ECLI:NL:OGEABES:2024:105

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
CUR202401073
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ingangsdatum pleegzorgvergoeding en bijzondere omstandigheden

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba het beroep van eiseres tegen de ingangsdatum van de pleegzorgvergoeding die aan haar is toegekend. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.M.A. van Lieshout, heeft eerder een aanvraag voor pleegzorgvergoeding ingediend, die door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) was afgewezen. Het Gerecht had in een eerdere uitspraak op 3 november 2023 geoordeeld dat deze afwijzing op een onjuiste grondslag berustte, waarna de minister op 21 maart 2024 een nieuwe beschikking nam en alsnog een pleegzorgvergoeding toekende met terugwerkende kracht vanaf 13 juli 2022. Eiseres is van mening dat zij recht heeft op een eerdere ingangsdatum, namelijk vanaf 14 december 2021, omdat haar kleinkinderen sinds september 2020 bij haar wonen.

Het Gerecht heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en vastgesteld dat de ingangsdatum van de pleegzorgvergoeding op 14 december 2021 moet worden vastgesteld. Het Gerecht oordeelt dat de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de feitelijke zorg die eiseres voor haar kleinkinderen heeft gedragen, aanleiding geven om af te wijken van de standaardregel dat een pleegzorgvergoeding pas kan worden toegekend na het sluiten van een pleegzorgovereenkomst. De uitspraak benadrukt dat de ingangsdatum van de pleegzorgvergoeding niet kan worden vastgesteld op 13 juli 2022, zoals de minister had gedaan, maar op 14 december 2021, de datum van de tweede aanvraag.

De uitspraak concludeert met de veroordeling van de minister tot betaling van de proceskosten aan eiseres en de terugbetaling van het griffierecht. Eiseres krijgt een vergoeding van USD 782,- voor haar proceskosten en het griffierecht van USD 84,- wordt aan haar vergoed. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE

Uitspraak

in de zaak tussen:

[naam eiseres],

domicilie kiezende ten kantore van haar advocaat te Bonaire,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout,
tegen

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS),

verweerder,
gemachtigde: mr. P. de Lange, advocaat te Bonaire.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiseres tegen de ingangsdatum van de pleegzorgvergoeding die aan eiseres is toegekend.
1.2
Deze zaak is een vervolg op een eerdere procedure tussen partijen. In de vorige zaak ging het over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om pleegzorgvergoeding. Het Gerecht heeft in zijn uitspraak van 3 november 2023, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:OGEABES:2023:27, geoordeeld dat de afwijzing van verweerder op een onjuiste grondslag berustte. Naar aanleiding van die uitspraak heeft verweerder op 21 maart 2024 een nieuwe beschikking genomen. Daarin is aan eiseres alsnog een pleegzorgvergoeding toegekend met terugwerkende kracht vanaf 13 juli 2022 (de bestreden beschikking).
1.3
Omdat eiseres meent dat zij vanaf een eerdere datum recht heeft op pleegzorgvergoeding, heeft zij opnieuw beroep ingesteld bij het Gerecht. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
Het Gerecht heeft het beroep van eisers op 1 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde waren daarbij aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [naam teamcoördinator] (teamcoördinator Jeugdzorg), [naam jurist] (jurist) en [naam afdelingshoofd] (afdelingshoofd jeugdzorg).

