ECLI:NL:OGEABES:2024:16

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
400.00127/23
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het medeplegen van het doden van geiten en het voorhanden hebben van vuurwapens op Bonaire

In deze strafzaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1967 te Curaçao en wonende op Bonaire. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het doden van geiten en het voorhanden hebben van vuurwapens in de zin van de Wapenwet BES. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een werkstraf van 120 uren. De verdachte heeft echter integraal vrijspraak bepleit.

Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 18 januari 2024. De verdachte verklaarde dat hij niet op de hoogte was van de plannen van zijn medeverdachten om geiten te vangen en te doden. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De medeverdachten hadden geiten gevangen en gedood, maar er was geen bewijs dat deze geiten aan iemand toebehoorden, waardoor de verdachte niet kon worden veroordeeld voor het doden van de geiten.

Wat betreft de vuurwapens en de wapens in de zin van de Wapenwet BES, oordeelde het Gerecht dat ook hier onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdachte had de medeverdachten naar de plaats delict gebracht, maar er was geen bewijs van nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot de vuurwapens. De messen die bij de geiten waren aangetroffen, werden niet als wapens in de zin van de wet beschouwd, omdat er geen bewijs was dat ze bedoeld waren om als wapen te dienen.

Uiteindelijk sprak het Gerecht de verdachte integraal vrij van alle ten laste gelegde feiten en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis is gewezen door rechter E.G.C. Groenendaal, bijgestaan door zittingsgriffier S.D. Rodenboog.

