ECLI:NL:OGEAA:2025:156

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
AUA202304138
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nabetaling huur en geschil over service charge tussen Coöperatieve Vereniging Aruba Beach Club en Lunabiento F&B Services

In deze zaak vordert de Coöperatieve Vereniging Aruba Beach Club (ABC) betaling van achterstallige huur van Lunabiento F&B Services (Ricardo’s) op basis van een huurovereenkomst. De huurovereenkomst, die loopt van 1 september 2018 tot 31 augustus 2023, verplicht Ricardo’s om een percentage van de bruto-inkomsten als huur te betalen, met een minimum van USD 2.000 per maand. ABC stelt dat Ricardo’s de service charge van 15% niet volledig aan haar werknemers heeft uitbetaald, wat volgens ABC betekent dat Ricardo’s te weinig huur heeft betaald. Ricardo’s betwist deze claim en stelt dat zij juist te veel heeft betaald. De zaak is complex door de verschillende rapportages van accountants die de financiële situatie van Ricardo’s analyseren. Het Gerecht heeft vastgesteld dat ABC niet voldoende bewijs heeft geleverd dat Ricardo’s niet alle servicekosten heeft afgedragen. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat er achterstallige huur is verschuldigd. De vordering van ABC wordt afgewezen, evenals de vordering van Ricardo’s tot terugbetaling van eerder betaalde bedragen. Het Gerecht heeft de proceskosten toegewezen aan de verliezende partijen.

Uitspraak

Vonnis van 28 mei 2025
Behorend bij AUA202304138 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
COÖPERATIEVE VERENIGING ARUBA BEACH CLUB,
te Aruba,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna ook te noemen: ABC,
gemachtigde: de advocaten mrs. R.A. Wix en L.J. Pieters,
tegen:
LUNABIENTO F&B SERVICES VBA H.O.D.N. RICARDO'S RESTAURANT & BAR,
te Aruba,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna ook te noemen: Ricardo’s,
gemachtigde: de advocaat mr. S.M. Paesch.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op 28 november 2023, met producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie van 13 maart 2024 met producties 1 tot en met 15;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie van 3 juli 2024;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie van 11 september 2024;
- de conclusie van dupliek in reconventie van 13 november 2024.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Sinds 1 september 2013 verhuurt ABC een eet- en drinkgelegenheid in het Aruba Beach Club Resort (hierna: het Resort) aan Ricardo’s. Op 21 oktober 2018 hebben ABC en Ricardo’s een nieuwe huurovereenkomst (een zogenoemde ‘Concession Agreement’) gesloten voor de periode van 1 september 2018 tot en met 31 augustus 2023 (hierna: de huurovereenkomst). Partijen zijn overeengekomen dat Ricardo’s een maandelijkse huurprijs betaalt van 9,5% (plus overheidsbelastingen) over de maandelijkse bruto-inkomsten uit de zakelijke activiteiten van Ricardo’s op het terrein van het Resort, met een minimumbedrag van USD 2.000,-- per maand plus overheidsbelastingen. In artikel 2.1 van de huurovereenkomst is gespecificeerd wat onder ‘bruto-inkomsten’ moet worden verstaan:

2.1 (…) Gross revenues include, but is not limited to, all room charges cash sales, credit card sales, income from private parties and other income.
The gross revenue will not include the 15% service charge (that is added to the checks) provided that the service charge is shared among the employees of Ricardo’s Restaurant & Bar.
(…)
2.2
Op grond van artikel 2.5 van de huurovereenkomst is Ricardo’s verplicht om gebruik te maken van zogenoemde ‘point of sale’ (kassa)systeem (hierna: POS-systeem) van ABC om alle inkomsten te registreren:

2.5 Tenant is obligated to solely make use of the point of sale equipment, which will remain the property of the ABCR as provided by ABCR to record all revenues which is integrated with the point of sale system of the ABCR.
2.2.
Verder hebben partijen afgesproken dat ABC het recht heeft om een boekenonderzoek uit te voeren bij Ricardo’s. Artikel 2.6 van de huurovereenkomst bepaalt daarover het volgende:

