ECLI:NL:OGEAA:2025:319

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
AUA202300433 AR
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civielrechtelijke procedure over bewijsopdracht en niet geslaagd bewijs in geldleningsovereenkomst

In deze civielrechtelijke procedure heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiser] en [gedaagde]. De procedure volgde op een bewijsopdracht die eerder was gegeven aan [eiser] om aan te tonen dat hij een overeenkomst van geldlening had gesloten met [gedaagde] voor een bedrag van Euro 24.390,--. Tijdens de procedure heeft [gedaagde] aangegeven af te zien van het horen van getuigen, waarna de zaak voor vonnis is gekomen.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat [eiser] niet in het bewijs is geslaagd. Dit werd onderbouwd met de opmerking dat de getuigenverklaringen niet door de rechter konden worden geverifieerd, omdat de gelegenheid om getuigen te horen niet was geboden. De rechter benadrukte dat het aan de partij die moet bewijzen is om getuigen op te roepen, en dat het risico van het niet voldoen aan de bewijsopdracht bij [eiser] ligt. De verklaringen die [eiser] had ingediend, werden als onvoldoende betrouwbaar beschouwd, omdat de getuigen niet onder ede konden worden gehoord en de rechter niet in staat was om hen te confronteren met de stellingen van [gedaagde].

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vorderingen van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] zijn begroot op Afl. 4.500. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.J.J. van Rijen en vond plaats tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

Vonnis van 22 oktober 2025
Behorend bij AUA202300433 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
te Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. M.B. Boyce,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. J.A. Saade, mr. M.Y.M. de Koning

1.DE PROCEDURE

1.1
Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar de rolbeschikking van 20 augustus 2025. Naar aanleiding daarvan heeft [gedaagde] te kennen gegeven af te zien van het horen van getuigen.
1.2
Daarna is de zaak voor vonnis komen te staan.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
In het tussenvonnis van 3 juli 2024 heeft het Gerecht aan [eiser] een bewijsopdracht gegeven, inhoudende dat hij met [gedaagde] een overeenkomst van geldlening heeft gesloten met betrekking tot het aan [gedaagde] overgemaakte geld van in totaal Euro 24.390,--.
2.2 [
Eiser] heeft een akte uitlating ingediend en daarbij zes producties in het geding gebracht.
2.3
Daarna is door [gedaagde] een akte uitlating na tussenvonnis ingediend waarin hij aanvoert dat [eiser] niet heeft voldaan aan de bewijsopdracht.
2.4
De rechter die het tussenvonnis heeft gewezen is niet langer werkzaam als rechter op Aruba. Daarom wordt het eindvonnis door een andere rechter gewezen.
2.5 [
Eiser] heeft bij zijn akte de volgende stukken in het geding gebracht:
verklaring van hemzelf,
videobeelden,
verklaring van [betrokkene 1],
verklaring van [betrokkene 2],
verklaring van [zoon van eiser],
een screenshot met tekst eronder.
2.6
Uitgangspunt is dat het Nederlandse en het Arubaanse bewijsrecht, dat op het Nederlandse systeem is gebaseerd, bij bewijsopdrachten in procedures als deze geen actieve rol van de rechter kent. Het is geheel en al aan de partij die moet bewijzen om getuigen op te roepen. De rechter mag dat niet zelf bepalen; in die zin is hij lijdelijk. Door geen getuigen voor de rechter te brengen terwijl dat wel mag, loopt de partij die moet bewijzen het risico dat hij niet voldoet aan de bewijsopdracht en dat dus zijn vorderingen worden afgewezen. Dat risico verwezenlijkt zich in deze zaak.
2.7
Het Gerecht is het namelijk eens met [gedaagde] dat [eiser] niet in het bewijs is geslaagd. Dat wordt als volgt uitgelegd. In de eerste plaats omdat papier geduldig is: de getuigen hebben hun verklaringen op verzoek van [eiser] afgelegd zonder dat de rechter hen heeft kunnen ondervragen over de bron van hun kennis over deze kwestie. Evenmin is de rechter in staat gesteld de getuigen onder ede te confronteren met de stellingen van [gedaagde] of andere documenten in het dossier. Als de uitkomst van de zaak afhankelijk is van getuigenbewijs is er formeel niets op tegen dat wordt volstaan met in het geding brengen van verklaringen. Alleen loopt [eiser] er dan, zoals nu, tegenaan dat het Gerecht de verklaringen niet voldoende verifieerbaar en betrouwbaar vindt.
2.8
Daar komt bij dat een verklaring van [eiser] zelf niets toevoegt aan het bewijs omdat zijn visie in de eigen processtukken al uit de doeken is gedaan. De verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zien niet direct op de bewijsopdracht maar op de rol van de heer [betrokkene 3] in deze zaak en dragen daarom niet, althans niet voldoende, bij aan het bewijs. Voor de verklaring van [zoon van eiser], zoon van [eiser], geldt dat specifiek voor hem, vanwege zijn rol in het algemeen en de whatsapp berichten als geciteerd in het tussenvonnis onder 2.3 in het bijzonder, dat het Gerecht hem graag onder ede aan de tand had gevoeld over de ontvangst van het geleende geld, de bestemming daarvan en de overige financiële transacties in dezelfde periode. Maar die gelegenheid is aan de rechter niet geboden zodat zijn verklaring niet kan worden geverifieerd. Van de overige stukken is niet duidelijk genoeg uitgelegd hoe die kunnen bijdragen tot het bewijs.
2.9
De conclusie is dus dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
2.10 [
Eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten.

3.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op Afl. 4.500 (3 punten x tarief 6).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 22 oktober 2025 in aanwezigheid van de griffier.