Uitspraak

Parketnummer: 400.00127/23

Uitspraak: 8 februari 2024 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1967 te Curaçao,
wonende op Bonaire, [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.M.A. van Lieshout, advocaat op Bonaire.
De officier van justitie, mr. L. Stroink, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren. Daarnaast dient verdachte als bijzondere voorwaarde een werkstraf voor de duur van 120 uren te verrichten.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair
dat hij, op of omstreeks 10 mei 2024, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging van anderen of een ander althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (of meer) geit(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan hem, verdachte en/of zijn medeverdachten toebehoorde, heeft gedoodt, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 1 subsidiair:
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 10 mei 2024, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (of meer) geit(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan hen toebehoorde, heeft gedoodt, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 10 mei 2024, op het eiland Bonaire, opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door
- [ medeverdachte 1] en/ of [medeverdachte 2] met de auto naar de plaats delict te rijden en te blijven staan en
- [ medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] van de plaats delict weg te vervoeren;
Feit 2
dat hij op of omstreeks 10 mei 2023, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met anderen of een ander althans alleen, voorhanden heeft gehad een vuurwapen kaliber 22,zonder serienummer en/of een vuurwapen kaliber 22, met serienummer [serienummer] van het merk MARLIN, zijnde een of meer vuurwapen(s) in de zin van de Vuurwapenwet BES;
Feit 3
dat hij, op of omstreeks 10 mei 2023, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging van anderen of een ander althans alleen, op de openbare weg of
voor het publiektoegankelijke plaats, te weten wijk Bolivia, een (of meer) wapen(s), te weten kapmes(sen) en/of grote mes(sen)) en/of lange mes(sen), althans enige scherp en/of lang en/of puntig voorwerp zijnde een wapen in de zin van de Wapenwet BES, bij zich heeft gehad.
Voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Integrale vrijspraak
Verdachte heeft op 10 mei 2023 medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een lift gegeven naar Bolivia. Medeverdachte [medeverdachte 1] had aan verdachte gevraagd of hij hen weg wilde brengen en ze zouden weer bellen als ze klaar waren om opgehaald te worden. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij niet wist dat ze geiten gingen vangen / doden en dat hij alleen heeft gezien dat de medeverdachten zwarte tassen bij zich hadden. Hij heeft geen jachtgeweren en messen gezien. Ter zitting heeft hij hetzelfde verklaard.
Het Gerecht is van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Verdachte wordt daarom van alle feiten vrijgesproken. Het Gerecht overweegt daartoe afzonderlijk per feit als volgt.
Vrijspraak feit 1
Onder feit 1 wordt verdachte ten laste gelegd dat hij samen met anderen geiten heeft gedood die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 10 mei 2023 geiten hebben gevangen in de mondi bij Bolivia en de geiten hebben gedood met een wapen. Deze geiten liepen daar los rond. Er zijn in het onderzoek geen personen naar voren gekomen die eigenaar zouden zijn van de gedode geiten.
Het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire heeft op 16 juni 2022 een belangrijk vonnis gewezen over de vraag wie eigenaar is van de loslopende geiten in het wild op Bonaire [1] . Tot 22 juni 2016 werd gezegd dat wilde geiten aan het Openbaar Lichaam Bonaire (hierna: OLB) toebehoorden. Op 16 juni 2022 is geoordeeld dat niet uit wet- en regelgeving kan worden afgeleid dat loslopende geiten in het wild aan het OLB toebehoren. Geiten die niet aan particuliere eigenaren toebehoren, behoren dus ook niet toe aan het OLB.
Nu bij vonnis van 16 juni 2022 vastgesteld is dat loslopende geiten in het wild niet toebehoren aan het OLB, de geiten geen oormerk hadden en er geen eigenaar bekend is geworden, is het onderdeel ‘die aan een ander toebehoorden’ niet wettig en overtuigend bewezen. Het Gerecht spreekt verdachte daarom van feit 1 vrij.
Aan de vraag of verdachte een rol heeft gehad bij het jagen op de geiten, en zo ja, welke, komt het Gerecht voor wat betreft feit 1 niet meer toe. Het Gerecht zal hier wel iets over zeggen bij feit 2.
Overweging ten overvloede
Het Gerecht realiseert zich dat er al jaren discussie wordt gevoerd over de geitenpopulatie op Bonaire. Zijn er ‘wilde’ geiten op Bonaire, of behoren alle geiten aan iemand toe? Mogen geiten loslopen op het eiland? Als er wilde geiten zijn, mag daar dan zomaar op worden gejaagd? Hoe zit het met slachten, en verkopen van wilde geiten? Het Gerecht heeft ook gemerkt dat er op het eiland, bij de bewoners van Bonaire, veel onduidelijkheid heerst over wat wel en niet mag ten aanzien van wilde geiten. Die onduidelijkheid lijkt versterkt doordat het Openbaar Ministerie met het aanbrengen van deze zaak, de discussie over de geiten weer heeft heropend. Ten overvloede overweegt het gerecht daarom nog het volgende.
In de discussie rondom de geiten spelen allerlei verschillende belangen en standpunten een rol. Zo worden wilde geiten van oudsher gevangen, geslacht en gegeten. Maar er is ook een probleem met geitendiefstal. Loslopende geiten lijken vaak geen eigenaar te hebben als ze schade veroorzaken. Maar als ze ‘gestolen’ worden blijkt er opeens wel een eigenaar te zijn.