Beoordeling door het Gerecht

2. Het Gerecht beoordeelt of de door verweerder vastgestelde ingangsdatum van de pleegzorgvergoeding in stand kan blijven. Hij doet dat aan de hand van de beroepsgrond van eiseres.
2.1
Het Gerecht komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Verweerder heeft de ingangsdatum voor de pleegzorgvergoeding niet op 13 juli 2022 kunnen vaststellen. Het Gerecht is van oordeel dat de ingangsdatum op 14 december 2021 moet worden vastgesteld.
2.2
Hierna legt het Gerecht uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Welke feiten zijn relevant om te weten in deze zaak?
3.1
Zoals gezegd is deze zaak een vervolg op een eerdere procedure tussen partijen. Voor de relevante feiten en omstandigheden verwijst het Gerecht naar zijn eerdere uitspraak van 3 november 2023.
3.2
In deze zaak gaat het nog om de vraag vanaf welke datum eiseres recht heeft pleegzorgvergoeding. Voor beantwoording van deze vraag zijn de volgende feiten van belang.
3.3
De dochter van eiseres heeft twee zoons. De dochter is in augustus 2020 naar Nederland vertrokken en is in november 2020 in Nederland opgepakt en gedetineerd geraakt. Vanaf september 2020 wonen de kinderen bij eiseres op Bonaire en draagt eiseres de zorg voor haar kleinkinderen.
3.4
Eiseres heeft op 1 februari 2021 voor de eerste keer bij verweerder een pleegzorgvergoeding aangevraagd. Bij e-mailbericht van 31 augustus 2021 gericht aan het e-mailadres van het kantoor van de gemachtigde van eiseres, heeft verweerder meegedeeld dat geen pleegzorgvergoeding zal worden toegekend. Eiseres heeft tegen deze afwijzing geen rechtsmiddelen ingesteld.
3.5
Eiseres heeft op 14 december 2021 voor de tweede keer een pleegzorgvergoeding aangevraagd. Deze aanvraag heeft verweerder bij beschikking van 13 juli 2022 opnieuw afgewezen. Tegen die afwijzing heeft eiseres wél bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft verweerder zijn afwijzende beschikking gehandhaafd. Tegen deze beslissing op bezwaar heeft eiseres beroep ingesteld bij het Gerecht. Dit beroep heeft geleid tot de hiervoor genoemde uitspraak van het Gerecht van 3 november 2023. In die uitspraak heeft het Gerecht geoordeeld dat de afwijzing van de pleegzorgvergoeding niet in stand kan blijven. Het Gerecht heeft verweerder opgedragen om opnieuw op het bezwaar van eiseres te beschikken, met in achtneming van de uitspraak van het Gerecht.
Waarom heeft verweerder pleegzorgvergoeding toegekend per 13 juli 2022?
4. Verweerder heeft bij beschikking van 21 maart 2024 opnieuw op het bezwaar van eiseres beslist. In deze beschikking is verweerder - kort gezegd - tot de volgende overwegingen en beslissingen gekomen. Met eiseres is alsnog op 19 december 2023 een pleegzorgovereenkomst gesloten, waardoor zij recht heeft op pleegzorgvergoeding. Normaal gesproken zou eiseres vanaf de ingangsdatum van de pleegzorgovereenkomst recht hebben op pleegzorgvergoeding. De betrokkene wordt namelijk pas gezien als pleegouder in de zin van het Besluit pleegzorg BES (het Besluit) nadat een pleegzorgovereenkomst is gesloten. De bijzondere omstandigheden van de zaak van eiseres, geven echter aanleiding om de ingangsdatum van de pleegzorgovereenkomst in dit geval met terugwerkende kracht vast te stellen op 13 juli 2022 (de datum waarop de tweede aanvraag van eiseres is afgewezen).
Waarom is eiseres het daar niet mee eens?
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij al vanaf een eerdere datum recht heeft op pleegzorgvergoeding. Haar kleinzoons wonen namelijk vanaf 1 september 2020 bij haar en zijn op 3 september 2020 (weer) op Bonaire ingeschreven. Vanaf toen heeft eiseres voor haar kleinkinderen gezorgd en was er dus al feitelijk sprake van pleegzorg.
Tot welke ingangsdatum komt het Gerecht?
6.1
Het Gerecht stelt voorop dat op grond van het Besluit pas recht bestaat op een pleegzorgvergoeding als sprake is van een pleegzorgovereenkomst. Immers, uit artikel 4, eerste lid, in samenhang met artikel 1 van het Besluit volgt dat alleen aan een pleegouder als bedoeld in dit Besluit een pleegzorgvergoeding wordt toegekend. Er is pas sprake van een pleegouder als bedoeld in het Besluit als er een pleegzorgovereenkomst is.
6.2
Strikt genomen kan eiseres naar de letter van de wet dus pas met ingang van 19 december 2023 een pleegzorgvergoeding worden toegekend. Dat zou echter voor eiseres in dit geval naar het oordeel van het Gerecht tot een onevenwichtige uitkomst leiden. Er spelen namelijk bijzondere omstandigheden die maken dat de wettelijke regel uit het Besluit (“pas pleegzorgvergoeding als pleegzorgovereenkomst”) geen toepassing kan vinden. Die bijzondere omstandigheden zijn gelegen in de feiten zoals weergegeven onder 3.1 en 3.2 in de uitspraak van het Gerecht van 3 november 2023 en in de wijze waarop eiseres bij ZJCN in beeld is gekomen. Namelijk niet zoals gebruikelijk is via ZJCN die een pleegouder voor kinderen zoekt, maar door het verzoek van eiseres zelf om een pleegzorgvergoeding.
