Uitspraak
2.FEITEN
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
4.BEOORDELING VAN HET BEROEP
5.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 17 januari 2019 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende, wonende in Nederland, en de Inspecteur der Belastingen van Bonaire. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag vastgoedbelasting voor het jaar 2016, opgelegd op 5 mei 2017, ten bedrage van USD 2.655. De belanghebbende stelde dat de onroerende zaken die hij bezat, zelfstandige woningen waren in de zin van artikel 4.10, lid 1 van de Belastingwet BES (BBES), en dat hij recht had op een belastingvrije voet van USD 70.000 per woning. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat de onroerende zaken niet als zelfstandige woningen konden worden aangemerkt, omdat zij niet beschikten over de noodzakelijke voorzieningen zoals een vaste keuken.
Tijdens de zitting op 13 november 2018 werd de zaak behandeld, maar de belanghebbende was niet aanwezig. Het Gerecht oordeelde dat de onroerende zaken niet voldeden aan de eisen voor zelfstandige woningen, omdat er geen vaste keukenvoorzieningen aanwezig waren. De belanghebbende had ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, maar dit werd afgewezen omdat de feiten niet wezenlijk anders waren dan in eerdere uitspraken. Het Gerecht concludeerde dat de appartementsrechten van de belanghebbende niet als een zelfstandig hotel konden worden gekwalificeerd, waardoor het hoteltarief van 10% niet van toepassing was.
Uiteindelijk verklaarde het Gerecht het beroep van de belanghebbende ongegrond, en bevestigde de aanslag vastgoedbelasting. De uitspraak benadrukt de noodzaak van vaste voorzieningen voor de kwalificatie als zelfstandige woning en de toepassing van belastingtarieven in overeenstemming met de wetgeving.