ECLI:NL:OGEABES:2022:2

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
BON202000366
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premies met betrekking tot belastingvermindering ter voorkoming van dubbele belasting

In deze zaak is in geschil of de aanslag inkomstenbelasting en premies voor het jaar 2019 correct is vastgesteld. De belanghebbende, die in 2019 tijdelijk in Nederland woonde, betwist de berekening van de belastingvermindering ter voorkoming van dubbele belasting. De Inspecteur heeft de aanslag vastgesteld op een belastbaar inkomen van USD 28.552, met een te betalen bedrag van USD 1.832. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt en is in beroep gegaan, waarbij hij stelt dat hij niet premieplichtig is voor de AOV, AWW en Zorgverzekering. Het Gerecht oordeelt dat de belanghebbende wel premieplichtig is en dat de heffingskortingen in mindering moeten worden gebracht op de berekende belasting. De uitspraak van het Gerecht op 21 januari 2022 vernietigt de eerdere uitspraak op bezwaar en vermindert de aanslag tot een te betalen bedrag van USD 620. De Inspecteur wordt veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en moet het griffierecht vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 21 januari 2022
BBZ nr. BON202000366
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Zittingsplaats Bonaire
UITSPRAAK
Op het beroep in de zin van
hoofdstuk VIII, titel acht, afdeling drie van de Belastingwet BES van:
[Belanghebbende],wonende te Bonaire
,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,zetelend in Bonaire,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 2 april 2020 voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premies opgelegd naar een belastbaar inkomen van USD 28.552, resulterend in een te betalen bedrag van USD 1.832.
1.2
Belanghebbende is op 30 maart 2020 in bezwaar gekomen tegen de aanslag.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 juni 2020 de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 17 augustus 2020 in beroep gekomen bij het Gerecht. Ter zake van de indiening van het beroepschrift heeft belanghebbende een bedrag van USD 30 aan griffierecht voldaan.
1.5
De Inspecteur heeft op 20 januari 2021 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2021 te Kralendijk. Belanghebbende is verschenen samen met haar gemachtigde [A]. Namens de Inspecteur zijn verschenen, [B], [C], [D] en [E]. Partijen hebben een pleitnota ingebracht. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter vanuit het gerechtsgebouw in Aruba de zitting geleid via een videoverbinding. De rechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende was in 2019 van 1 januari tot 4 juli woonachtig te Bonaire. Op 4 juli heeft hij Bonaire metterwoon verlaten om te gaan wonen in Europees Nederland. Belanghebbende heeft zich op 13 juli 2019 ingeschreven in de basisadministratie in Nederland. Met ingang van 11 februari 2020 heeft hij zich weer ingeschreven als inwoner van Bonaire.
2.2
Belanghebbende heeft voor het (volledige) jaar 2019 aangifte inkomstenbelasting gedaan als binnenlandse belastingplichtige.
2.3
Belanghebbende heeft gedurende de periode dat hij in het jaar 2019 in Bonaire woonde arbeidsinkomen genoten ten bedrage van USD 13.295. Gedurende de periode dat hij in Nederland woonde heeft hij aldaar arbeidsinkomen genoten ten bedrage van USD 19.988. Deze arbeidsinkomsten zijn in Nederland in de heffing betrokken. Hij is bij de Nederlandse belastingdienst geregistreerd als buitenlandse belastingplichtige. Hij is in Nederland aangemerkt als verzekerde voor de volksverzekeringen.
2.4
De Inspecteur heeft het belastbaar inkomen overeenkomstig de aangifte vastgesteld op USD 28.552. De belastingvermindering ter voorkoming van dubbele belasting (hierna: belastingvermindering) is berekend op een bedrag van USD 357. Bij de berekening is de Inspecteur uitgegaan van een buitenlands inkomen van USD 19.988 en een totaal inkomen van USD 33.033. Het te betalen bedrag aan inkomstenbelasting en premies heeft de Inspecteur becijferd op USD 1.832.