2.6 ABCR and / or an external accountants firm appointed by ABCR reserves the right to audit the books and records of Tenant in order to confirm that the gross revenue was properly recorded, that the appropriate rents were paid and that the service charge was distributed to Tenant’s staff.
This audit to be done 30 days before the yearly anniversary of the lease and for a period of one (1) year in order to confirm that the gross revenue was properly recorded and that the appropriate rents were paid.
If the error rate is concluded to be three (3) percent or greater, the cost of the audit will be paid by Tenant and the established amount of errors exceeding three (3) percent will be re-conciliated with the room charges.
2.3
In opdracht van ABC heeft Plus Accountants een boekenonderzoek uitgevoerd bij Ricardo’s over de periode van 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2021. Op 20 januari 2022 heeft Plus Accountants een rapport uitgebracht, waarin onder meer het volgende staat:

2. The monthly concession fee has been calculated based on the monthly revenue from the POS-system. The POS-system does not include revenues generated by wedding and other private parties except for the F&B portion that is reported in the POS-system. (…)
(…)
The total impact on the concession fee based on our analysis for the period of September 2020 through August 2021 amounts to US$ 12,984,35 (with an exchange rate of 1.79).
(…)
4. We noted that the service charge is not included in the calculation of the monthly concession fee as per article 2.1 of the concession agreement dated September 1, 2018. As per the afore-mentioned article, service charge is to be excluded from the monthly concession fee calculation only if the service charge is paid out to the employees. However, the service charge is not included on the payroll summary as a separate line item. We inquired further information from Ricardo’s which led to the explanation that the service charge is already included in the gross salary of each employee. A detailed overview of the gross salary excluding service charge and including service charge has been provided to us.
(…)
In the following table we present a comparison of the service charge paid out to the employees as per the information they have provided to us versus the service charge as per the POS.
Month
Gross sales
15% Service Charge based on sales
Service Charge paid out to employees
Difference
All amounts are in US$
Sep-20
(…)
(…)
(…)
(…)
Oct-20
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
Total
1,725,536.26
258,830.44
101,874.53
(156,955.91)
The total impact on the concession fee based on our analysis related to service charge for the period of September 30 through August 2021 amounts to US$ 14.911. If we include the owners as well as part of the allocation of the service charge the total net impact on the concession fee for the period September 2020 through August 2021 would be US$ 11,842.
5. Hence the total impact on the concession fee for the period September 2020 – August 2021 based on our analysis amounts to US$ 27,895. If we include the owners in our analysis this would be US$ 24,827.
(…)
2.4
Op 20 januari 2022 heeft ABC een factuur naar Ricardo’s gestuurd voor een bedrag van in totaal USD 45.726,70. Dit bedrag bestaat uit achterstallige huur over de periode van 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2021 ten bedrage van USD 27.895,--, auditkosten van USD 5.000,-- en een bedrag van USD 12.831,70 aan boete en rente.
2.5.
Bij brief van 7 maart 2022 heeft Ricardo’s aan ABC bericht dat zij een onafhankelijk deskundige, de heer [betrokkene 1], heeft gevraagd om de bevindingen van Plus Accounting te beoordelen. Ricardo’s heeft het rapport van Centime als bijlage meegestuurd en toegelicht waarom zij het niet eens is met de bevindingen van Plus Accountants.
2.6.
In de periode van 25 augustus 2022 tot en met 20 januari 2023 heeft Ricardo’s in zes gelijke termijnen een totaalbedrag van USD 35.614,75 aan ABC betaald.
2.7
In opdracht van ABC heeft [betrokkene 2] een boekenonderzoek uitgevoerd bij Ricardo’s over de periode van 1 september 2021 tot en met 31 augustus 2022. Op 30 januari 2022 heeft [betrokkene 2] een rapport uitgebracht, waarin onder meer het volgende staat:

