In deze zaak heeft de naamloze vennootschap OCEAN FAITH N.V. beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening van 25 oktober 2024. Dit beroep was gericht tegen de (fictieve) afwijzing van haar aanvraag om een precariovergunning. De behandeling van het beroep was geagendeerd voor 20 augustus 2025. Echter, op 19 augustus 2025 heeft appellante per e-mail laten weten dat zij het beroep intrekt. Op dezelfde dag heeft de minister verzocht om appellante te veroordelen in de door de minister gemaakte proceskosten.
De rechter heeft overwogen dat er in de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) noch in de ontwikkelde jurisprudentie enige grondslag bestaat voor een veroordeling van de indiener van een beroepschrift in de door een bestuursorgaan gemaakte proceskosten. De rechter heeft daarom het verzoek van de minister afgewezen. Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 augustus 2025, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor alle partijen het recht op hoger beroep open bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, binnen zes weken na de dagtekening van deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, en de indiener moet in ieder geval een afschrift van de uitspraak bijvoegen en vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak.