ECLI:NL:OGEABES:2017:13
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongelijke behandeling van vastgoedbelasting voor Nederlandse BV en BES-lichamen
In deze zaak heeft de BV, gevestigd in Nederland, beroep aangetekend tegen de aanslagen in de vastgoedbelasting voor de jaren 2014 en 2015, opgelegd door de Inspecteur der Belastingen in Bonaire. De BV betwistte de aanslagen, stellende dat zij in een gelijke positie verkeert als lichamen op de BES-eilanden die op grond van de Belastingwet BES voor de opbrengstbelasting geacht worden in Nederland te zijn gevestigd. De BV voerde aan dat de Inspecteur haar ongelijk had behandeld door de vastgoedbelasting op te leggen, terwijl andere lichamen zonder vestigingsbeschikking vrijgesteld zijn van deze belasting. De Inspecteur daarentegen stelde dat er geen sprake was van gelijke gevallen en dat er een rechtvaardigingsgrond was voor de ongelijke behandeling.
De rechtbank heeft de feiten en standpunten van beide partijen in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de BV, feitelijk en rechtens, niet vergelijkbaar is met een BES-lichaam, aangezien de BV niet op de BES-eilanden is gevestigd en onderworpen is aan de Nederlandse vennootschapsbelasting. De rechtbank concludeerde dat de BV niet in aanmerking komt voor de vrijstelling van vastgoedbelasting zoals bedoeld in artikel 4.4 van de Belastingwet BES. De rechtbank merkte op dat de wetgever binnen zijn beoordelingsmarge is gebleven door een eigen belastingstelsel voor Caribisch Nederland te hanteren, dat verschilt van het belastingstelsel in Europees Nederland.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de BV ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslagen in de vastgoedbelasting blijven staan. De uitspraak werd gedaan door rechter D.J. Jansen op 30 mei 2017, en er staat hoger beroep open bij het Hof.