2.5
De aanslag is als volgt gespecificeerd:
"Inkomstenbelasting en premies USD 4.958
Te verrekenen voorheffingen min
USD 2.769
Verschuldigde inkomstenbelasting
en premies na voorheffingen USD 2.189
Aftrek ter voorkoming van dubbele
belasting min
USD 357
Te betalen / terug te ontvangen USD 1.832”
Volgens de aanslag is het bedrag aan premie AOV, premie AWW en premie ZV respectievelijk USD 4.077, USD 212 en USD 81 (totaal: USD 4.370). Het bedrag aan inkomstenbelasting na heffingskortingen bedraagt USD 588.
2.6
Tegen de aanslag heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting en premies gehandhaafd.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de aanslag inkomstenbelasting en premies tot een juist bedrag is vastgesteld. Meer in het bijzonder gaat het om de vraag of de belastingvermindering ter voorkoming van dubbele belasting juist is berekend.
3.2
Belanghebbende beantwoordt de vraag ontkennend. Hij stelt dat bij de berekening van de belastingvermindering geen rekening moet worden gehouden met de heffingskortingen omdat hij niet premieplichtig is voor de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (WAOV BES), de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES (WAWV BES) en het Besluit zorgverzekering (Besluit ZV BES). Subsidiair stelt hij dat bij de berekening van de belastingvermindering de heffingskortingen geen rol spelen. Daarbij verwijst hij onder andere naar de uitspraak van het GHvJ van 5 mei 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:39.
3.3
De Inspecteur stelt dat belanghebbende wel premieplichtig is voor de WAOV BES, WAWV BES en het Besluit ZV BES en dat heffingskortingen bij de berekening van de belastingvermindering niet in mindering moeten komen op het bedrag aan inkomstenbelasting en premies (USD 4.958).
3.4
Volgens de Inspecteur is de premie AOV in de aanslag inkomstenbelasting onjuist vastgesteld op USD 4.077. Verzuimd is om de premie AOV naar tijdsgelang te herleiden. De premie dient rekening houdend daarmee te worden vastgesteld op USD 2.174 ((16.310 x 25%) x 192/360)). De belastingvermindering wordt om die reden berekend op USD 1.509. Het te betalen bedrag aan inkomstenbelasting en premies heeft de Inspecteur in beroepsfase becijferd op USD 680.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

Is belanghebbende premieplichtig voor de AOV, AWW en de Zorgverzekering?

4.1
Ingevolge de artikelen 24a, lid 1 tot en met lid 3 van de Wet inkomstenbelasting BES (Wet IB BES) dient bij belastingplichtigen die premieplichtig zijn in de zin van de WAOV BES, de WAWV BES of het Besluit ZV BES, bij de berekening van de verschuldigde belasting, het bedrag van de heffingskorting in mindering te komen op het naar het tabeltarief berekende bedrag. Op basis van artikel 24c Wet IB BES geschiedt de heffing van de belasting en premies volksverkeringen door middel van één belastingaanslag.
4.2
De heffingskorting bestaat uit de ouderdomsverzekeringskorting, de weduwen- en wezenverzekeringskorting en de zorgverzekeringkorting. Deze kortingen komen neer op het bedrag dat aan premies voor deze verzekeringen verschuldigd is (artikel 24a, lid 3 tot en met lid 6 Wet IB BES).
4.3
Belanghebbende stelt dat hij niet premieplichtig is voor de AOV, de AWW en de Zorgverzekering omdat hij in het onderhavige jaar geen ingezetene was van Bonaire. Belanghebbende betoogt dat om die reden bij de berekening van de belastingvermindering, de heffingskortingen buiten beschouwing moeten worden gelaten. Het Gerecht zal hierna eerst deze vraag moeten beantwoorden.
