarnaast behoren, zoals hiervoor is overwogen, niet-geoormerkte geiten in het wild niet toe aan het OLB. Nu ook overigens niet is komen vast te staan dat de verdachte wist of moet hebben geweten dat de niet-geoormerkte geit aan een ander toebehoorde, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte heeft gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van die geit. Het Gerecht zal de verdachte daarom eveneens partieel vrijspreken van de diefstal van die geit.
Ten aanzien van de geit van aangever die wel is geoormerkt, is het Gerecht van oordeel dat de verdachten moeten hebben geweten dat die geit aan een ander toebehoorde, nu beide verdachten ook hebben verklaard het oormerk bij die geit te hebben gezien. Het Gerecht acht daarom de diefstal van deze geit wel wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 324 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Diefstal door twee of meer vereenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een geit. Dankzij kordaat optreden van de meldster die de politie heeft gealarmeerd, kon de geit weer worden teruggebracht naar de eigenaar. Het is aldus niet aan de verdachte te danken dat de (financiële) schade van de eigenaar beperkt is gebleven.
Ten gunste van de verdachte heeft het Gerecht rekening gehouden met het ruime tijdsverloop van de behandeling van de zaak.
Het Gerecht heeft voorts acht geslagen op de strafkaart van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Het Gerecht zal dit echter niet in het voordeel van de verdachte meewegen, nu recidive veeleer als een strafverhogende omstandigheid zou hebben gegolden.
Bij de straftoemeting heeft het Gerecht in het bijzonder rekening gehouden met de strafdoelen van speciale en algemene preventie in die zin dat het Gerecht daarmee wil onderstrepen dat het niet alleen voor de verdachte, maar voor een ieder duidelijk moet zijn welke (strafrechtelijke) gevolgen het heeft als iemand zich schuldig maakt aan geitendiefstal. Het is immers algemeen bekend dat diefstal van geiten op Bonaire een veelvoorkomend probleem is. Met het opleggen van de straf wordt daarom niet alleen geprobeerd de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst (wederom) schuldig te maken aan het plegen van (dergelijke) strafbare feiten, maar ook andere potentiële daders van geitendiefstal af te schrikken.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt $ 3.100,- aan materiële schade.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Het Gerecht constateert dat de benadeelde partij de vordering onvoldoende heeft onderbouwd. De benadeelde partij wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht zal de proceskosten compenseren in die zin dat elk van de partijen de eigen proceskosten draagt. Vaststaat namelijk dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij, maar onduidelijk is of dat tot de gestelde schade heeft geleid.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b en 17c van het Wetboek van Strafrecht BES, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 maand;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
2 jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
compenseert de proceskosten aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G.P. Verbeek, bijgestaan door mr. E.P. Versluis, (zittingsgriffier), en op 16 juni 2022 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Caribisch Nederland, geregistreerd onder de onderzoeksnaam “546. Maitland”.
2.Proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte] d.d. 6 november 2020, bijlage 3.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 november 2020, bijlage 2B.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 november 2020, bijlage 1.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 6 november 2020, bijlage 4.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 11 november 2020, bijlage 6.