(...) Ricardo’s Restaurant & Bar provided us with a recapitulation of the service charge distribution for the period starting September 2021 until and including August 2022 which we have summarized in the table below:
(…)
2.8
Op 3 februari 2023 heeft ABC een factuur naar Ricardo’s gestuurd voor een bedrag van in totaal USD 55.209,64. Dit bedrag bestaat uit achterstallige huur over de periode van 1 september 2021 tot en met 31 augustus 2022 ten bedrage van USD 23.620,71, auditkosten van USD 20.723,41 en USD 10.865,52 aan boete en rente.
2.9.
Bij brief van 1 maart 2023 heeft ABC aan Ricardo’s bericht dat zij bij wijze van compromis bereid is om haar aanspraak op de boete en rente uit te stellen totdat de onderhandelingen voor een nieuwe huurovereenkomst zijn geëindigd. ABC verzoekt wel om betaling van achterstallige huur en de auditkosten.
2.1
Daarop heeft Ricardo’s in een brief van 15 maart 2023 gereageerd dat geen sprake is van achterstallige huur en dat zij ook geen reden ziet om de auditkosten te betalen.
2.11
Op 31 augustus 2023 is de huurovereenkomst geëindigd. Ricardo’s heeft het gehuurde ontruimd.
2.12
Op 14 september 2023 heeft ABC een ‘open balance statement’ aan Ricardo’s verstrekt waarin een openstaand bedrag van USD 58.445,33 staat vermeld.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
ABC vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Ricardo’s tot betaling van USD 58.445,33 / Afl. 104.032,69, vermeerderd met de wettelijke rente en overeengekomen boete, en met veroordeling van Ricardo’s in de proceskosten.
3.2
Ricardo’s voert hiertegen gemotiveerd verweer. Op haar beurt vordert Ricardo’s bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. een verklaring voor recht dat sprake is van onverschuldigde betaling, dan wel dat ABC zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt ten koste van Ricardo’s;
b. ABC te veroordelen tot terugbetaling van USD 35.614,75 / Afl. 64.106,55;
c. ABC te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat in verband met onrechtmatig handelen jegens Ricardo’s;
d. ABC te veroordelen tot betaling van de kosten van het expertiserapport van Centime (O.J. Holding N.V.) van Afl. 12.522,91;
e. dan wel een andere beslissing te nemen;
f. met veroordeling van ABC in de proceskosten.
3.3
Het Gerecht zal hierna ingaan op de standpunten van partijen, voor zover die relevant zijn voor de beoordeling van de vorderingen.