4.4
Partijen zijn het er over eens dat belanghebbende in juli 2019, Bonaire metterwoon heeft verlaten en dat hij binnen een jaar weer in Bonaire is gaan wonen. Partijen zijn het er verder over eens dat belanghebbende op basis van artikel 1, tweede lid onder b Wet IB BES (de zogenoemde woonplaatsfictie) geacht wordt het gehele jaar 2019 in Bonaire te hebben gewoond en binnenlands belastingplichtig is in Bonaire. Voormelde bepaling luidt als volgt:
“In afwijking in zoverre van artikel 1.5van de Belastingwet BES geldt dat:
(…)
b. zij, die de BES eilanden metterwoon verlaten, maar binnen één jaar zich aldaar weder metterwoon vestigen, geacht worden de BES eilanden tijdelijk te hebben verlaten, tenzij blijkt, dat zij tijdens hun afwezigheid op het grondgebied van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Nederland of van een vreemde staat hebben gewoond;”
4.5
Op basis van artikel 5, lid 1, letter a WAOV BES, artikel 6, lid 1 letter a WAWV BES en artikel 4, lid 1 Besluit ZV BES zijn ingezetenen van de BES, verzekerd voor respectievelijk de AOV, AWW en de Zorgverzekering. De woonplaats wordt ingevolge de WAOV BES, de WAWV BES en het Besluit ZV BES – evenals voor de inkomstenbelasting (zie artikel 1.5 Belastingwet BES) – bepaald op basis van de feitelijke omstandigheden. Ook kennen voormelde volksverzekeringswetten evenals de Wet IB BES, een woonplaatsfictie.
De desbetreffende bepalingen luiden als volgt:
Artikel 2, lid 2 WAOV BES
“Degenen, die de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba als woonplaats verlaten, maar binnen een jaar zich daar opnieuw vestigen, worden geacht ook tijdens hun afwezigheid in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba te hebben gewoond, tenzij blijkt, dat zij tijdens hun afwezigheid op het grondgebied van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of van een andere Mogendheid hebben gewoond.”
Artikel 2, lid 2 WAWV BES
“Degenen, die de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba als woonplaats verlaten, maar binnen een jaar zich daar opnieuw vestigen, worden geacht ook tijdens hun afwezigheid in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba te hebben gewoond, tenzij blijkt, dat zij tijdens hun afwezigheid op het grondgebied van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of van een andere Mogendheid hebben gewoond.”
Artikel 3 lid 3 van het Besluit ZV BES
“Hij die de BES-eilanden metterwoon heeft verlaten en binnen een jaar metterwoon terugkeert zonder inmiddels op het grondgebied van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Nederland of op het grondgebied van een andere Mogendheid te hebben gewoond, wordt ook voor de duur van zijn afwezigheid geacht op het grondgebied van de BES-eilanden te hebben gewoond.”
4.6
Voormelde bepalingen zijn vrijwel gelijkluidend aan artikel 1, tweede lid letter b Wet IB BES. Het Gerecht oordeelt dat de wetgever met het woonplaatsbegrip in de volksverzekeringswetten kennelijk heeft beoogd aan te sluiten bij het in de inkomstenbelasting geldende (fiscale) woonplaatsbegrip. De woonplaatsfictie van deze bepalingen dient – anders dan belanghebbende betoogt – daarom op dezelfde wijze te worden uitgelegd als de woonplaatsfictie van de Wet IB BES. Hiervoor is vermeld dat partijen het er over eens zijn dat belanghebbende op basis van artikel 1, tweede lid letter b Wet IB BES (de woonplaatsfictie) geacht wordt het gehele jaar 2019 in Bonaire te hebben gewoond. Op basis van de woonplaatsfictie wordt belanghebbende ook voor de volksverzekeringswetten geacht zijn woonplaats in Bonaire te hebben. Dat belanghebbende gedurende een periode in Nederland heeft gewoond en aldaar ingeschreven stond en premies heeft afgedragen, betekent in het onderhavige geval derhalve niet dat hij voor de volksverzekeringswetten niet als ingezetene kan worden aangemerkt.
4.7
Uit het voorgaande volgt dat belanghebbende premieplichtig is voor de AOV, AWW en Zorgverzekering. Hierna zal het Gerecht de vraag behandelen of bij de berekening van de belastingvermindering, de heffingskorting in aanmerking moet worden genomen.
