ECLI:NL:OGEAA:2025:41

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
AUA202403166
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing in ambt van een ambtenaar in het belang van de dienst

Op 13 januari 2025 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in de zaak van klager, die bezwaar had aangetekend tegen zijn schorsing in ambt door de Gouverneur van Aruba. Klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D.G. Croes, was geschorst op basis van een landsbesluit van 8 augustus 2024, dat was genomen in het belang van de dienst. De schorsing was het gevolg van beschuldigingen van plichtsverzuim, waaronder het systematisch onterecht inboeken van overwerk, te laat komen op het werk, en ongepast gedrag tegenover collega's. Tijdens de openbare zitting op 13 januari 2025 werd de zaak behandeld door rechter mr. B.J. van Ettekoven, met griffier M.R. de Cuba aanwezig. Klager ontkende de beschuldigingen en stelde dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om zich te verantwoorden. Het gerecht oordeelde dat de schorsing gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de beschuldigingen en het belang van het disciplinair onderzoek. De rechter verklaarde het bezwaar van klager ongegrond en benadrukte dat de schorsing een ordemaatregel was die noodzakelijk was om het onderzoek niet te belemmeren. De beslissing werd genomen met inachtneming van het rechtszekerheidsbeginsel, waarbij het gerecht oordeelde dat de schorsing niet langer mocht duren dan noodzakelijk. Klager heeft de mogelijkheid om binnen 30 dagen hoger beroep in te stellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 13 januari 2025
Gaza nr. AUA202403166

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

PROCES-VERBAAL VAN DE MONDELINGE UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).
Openbare zittinggehouden op 13 januari 2025 om 11.30 uur.
Tegenwoordig:
mr. B.J. van Ettekoven, rechter.
M.R. de Cuba, griffier.
Verschenen:
Klager in persoon, bijgestaan door mr. E. Duijneveld occuperende voor mr. D.G. Croes.
Verweerder, bij zijn gemachtigde en mr. C.L. Geerman (DWJZ).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.

OVERWEGINGEN

1. Het bezwaar van klager is gericht tegen het landsbesluit van 8 augustus 2024 no. 24 waarbij verweerder heeft besloten om klager met ingang van 9 augustus 2024 in zijn ambt te schorsen en heeft bepaald dat de schorsing zal duren tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
2. Klager wordt - kort samengevat - verweten dat hij:
- systematisch buitensporig overwerk heeft ingeboekt waardoor het vermoeden bestaat dat hij dit in strijd met de waarheid heeft gedaan;
- dat hij elke dag te laat op het werk verschijnt en niet de waarheid vertelt over de reden van zijn vertraging;
- dat hij het dienstvoer aan zichzelf heeft toegeëigend;
- dat hij zeer arrogant, grof (dreigende taal) en discriminerend tegen werknemers praat;
- dat bij het overhandigen van zijn uitrusting is gebleken dat zijn koppel, handboeien, sleutels van handboeien, traangas busje, wapenstok en wapenstokring miste;
- de naam van zijn directe chef als een dwangmiddel gebruikt om medewerkers te manipuleren;
- zijn directe chef gemanipuleerd heeft en dienst vertrouwen op misleidende wijze gewonnen heeft.
De schorsing is opgelegd in het belang van de dienst. Verweerder verricht disciplinair onderzoek naar het handelen / nalaten van klager. Dat onderzoek is nog niet afgerond. Om belemmering van het onderzoek te voorkomen is klager, nadat hem eerst de toegang tot de werkplek was ontzegd, thans geschorst. De schorsing betreft een ordemaatregel.
2.1
Klager ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan enig plichtsverzuim en stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat hij nog immer niet in de gelegenheid is gesteld om zich te verantwoorden. Het onderzoek duurt al met al langer dan valt te rechtvaardigen. Hij bepleit daarom vernietiging van het bestreden landsbesluit.
3.1
Het gerecht overweegt als volgt. Aan verweerder komt op grond van artikel 87, aanhef en onder c, van de Lma, de bevoegdheid toe om in het belang van de dienst, een ambtenaar in zijn ambt te schorsen. Het gaat hier om de bevoegdheid een ordemaatregel te treffen. In geschil is dan ook de vraag of verweerder in dit geval gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid om klager bij wijze van ordemaatregel te schorsen. Het gerecht laat zich in het kader van deze procedure niet uit over de vraag of klager zich daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt aan plichtsverzuim.
3.2
Naar vaste jurisprudentie vindt het bevoegde gezag in een hem bekend geworden concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel, als aan de integriteit van de betrokken ambtenaar moet worden getwijfeld en het in hem te stellen vertrouwen zozeer is geschaad dat niet aanvaardbaar is dat hij zijn werk blijft doen (vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep 7 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3512). Wat betreft de vraag of er voldoende grond voor het treffen van de ordemaatregel bestaat, overweegt het gerecht allereerst dat het vermoedelijk door klager gepleegd plichtsverzuim dat aanleiding heeft gegeven tot de schorsing, voldoende concreet is omschreven in het schorsingsbesluit (zie r.o. 2). Uit de overgelegde stukken en een onderzoeksrapport van het Bureau Integriteit en Veiligheid (productie 15) blijkt dat het daarbij voornamelijk gaat over de door klager gedeclareerde overwerkuren. Gelet op de perioden waarin dit overwerk is gedeclareerd en op de omvang van het aantal gedeclareerde uren per maand, was er naar het oordeel van het gerecht voldoende aanleiding om hiernaar disciplinair onderzoek te verrichten. Verweerder heeft hierin op goede gronden aanleiding gezien klager ingaande 8 augustus 2024 te schorsen in zijn ambt. Het betoog van klager faalt.
3.3
Het gerecht overweegt voorts dat het rechtszekerheidsbeginsel met zich brengt dat een schorsing niet langer duurt dan noodzakelijk en dat in dat verband door verweerder voortvarendheid dient te worden betracht bij de uitvoering van het disciplinair onderzoek. Thans is er (nog) geen aanleiding voor het oordeel dat de schorsing langer duurt dan noodzakelijk.
4. Het bezwaar is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door M.R. de Cuba, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 januari 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz). Tegen de beslissing op het verzoek om een voorziening bij voorraad kan geen hoger beroep worden ingesteld.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak;
  • in de andere gevallen: binnen 30 dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.