In de Memorie van Toelichting bij de Belastingwet BES (Tweede Kamer 32189, nr. 3, blz 15 e.v.) is de keuze voor vastgoedbelasting als volgt toegelicht:
“4.1) Vastgoedbelasting
De vastgoedbelasting is een nieuwe heffing en belast het rendement op grond en de daarop
aanwezige onroerende za(a)k(en). Het hiervoor genoemde rendement wordt forfaitair vastgesteld. De
heffingsgrondslag is een vast percentage – 4% – van de waarde in het economische verkeer van de in
eigendom zijnde onroerende zaak. De waarde in het economische verkeer wordt vastgesteld aan de
hand van dezelfde waarderingsgrondslagen die gaan gelden voor de grondbelasting. De
grondbelasting is een lokale belasting die de openbare lichamen op grond van het wetsvoorstel Wet
FinBES mogen heffen. Vervolgens wordt over dit forfaitaire rendement een vast tarief van 20%
toegepast. De vastgoedbelasting wordt geheven van alle personen (zowel natuurlijke personen als
rechtspersonen) die eigenaar zijn van op een de BES eilanden gelegen onroerende zaak. Indien een
persoon slechts gedeeltelijk eigenaar is van de onroerende zaak, wordt hij voor dat gedeelte in de
heffing betrokken.
Het grote voordeel van deze heffing ten opzichte van de thans bestaande traditionele winstbelasting is
dat de opbrengst van de traditionele winstbelasting sterk afhankelijk is van de economische
conjunctuur. Vandaar dat is gezocht naar een heffing met een stabiele opbrengst die daarnaast veel
minder gemakkelijk is te ontgaan en waarvoor het opzetten van ontgaansconstructies erg moeilijk is.
Hoewel de waarde van een onroerende zaak in economisch moeilijke tijden een neerwaartse
beweging kan maken, is deze beweging onvergelijkbaar met de neerwaartse (en uiteraard omgekeerd
ook de opwaartse) volatiliteit van bedrijfsresultaten. Daar komt bij dat onroerende zaken – in
tegenstelling tot winst – niet kunnen worden verplaatst buiten de BES eilanden.
Echter, zonder aanvullende maatregelen zou de nieuwe heffing ook neerslaan bij een groep
belastingplichtigen die geen profijt heeft van het achterwege laten van de traditionele winstbelasting.
Het voorgaande heeft er toe geleid dat in dit voorstel is opgenomen dat de onroerende zaken die in
het kader van de Wet inkomstenbelasting BES kwalificeren als eigen woning of behoren tot het
ondernemingsvermogen van een IB onderneming worden vrijgesteld van deze heffing. Gelet op de
specifieke situatie op de BES eilanden is daarnaast nog een aantal andere vrijstellingen opgenomen,
onder meer voor inwoners van de BES eilanden die het genot hebben van een niet als eerste woning
in gebruik zijnde onroerende zaak waarvan de waarde minder dan USD 50 000 bedraagt. De heffing
slaat hierdoor uiteindelijk in het bijzonder neer bij eigenaren van zogenoemd bedrijfsvastgoed en niet
ingezetenen van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba die één of meerdere op de
BES eilanden gelegen onroerende zaken in hun bezit hebben (veelal tweede huizen). De
eerstgenoemde groep is grosso modo dezelfde groep als de groep die als gevolg van dit voorstel
wordt geconfronteerd met de lastenverlichting door het achterwege laten van de traditionele
winstbelasting. De tweede groep zijn veelal vermogende natuurlijke personen die doorgaans niet
belastingplichtig zullen zijn voor de inkomstenbelasting of de loonbelasting en dientengevolge –
afgezien van de op de consumptie van goederen en diensten drukkende heffingen en eventuele lokale
heffingen – geen belasting betalen op de BES eilanden. Op deze wijze wordt meer evenwicht
aangebracht in de verdeling van de belastingdruk over verschillende groepen op de BES eilanden
(een verschuiving van ingezetenen naar niet-ingezetenen).”