De voorkoming van dubbele belasting: Belastingregeling voor het land Nederland (BRN)
4.8
Belanghebbende is voor zijn looninkomsten uit Nederland ook in Bonaire aan belastingheffing onderworpen. Er treedt dus een situatie op van dubbele belasting. In de relatie tussen Nederland en de BES-eilanden wordt dubbele belasting voorkomen op basis van de Belastingregeling voor het land Nederland (https://www.navigator.nl/document/openCitation/idbbfedd5fb72d23a7f86b1dc40c3128fc)(BRN).
4.9
Ingevolge artikel 2.6, lid 1 BRN komt de heffing van salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een van de heffingsgebieden ter zake van een dienstbetrekking toe aan het heffingsgebied waar de dienstbetrekking plaats heeft gevonden. Tussen partijen is niet in geschil dat de heffingsbevoegdheid voor het in Nederland genoten loon, aan Nederland toekomt.
Besluit voorkoming dubbele belasting BES
4.1
Op grond van artikel 3.1, lid 6 BRN mag het loon dat in Nederland is genoten in de grondslag op Bonaire worden meegenomen. Wel dient Bonaire op grond van artikel 3.1, lid 7 BNR dit bestanddeel vrij te stellen door een vermindering van de belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de op de BES eilanden toepasselijke wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. De regels ter voorkoming van dubbele belasting zijn in het Besluit voorkoming dubbele belasting BES, vervat.
4.11.1
Ingevolge artikel 8, lid 2 Besluit voorkoming dubbele belasting BES is de vermindering gelijk aan het bedrag dat tot de belasting die zonder de toepassing van dit besluit volgende de Wet inkomstenbelasting BES verschuldigd zou zijn, in dezelfde verhouding staat als het buitenlands inkomen uit een Mogendheid staat tot het noemerinkomen. Onder het noemerinkomen wordt verstaan het inkomen verminderd met verrekenbare bedragen uit andere jaren (artikel 8 lid 5 Besluit voorkoming dubbele belasting BES).
4.11.2
Onder de belasting die zonder de toepassing van het besluit volgens de Wet inkomstenbelasting BES verschuldigd zou zijn over het inkomen wordt ingevolge artikel 8, lid 4 Besluit voorkoming dubbele belasting BES verstaan: de over het kalenderjaar berekende belasting, bedoeld in artikel 24A van de Wet inkomstenbelasting BES.
De heffingskortingen en de belastingvermindering
4.12.1
Partijen zijn het er over eens dat voor de berekening van belastingvermindering het buitenlands inkomen en het totale inkomen respectievelijk de bedragen USD 19.988 en USD 33.033 van toepassing zijn. De voorkomingsbreuk 19.988/33.033 moet worden vermenigvuldigd met de verschuldigde inkomstenbelasting.
4.12.2
Volgens de Inspecteur is de ‘verschuldigde belasting’ het bedrag berekend met inachtneming van artikel 24a lid 1 en lid 2 Wet IB BES. De heffingskortingen komen, aldus de Inspecteur, in mindering op de volgens artikel 24a lid 1 Wet BES berekende belasting. Volgens de Inspecteur bedraagt de verschuldigde belasting USD 2.491. De belastingvermindering bedraagt alsdan USD 1.509 (19.988/33.033 x 2.491).
4.12.3
Volgens belanghebbende wordt de ‘verschuldigde belasting’ bepaald op basis van artikel 24a lid 1 Wet IB BES. Daarbij blijven de heffingskortingen buiten beschouwing. Volgens belanghebbende bedraagt de verschuldigde belasting USD 4.958. De belastingvermindering bedraagt alsdan USD 3.004 (19.988/33.033 x 4.958).
4.13
In dit verband zijn artikel 24a lid 1 en lid 2 Wet IB BES van belang. Deze bepalingen luiden als volgt:
1. Het bedrag van de over de belastbare som, bedoeld in artikel 24 (https://www.navigator.nl/document/openCitation/id571e5050509fe2d65aec430d432201b0), verschuldigde belasting wordt bepaald aan de hand van de navolgende tabel (tarieftabel): (…).