4.DE BEOORDELING

4.1
In deze zaak maken partijen over en weer aanspraak op betaling van een geldsom. ABC vordert in conventie betaling van een bedrag aan achterstallige huur. Volgens ABC is bij de boekenonderzoeken over de periode van 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2022 gebleken dat de bruto-inkomsten van Ricardo’s hoger zijn het bedrag dat Ricardo’s aan ABC heeft doorgegeven. Dat betekent volgens ABC dat Ricardo’s te weinig huur aan haar heeft betaald. Volgens ABC moet Ricardo’s de te weinig betaalde huur alsnog afdragen, te vermeerderen met de kosten die ABC heeft gemaakt voor de onderzoeken van Plus Accountants en [betrokkene 2], verschuldigde rente en een boete. Ricardo’s heeft die stellingen van ABC gemotiveerd betwist. Volgens Ricardo’s zijn er geen fouten gemaakt bij de berekening van de bruto-omzet en de huurprijs. Zij stelt dat zij juist te veel heeft betaald. Daarom vordert Ricardo’s in reconventie (terug)betaling van het bedrag dat zij heeft betaald naar aanleiding van de factuur van ABC van 20 januari 2022. Ricardo’s stelt dat er geen (rechts)grond bestond voor deze betaling. Ook maakt Ricardo’s aanspraak op de kosten van het expertiseonderzoek van Centime, dat zij heeft laten uitvoeren naar aanleiding van de bevindingen van Plus Accountants. ABC heeft de stellingen van Ricardo’s op haar beurt gemotiveerd weersproken.
4.2
Het Gerecht stelt voorop dat een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, de stelplicht en de bewijslast van die feiten of rechten draagt (artikel 129 Rv). Dit betekent dat het in conventie op de weg van ABC ligt om te stellen en (omdat Ricardo’s die stellingen betwist) te bewijzen dat Ricardo’s nog huur moet betalen, omdat haar bruto-inkomsten hoger waren dan zij heeft opgegeven. In reconventie moet Ricardo’s bewijzen dat zij de USD 35.614,75 zonder rechtsgrond aan ABC heeft betaald, en dat ABC ten opzichte van haar onrechtmatig heeft gehandeld. Naar het oordeel van het Gerecht is geen van partijen daarin geslaagd. Het gevolg daarvan is dat de geldvorderingen die partijen over en weer hebben ingesteld niet toewijsbaar zijn. Het Gerecht zal dit oordeel hierna uitleggen.
In conventie
Ten aanzien van de servicekosten
4.3
ABC stelt ten eerste dat Ricardo’s in de periode van 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2022 de servicekosten van 15% (die Ricardo’s bij haar klanten in rekening heeft gebracht) niet volledig over haar werknemers heeft verdeeld. Volgens ABC volgt uit artikel 2.1 huurovereenkomst dat de servicekosten die Ricardo’s niet aan haar werknemers heeft afgedragen als bruto-inkomsten moeten worden aangemerkt. Over die kosten moet Ricardo’s huur afdragen, aldus ABC. Ricardo’s betwist dat zij de door haar ontvangen servicekosten niet onder haar werknemers heeft verdeeld. Bovendien staat volgens Ricardo’s nergens in de huurovereenkomst vermeld dat de niet onder de werknemers verdeelde servicekosten onder de bruto-inkomsten vallen.
4.4
De eerste vraag die het Gerecht moet beantwoorden, is of het door Ricardo’s niet aan haar werknemers uitbetaalde deel van de servicekosten onder de bruto-inkomsten vallen en of Ricardo’s daarover (dus) huur moet afdragen. Om die vraag te kunnen beantwoorden, moet de huurovereenkomst worden uitgelegd. Bij de uitleg komt het niet alleen aan op een zuiver taalkundige uitleg daarvan. Die uitleg is mede afhankelijk van de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan (de bepalingen in) de overeenkomst mochten toekennen en wat zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijk kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (de zogenoemde Haviltex-norm, HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158).
4.5
Vast staat dat de huurprijs wordt berekend over de maandelijkse bruto-inkomsten van Ricardo’s. Verder bepaalt artikel 2.1 huurovereenkomst dat de bruto-inkomsten niet de servicekosten omvatten, onder de voorwaarde dat de servicekosten worden verdeeld over de werknemers van Ricardo’s restaurant (“
The gross revenue will not include the 15% service charge (that is added to the checks) provided that the service charge is shared among the employees of Ricardo’s Restaurant & Bar”). Het Gerecht is met ABC van oordeel dat uit deze formulering duidelijk volgt dat de servicekosten onderdeel zijn van de bruto-inkomsten. Dat is alleen anders als Ricardo’s de servicekosten aan haar werknemers heeft afgedragen: in dat geval vallen de servicekosten niet onder de bruto-inkomsten. Als Ricardo’s de servicekosten niet of slechts gedeeltelijk aan haar werknemers afdraagt, dan zal zij over het niet afgedragen deel dus huur moeten betalen. Deze uitleg sluit ook aan bij artikel 2.6 van de huurovereenkomst. Daarin staat dat ABC het recht heeft om een boekenonderzoek bij Ricardo’s uit te voeren, onder andere ter bevestiging dat de servicekosten daadwerkelijk over de werknemers van Ricardo’s zijn verdeeld. Een dergelijk boekenonderzoek naar de afdracht van de servicekosten zou zinloos zijn, als de servicekosten niet onder de bruto-inkomsten zouden (kunnen) vallen.