6.3
Dat in deze zaak bijzondere omstandigheden spelen, staat overigens tussen partijen niet ter discussie. Ook verweerder heeft op grond daarvan gekozen voor een eerdere ingangsdatum voor de pleegzorgvergoeding. De vraag is alleen welke ingangsdatum passend is en recht doet aan de bijzondere omstandigheden van de zaak.
6.4
Het Gerecht volgt eiseres niet in haar betoog dat zij al vanaf begin september 2020 recht heeft op pleegzorgvergoeding. Daarbij stelt het Gerecht de gedachte in het Besluit voorop. Die gaat uit van een pleegzorgvergoeding nadat een pleegzorgovereenkomst is gesloten. Die overeenkomst komt in de praktijk meestal tot stand nadat ZJCN een pleegouder heeft gevonden en onderzoek naar de potentiële pleegouder heeft gedaan. In dit geval heeft eiseres zichzelf bij ZJCN gemeld met het verzoek om een pleegzorgvergoeding. Pas vanaf het verzoek van eiseres kon ZJCN het vereiste onderzoek naar eiseres doen. Tegen deze achtergrond en gelet op de systematiek van het Besluit is het Gerecht van oordeel dat verweerder in de bij eiseres spelende omstandigheden geen aanleiding heeft hoeven zien om eiseres al vanaf begin september 2020 een pleegzorgvergoeding toe te kennen.
6.5
Eiseres heeft zoals gezegd voor het eerst een pleegzorgvergoeding aangevraagd op 1 februari 2021. ZJCN was dus vanaf dat moment wel op de hoogte van de situatie van eiseres en heeft naar aanleiding daarvan een onderzoek kunnen uitvoeren. Dit onderzoek heeft geleid tot een afwijzing van de aanvraag van eiseres. Eiseres heeft tegen de afwijzing van deze aanvraag geen rechtsmiddelen aangewend, terwijl dat wel had gekund. Daarbij neemt het Gerecht ook in aanmerking dat de afwijzende beschikking is verstuurd naar het e-mailadres van het kantoor van de gemachtigde van eiseres. Deze beschikking is in rechte komen vast te staan. De bijzondere omstandigheden die spelen in de situatie van eiseres maken naar het oordeel van het Gerecht niet dat verweerder gelet op deze in rechte vaststaande beschikking eiseres met terugwerkende kracht met ingang van 1 februari 2021 een pleegzorgvergoeding moest toekennen.
6.6
Dit ligt anders voor de tweede aanvraag van 14 december 2021. Op basis van deze aanvraag heeft ZJCN opnieuw beoordeeld of de situatie van eiseres voldoet aan de vereisten voor het sluiten van een pleegzorgovereenkomst. Tegen de afwijzing die op deze beoordeling is gevolgd, heeft eiseres wél bezwaar en vervolgens beroep ingesteld. Het Gerecht heeft in zijn uitspraak van 3 november 2023 geoordeeld dat de afwijzing van verweerder op een onjuiste grondslag berust en dat eiseres in beginsel in aanmerking komt voor het sluiten van een pleegzorgovereenkomst en de bijbehorende pleegzorgvergoeding. Gelet op de bijzondere omstandigheden in het geval van eiseres bestaan er naar het oordeel van het Gerecht geen redenen om het recht op pleegzorgvergoeding niet met terugwerkende kracht te laten ingaan vanaf de datum van die aanvraag van 14 december 2021.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep van eiseres is gegrond. Het Gerecht zal de beschikking van 21 maart 2024 vernietigen voor zover daarin de ingangsdatum van de pleegzorgvergoeding is bepaald op 13 juli 2022. Het Gerecht zal zelf in de zaak voorzien en de ingangsdatum van de aan eiseres toegekende pleegzorgvergoeding vaststellen op 14 december 2021.
8. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van USD 84,- aan eiseres vergoeden. Eiseres krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding bedraagt USD 782,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen
(1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, waarde per punt USD 391,-).

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep gegrond;
  • vernietigtde bestreden beschikking voor zover daarin de ingangsdatum van de pleegzorgvergoeding is vastgesteld op 13 juli 2022;
  • steltde ingangsdatum van de aan eiseres toegekende pleegzorgvergoeding
    vastop 14 december 2021;
  • veroordeeltverweerder tot betaling aan eiseres van haar proceskosten tot een bedrag van USD 782,-;
  • bepaaltdat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van USD 84,- aan haar vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. drs. S. Lanshage, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.