2. Voor een belastingplichtige die premieplichtig is in de zin van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (https://www.navigator.nl/document/openCitation/id3e494763b6cae5886060ce31e27148f3), de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES (https://www.navigator.nl/document/openCitation/idb9e569894db4af797dac31fa4b177a4b) of ingevolge de bij of krachtens de in artikel 18.4.1 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoelde algemene maatregel van bestuur inzake de Zorgverzekering BES gestelde regels, wordt het op basis van het eerste lid berekende bedrag verminderd met het bedrag van de heffingskorting.
4.14
Het bedrag van de heffingskortingen is gelijk aan het bedrag dat aan de premies volksverzekeringen is verschuldigd. Naar het oordeel van het Gerecht is de ‘verschuldigde belasting’ de belasting die bepaald wordt met inachtneming van de heffingskortingen. Immers, in het bedrag dat bepaald wordt op basis van artikel 24a, lid 1 Wet IB BES zijn inbegrepen de premies volksverzekeringen. De ratio van de voorkomingstechniek is om een tegemoetkoming te verlenen op de
belastingdie verschuldigd is over buitenlandse inkomensbestanddelen. Om de
belastingte bepalen dienen de heffingskortingen, die gelijk zijn aan de premies volksverzekeringen in mindering te worden gebracht op het bedrag dat overeenkomstig artikel 24a lid 1 Wet IB BES is berekend. Het gelijk op dit punt is derhalve aan de Inspecteur. Het Gerecht merkt nog op dat de door belanghebbende aangehaalde uitspraak van het GHvJ van 5 mei 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:39, in het onderhavige geval niet van betekenis is omdat het op andere regelgeving ziet.
4.15
Voor de berekening van de belastingvermindering is gelet op hetgeen hiervoor is geoordeeld, het bedrag van de premies van belang. Immers de heffingskortingen komen neer op het bedrag van de premies volksverzekeringen. Partijen verschillen van mening over de hoogte van de premies volksverzekeringen. Hierna zal de berekening van de premies en de belastingvermindering worden behandeld.
Berekening bedrag aan premies: beperking verzekeringsplicht
4.16
De bedragen aan premies AOV, AWW en Zorgverzekering zijn in de aanslag vastgesteld op respectievelijk USD 4.077, USD 212 en USD 81. In beroepsfase heeft de Inspecteur de premie AOV verminderd naar een bedrag van USD 2.174 (16.310 x 25%) x 192/360).
4.17
In het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekering BES zijn regels gesteld omtrent de beperking van de verzekeringsplicht. Op grond van dit Besluit (artikel 2, letter a en artikel 6 letter a) is de verzekeringsplicht voor de AOV en AWW beperkt. De verzekeringsplicht geldt namelijk niet voor de periode dat belanghebbende in Nederland in dienstbetrekking arbeid heeft verricht. De Inspecteur heeft enkel de premie AOV naar tijdsgelang herleid op basis van artikel 2, letter a van het Besluit uitbreiding en beperking verzekerden volksverzekering BES in samenhang met artikel 3 Regeling volksverzekeringen BES.
4.18
Belanghebbende heeft aangevoerd dat ook voor de berekening van de premies AWW en Zorgverzekering de herleiding moeten plaatsvinden. Volgens belanghebbende moeten de premies worden vastgesteld op USD 2.084 (AOV: (16.310 x 25%) x 184/360), USD 108 (AWW: (16.310 x 1.3%) x 184/360) en USD 41 (Zorgverzekering: (16.310 x 0.5% x 184/360).
Premie AWW
4.19
Op grond van artikel 3 Regeling volksverzekeringen BES wordt ten aanzien van degene die slechts gedurende een gedeelte van een kalenderjaar verzekerd is geweest op grond van de WAOV BES onder jaarpremie verstaan, de premie die hij bij herleiding naar tijdsruimte van de gedeeltelijke jaarpremie over dat kalenderjaar verschuldigd zou zijn geweest, indien hij gedurende dat gehele kalenderjaar verzekerd zou zijn geweest. De WAWW BES wordt in voormelde artikel niet vermeld. Voor de AWW geldt ook geen andere bepaling die voorziet in de tijdsevenredige herleiding van de jaarpremie. De premie AWW is door de Inspecteur correct vastgesteld op USD 212 (16.310 x 1.3%).