4.6
De vervolgvraag is of ABC voldoende heeft onderbouwd dat Ricardo’s niet alle (door haar geïnde) servicekosten over de periode van 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2022 aan haar werknemers heeft afgedragen. ABC stelt dat dit het geval is en heeft ter onderbouwing van die stelling twee rapportages overgelegd: één van Plus Accountants en één van [betrokkene 2].
De rapportage van Plus Accountants
4.7
ABC stelt dat uit het rapport van Plus Accountants volgt dat Ricardo’s in de periode van 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2021 heeft nagelaten om een bedrag van USD 156.955,91 aan servicekosten aan haar werknemers uit te betalen. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst ABC verwijst naar de hiervoor in 2.3 geciteerde tabel, waarin staat dat Ricardo’s een bedrag van USD 258.830,44 aan servicekosten heeft geïnd en een bedrag van slechts USD 101.874,53 aan haar werknemers heeft uitbetaald. Volgens ABC betekent dat dat Ricardo’s over het verschil van die bedragen een percentage van 9,5% (dus USD 14.910,81) aan huur verschuldigd is.
4.8
Ricardo’s heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze stellingen van ABC. Zij heeft in dat kader verwezen naar de rapportage van Centime. Uit dat rapport blijkt volgens haar dat de bevindingen van Plus Accountants onjuist zijn. Volgens Ricardo’s kan uit het rapport van Centime onder andere worden afgeleid dat (i) het door Plus Accountants berekende bedrag aan bruto-omzet onjuist is en daarmee ook het door Plus Accountants berekende bedrag aan servicekosten onjuist is; (ii) Plus Accountants de door Ricardo’s ontvangen loonsubsidie van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) ten onrechte als omzet heeft gerekend; en (iii) Plus Accountants fouten heeft gemaakt bij de berekening van de door Ricardo’s verschuldigde belastingen.
4.9
ABC is in haar conclusie van repliek niet ingegaan op deze verweren van Ricardo’s. Zij heeft volstaan met de stelling dat het rapport van Centime onduidelijk is, maar zij heeft niet uitgelegd waarom dat zo is en waaruit zou blijken dat de bevindingen van Plus Accountants tóch juist zijn. Dat had wel op haar weg gelegen, omdat zij op grond van artikel 129 Rv de stelplicht en bewijslast van haar stellingen draagt (zie ook hiervoor bij 4.2). ABC is er dus niet in geslaagd om voldoende gemotiveerd te onderbouwen dat Ricardo’s over de periode van 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2021 niet de volledige servicekosten aan haar werknemers heeft afgedragen en daarover nog een bedrag aan huur is verschuldigd.
De rapportage van [betrokkene 2]
4.1
Verder betoogt ABC dat uit het rapport van [betrokkene 2] volgt dat Ricardo’s ook in de periode van 1 september 2021 tot en met 31 augustus 2022 heeft nagelaten om de volledige servicekosten aan haar werknemers te betalen. Zij verwijst naar de in 2.7 genoemde tabel in het rapport. Daaruit blijkt volgens haar dat in die periode slechts 37% van de servicekosten is uitbetaald aan de werknemers. Volgens ABC moet Ricardo’s daarom nog een bedrag van USD 23.620,71 (USD 248.639,-- x 9,5 %) aan achterstallige huur betalen, zo leidt het Gerecht af uit de factuur die ABC op 3 februari 2023 aan Ricardo’s heeft gestuurd.
4.11
Ricardo’s heeft ook deze stellingen van ABC gemotiveerd weersproken. Zij wijst erop dat [betrokkene 2] heeft nagelaten om de door Ricardo’s ingezette parttimers en oproepkrachten mee te rekenen bij de vaststelling van de aan de werknemers betaalde servicekosten. Daarnaast voert Ricardo’s aan dat [betrokkene 2] in haar berekening niet heeft meegenomen dat Ricardo’s reserveposten hanteert voor de doorbetaling van het loon van haar werknemers tijdens het laagseizoen. Ook wijst Ricardo’s erop dat zij de servicekosten doorbetaalt aan haar werknemers als zij met vakantie zijn. Deze vakantiegelden komen volgens Ricardo’s ook een uit een reservepost die [betrokkene 2] niet heeft meegenomen in haar berekening. Tot slot merkt Ricardo’s op dat onduidelijk is waarop ABC de in haar factuur van 3 februari 2023 genoemde bedragen baseert. Die bedragen zijn volgens haar niet terug te vinden in het rapport van [betrokkene 2].
4.12
Het Gerecht stelt vast dat ABC ook deze verweren van Ricardo’s onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. In haar conclusie van repliek heeft zij slechts verwezen naar het rapport van [betrokkene 2]. Zij is niet ingegaan op de gemotiveerde betwisting van Ricardo’s. Bij die stand van zaken kan het Gerecht niet anders concluderen dan dat niet is komen vast te staan dat Ricardo’s de servicekosten over de periode van 1 september 2021 tot en met 31 augustus 2022 niet aan haar werknemers heeft afgedragen en dat Ricardo’s daarom nog een bedrag aan achterstallige huur aan ABC is verschuldigd.
Ten aanzien van de inkomsten uit bruiloften en andere privé-evenementen
4.13