Het Gerecht heeft zich de vraag gesteld of er überhaupt een bepaling is die het jagen op en/of het doden van ‘wilde’ geiten op Bonaire strafbaar stelt. Het Wetboek van Strafrecht BES kent bepalingen over geitendiefstal, dierenvernieling zoals in casu tenlastegelegd, en dierenmishandeling. Het jagen op of doden van wilde geiten valt niet zonder meer onder een van die bepalingen. In de
Eilandsverordening Natuurbeheer Bonaireis (in artikel 17) bepaald dat bij besluit nadere regels kunnen worden gesteld over het jagen op niet-beschermde dieren, zoals geiten. Die nadere regels heeft het Gerecht echter niet aangetroffen in het
Eilandsbesluit Natuurbeheer Bonaire, en ook niet in andere regelgeving. Het lijkt er dan ook op dat het jagen op en doden van wilde geiten, dus geiten die niet aan een ander toebehoren, niet zonder meer strafbaar is.
Het Gerecht kan zich voorstellen dat het wel gewenst is regels te hebben over het jagen op en het doden van wilde geiten op Bonaire, maar kan slechts in een individuele zaak een beslissing geven. Nadere regelgeving over wilde geiten vereist een politieke discussie en een fundamentele beslissing over de (on)wenselijkheid van loslopende geiten op het eiland en van het jagen door particulieren. Het stellen van (nadere) regels op dit vlak is niet aan het Gerecht, maar aan de overheid.
Vrijspraak feit 2
Onder feit 2 wordt verdachte ten laste gelegd dat hij twee vuurwapens voorhanden heeft gehad. Het Gerecht is van oordeel dat ook voor dit feit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is en dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij twee vuurwapens bij zich had voor het doden van de geiten. Tijdens het vangen en doden van de geiten had zowel medeverdachte [medeverdachte 1] als medeverdachte [medeverdachte 2] een wapen. Deze wapens moeten dus al aanwezig zijn geweest in de auto van verdachte toen hij hen een lift gaf naar Bolivia en waren ook op de terugweg in de auto aanwezig. De vraag die beantwoord moet worden is of verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten, de vuurwapens voorhanden heeft gehad.
Het is goed mogelijk dat verdachte op de heenweg de wapens niet heeft gezien omdat deze wapens in de tassen zaten die de medeverdachten bij zich hadden. De wapens zijn ook mee teruggegaan, en zijn op enig moment tijdens de achtervolging door de politie door de medeverdachten uit het raam gegooid. Het ligt voor de hand dat verdachte in elk geval op dat moment de wapens wel heeft gezien, en zich dus bewust is geweest van de aanwezigheid daarvan. Het Gerecht kan wat betreft de rol van verdachte echter niet méér vaststellen dan dat hij de medeverdachten heeft weggebracht naar Bolivia en later weer heeft opgehaald. Dat hij wist, of had moeten weten, wat de verdachten daar gingen doen, en dat zij daarbij wapens gebruikten, is niet vast komen te staan. Nu niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten die gericht was op het gezamenlijk voorhanden hebben van de vuurwapens, kan niet worden vastgesteld dat hij ook beschikkingsmacht had over de wapens. Verdachte zal daarom ook van dit feit vrij worden gesproken.
Vrijspraak feit 3
Onder feit 3 is verdachte ten laste gelegd dat hij wapens bij zich had in de zin van de Wapenwet BES, te weten ‘kapmes(sen), grote mes(sen) en/of lange mes(sen)’. Ook van dit feit wordt verdachte vrijgesproken.
In de Wapenwet BES staat in artikel 1 lid 2 onder a, omschreven wat wapens zijn in de zin van die wet. Kapmessen, grote messen en/of lange messen staan daar niet genoemd. Andere dan in artikel 1, lid 2 onder a genoemde voorwerpen kunnen eveneens een wapen zijn in de zin van de Wapenwet BES, maar slechts wanneer zij zijn bedoeld om (mede) als wapen te dienen, blijkende uit
de omstandigheid waaronder of de wijze waarop zij worden gedragen (artikel 1 lid 2 onder b). Een keukenmes wordt een wapen bijvoorbeeld, wanneer iemand een ander daarmee in het openbaar bedreigt.
Wanneer is een voorwerp bedoeld om als wapen te dienen? De Wapenwet BES geeft hierover geen verdere duidelijkheid. Het Gerecht heeft daarom de Wet wapens en munitie (WWM) uit Europees Nederland geraadpleegd. Daarin staat een soortgelijke bepaling; wapens in de zin van categorie IV onder 7 zijn ‘
voorwerpen waarvan, gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder zij worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij zijn bestemd om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, en die niet in een van de andere categorieën vallen’. Hieronder vallen – in Europees Nederland – bijvoorbeeld keukenmessen die gebruikt zijn om iemand mee te bedreigen of te mishandelen.
Het Gerecht gaat er vanuit dat het bepaalde in artikel 1 lid 2 onder b Wapenwet BES is gebaseerd op deze categorie IV onder 7 uit de WWM en dat ook in de Wapenwet BES is bedoeld voorwerpen strafbaar te stellen die bedoeld zijn om als wapen te dienen
tegen personen. In deze zaak is daarvan geen sprake. De messen zijn aangetroffen in de auto, samen met de gedode geiten. Tijdens de zitting is door een medeverdachte verklaard dat de messen zijn gebruikt bij het slachten van de geiten. Uit het dossier blijkt niet dat er (ook) andere dingen mee zijn gebeurd. Dat de messen tegen personen zijn gebruikt, of daarvoor bedoeld waren, blijkt niet. Nu niet is gebleken dat sprake is van een situatie of een omstandigheid als bedoeld in artikel 1, lid 2 onder b van de Wapenwet BES, zijn de messen geen ‘wapens’ in de zin van die wet.

BESLISSING

Het Gerecht:
-Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd en spreekt hem integraal vrij;
- Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.G.C. Groenendaal, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, zittingsgriffier, en op 8 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.

Voetnoten

1.Gerecht in eerste aanleg van Bonaire 16 juni 2022 (ECLI:NL:OGEABES:2022:26).