Premie Zorgverzekering
4.2
Zoals hiervoor is vermeld is de verzekeringsplicht voor de AOV en AWW op grond van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekering BES beperkt. Ten aanzien van de Zorgverzekering is niet voorzien in een vergelijkbare beperking van de verzekeringsplicht. Anders dan belanghebbende bepleit is de premie Zorgverzekering door Inspecteur correct vastgesteld op USD 81 (16.310 x 0.5%).
Herleiding jaarpremie AOV
4.21.1
De Inspecteur heeft de jaarpremie voor de AOV USD 4.077 (16.310 x 25%) naar tijdsgelang herleid. Voor de einddatum van de verzekeringsplicht in Bonaire heeft hij zich aangesloten bij de door belanghebbende aangegeven datum van inschrijving in Europees Nederland, namelijk 13 juli 2019. Uitgaande van voormelde datum bestond voor 192 dagen premieplicht in Bonaire (zie artikel 1 lid 3, letter b onder 2 van de Regeling volksverzekeringen BES). De premie AOV heeft hij berekend door de jaarpremie te vermenigvuldigden met de breuk 192/360.
4.21.2
Het Gerecht is het met belanghebbende eens dat voor de einddatum van de verzekeringsplicht moet worden aangesloten bij de datum van uitschrijving uit het bevolkingsregister van Bonaire. Belanghebbende heeft onbetwist gesteld dat hij zich op 4 juli 2019 heeft uitgeschreven. Uitgaande van voormelde datum bestond voor 183 dagen premieplicht in Bonaire (zie artikel 1 lid 3, letter b onder 2 van de Regeling volksverzekeringen BES). Bij de tijdsevenredige herleiding dient de jaarpremie te worden vermenigvuldigd met de breuk 183/360. Dit betekent dat belanghebbende aan premie AOV over het jaar 2019 een bedrag is verschuldigd van USD 2.072 (16.310 x 25%) x 183/360).
Berekening bedrag belasting en premies
4.22
Artikel 24a lid 3 Wet IB BES bepaalt dat de heffingskorting bestaat uit de ouderdomsverzekeringskorting, de weduwen- en wezenverzekeringskorting en de zorgverzekeringkorting. Deze kortingen komen neer op het bedrag dat aan premies voor deze verzekeringen verschuldigd is. Voor belanghebbende bedragen de kortingen derhalve als volgt:
Ouderdomsverzekeringskorting
USD 2.072
Weduwen- en wezenverzekeringskorting
USD 212
Zorgverzekeringkorting
USD 81
Totale heffingskorting
USD 2.365
4.23
De belastingvermindering en het te betalen bedrag aan belasting wordt als volgt berekend:
Te betalen inkomstenbelasting en premies
USD 4.958
-/- heffingskortingen
-/- 2.365
Inkomstenbelasting na heffingskortingen
2.593
Inkomstenbelasting en premies
4.958
-/- te verrekenen voorheffingen
2.769
Verschuldigde belasting na voorheffingen
2.189
Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting (19.988/33.033) x 2.593
1.569
Te betalen (2.189 -/- 1.569)
USD 620

5.GRIFFIERECHTEN EN PROCESKOSTENVERGOEDING

5.1
Ingevolge artikel 8:115a Belastingwet BES worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
In artikel 5.1 Uitvoeringsbesluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op USD 782 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt USD 391, wegingsfactor 1).
5.3
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 8:104, lid 4, Belastingwet BES het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

6.BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van USD 28.552 en een bedrag aan te betalen belasting en premies van USD 620;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van USD 782; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van USD 30 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 21 januari 2022, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Plasa Reina Wilhelmina (Fort Oranje)
Kralendijk
Bonaire
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van USD 60 verschuldigd.