In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba het beroep van eiseres tegen de ingangsdatum van de pleegzorgvergoeding die aan haar is toegekend. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.M.A. van Lieshout, heeft eerder een aanvraag voor pleegzorgvergoeding ingediend, die door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) was afgewezen. Het Gerecht had in een eerdere uitspraak op 3 november 2023 geoordeeld dat deze afwijzing op een onjuiste grondslag berustte, waarna de minister op 21 maart 2024 een nieuwe beschikking nam en alsnog een pleegzorgvergoeding toekende met terugwerkende kracht vanaf 13 juli 2022. Eiseres is van mening dat zij recht heeft op een eerdere ingangsdatum, namelijk vanaf 14 december 2021, omdat haar kleinkinderen sinds september 2020 bij haar wonen.
Het Gerecht heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en vastgesteld dat de ingangsdatum van de pleegzorgvergoeding op 14 december 2021 moet worden vastgesteld. Het Gerecht oordeelt dat de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de feitelijke zorg die eiseres voor haar kleinkinderen heeft gedragen, aanleiding geven om af te wijken van de standaardregel dat een pleegzorgvergoeding pas kan worden toegekend na het sluiten van een pleegzorgovereenkomst. De uitspraak benadrukt dat de ingangsdatum van de pleegzorgvergoeding niet kan worden vastgesteld op 13 juli 2022, zoals de minister had gedaan, maar op 14 december 2021, de datum van de tweede aanvraag.
De uitspraak concludeert met de veroordeling van de minister tot betaling van de proceskosten aan eiseres en de terugbetaling van het griffierecht. Eiseres krijgt een vergoeding van USD 782,- voor haar proceskosten en het griffierecht van USD 84,- wordt aan haar vergoed. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.