In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 16 mei 2019 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen X N.V. en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, X N.V., had bezwaar gemaakt tegen aanslagen in de vastgoedbelasting voor de jaren 2011 en 2012, opgelegd op 31 juli 2013. De aanslagen betroffen respectievelijk USD 45.402 en USD 6.807 voor 2011, en USD 42.522 en USD 6.375 voor 2012. De belanghebbende stelde dat de aanslagen vernietigd moesten worden vanwege een eerder toegekende tax-holiday, die vrijstelling van grondbelasting en winstbelasting voor zeven jaar inhield, en dat het appartementencomplex als hotel moest worden aangemerkt om in aanmerking te komen voor een lager belastingtarief van 5% in plaats van het reguliere tarief van 15%.
Het Gerecht oordeelde dat de tax-holiday niet meer van toepassing was na de invoering van een nieuw fiscaal stelsel per 1 januari 2011, waarbij vastgoedbelasting werd geheven en winstbelasting verviel. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, waarin werd geoordeeld dat de beëindiging van de tax-holiday geen inbreuk vormde op het eigendomsrecht van de belanghebbende.
Daarnaast oordeelde het Gerecht dat het appartementencomplex van belanghebbende niet voldeed aan de criteria om als hotel te worden aangemerkt, aangezien het niet beschikte over de noodzakelijke gemeenschappelijke voorzieningen zoals een receptie en eetruimtes. Het Gerecht concludeerde dat de aanslagen vastgoedbelasting terecht waren opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. De proceskosten en het griffierecht werden niet vergoed.