ABC stelt verder dat uit het rapport van Plus Accountants blijkt dat Ricardo’s ook heeft nagelaten (een deel van) de inkomsten uit bruiloften en andere privé-evenementen mee te rekenen bij de bepaling van de huurprijs. Ricardo’s zou om die reden nog een bedrag van USD 24.827,-- aan ABC moeten betalen over de periode van 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2021. Ricardo’s heeft die stelling betwist. Naar eigen zeggen heeft Ricardo’s alle inkomsten in het (door ABC verplicht gestelde) POS-systeem gezet en is het niet mogelijk dat dergelijke evenementen niet zijn meegerekend bij de bepaling van de huurprijs. ABC heeft die stelling van Ricardo’s niet weersproken, terwijl dat gezien de op haar rustende stelplicht wel op haar weg had gelegen. Dat betekent dat het Gerecht niet kan vaststellen dat Ricardo’s te weinig inkomsten over bruiloften en andere privé-evenementen heeft doorgegeven en daarover te weinig huur heeft afgedragen.
Slotsom en kosten deskundigen
4.14
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat de bruto-inkomsten die Ricardo’s aan ABC heeft doorgegeven lager zijn dan haar daadwerkelijke bruto-inkomsten. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat Ricardo’s nog een bedrag aan achterstallige huur aan ABC is verschuldigd. De vordering van ABC tot betaling van de achterstallige huur zal daarom worden afgewezen. Als gevolg daarvan zal ook het deel van de vordering van ABC dat betrekking heeft op boete en rente vanwege het niet of te laat betalen van de huur (als bedoeld in artikel 2.4 van de huurovereenkomst) worden afgewezen.
4.15
Ook de door ABC gevorderde kosten voor het inschakelen van Plus Accountants en [betrokkene 2] komen niet voor toewijzing in aanmerking. Op grond van artikel 2.6 van de huurovereenkomst is Ricardo’s verplicht om deze kosten te betalen als uit het boekenonderzoek blijkt dat de foutmarge van 3% (of meer) van de door Ricardo’s doorgegeven bruto-omzet is overschreden. Omdat Ricardo’s heeft betwist dat deze foutmarge is overschreden en ABC haar stelling op dit punt niet heeft onderbouwd, kan het Gerecht niet vaststellen dat die kosten zijn verschuldigd. Dat betekent dat de vordering van ABC tot betaling van de kosten voor de rapportages van Plus Accountants en [betrokkene 2] wordt afgewezen.
Proceskosten in conventie
4.16
Omdat ABC in het ongelijk wordt gesteld, moet zij de proceskosten van Ricardo’s in conventie betalen. Die kosten worden tot op heden begroot op Afl. 4.000,-- aan gemachtigdensalaris (tarief 7 x 2 punten).
In reconventie
Onverschuldigde betaling/ongerechtvaardigde verrijking
4.17
Ricardo’s stelt op haar beurt dat zij ten onrechte een bedrag van USD 35.614,75 / Afl. 64.105,55 aan ABC heeft betaald. ABC heeft op 20 januari 2022 een factuur aan Ricardo’s gestuurd voor een totaalbedrag van USD 45.726,70, gebaseerd op de bevindingen van Plus Accountants. Volgens Ricardo’s heeft ABC haar destijds onder druk gezet om deze factuur te betalen. Partijen waren volgens haar in onderhandeling over het verlengen van de huurovereenkomst. Ricardo’s stelt dat zij, onder druk van die onderhandelingen en in het belang van haar werknemers, een bedrag van USD 35.614,75 aan ABC heeft betaald. Volgens Ricardo’s heeft de door haar ingeschakelde deskundige van Centime echter geconcludeerd dat de bevindingen van Plus Accountants onjuist zijn. Dat betekent volgens Ricardo’s zij dit bedrag ten onrechte heeft betaald en sprake is van onverschuldigde betaling althans dat ABC door deze betaling van Ricardo’s ongerechtvaardigd is verrijkt. Ricardo’s vordert daarom een verklaring voor recht met die strekking. Daarnaast vordert zij terugbetaling van het door haar betaalde bedrag.
4.18
Het Gerecht is met ABC van oordeel dat er geen ruimte bestaat voor toewijzing van deze vorderingen. Als gezegd rust op Ricardo’s de plicht om haar stellingen op dit punt – dat er voor de betaling een rechtsgrond althans rechtvaardiging ontbrak – van voldoende onderbouwing te voorzien. ABC heeft die stellingen gemotiveerd betwist. Zij heeft aangevoerd dat Ricardo’s verplicht was om te betalen op grond van de huurovereenkomst in combinatie met de bevindingen van Plus Accountants. Ricardo’s heeft haar stellingen daarna niet verder onderbouwd. Bij die stand van zaken kan het Gerecht niet vaststellen dat de betaling van USD 35.614,75 zonder rechtsgrond althans rechtvaardiging is verricht. De door Ricardo’s gevorderde verklaring voor recht en de vordering tot terugbetaling zullen daarom worden afgewezen.
Onrechtmatig handelen
4.19
Ricardo’s stelt daarnaast dat ABC onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Volgens haar heeft ABC geen redelijke opzegtermijn gehanteerd bij het eindigen van de huurovereenkomst. Daarmee heeft zij onvoldoende rekening gehouden met de belangen van Ricardo’s en haar werknemers. Als gevolg daarvan is Ricardo’s naar eigen zeggen zes maanden gesloten geweest en heeft zij geen inkomen gehad. Ook stelt Ricardo’s dat ABC haar heeft misleid door maandenlang te onderhandelen over een nieuwe huurovereenkomst, terwijl zij wist dat partijen het niet eens zouden worden over de betaling van de facturen voor de achterstallige huur. Tot slot stelt Ricardo’s dat het bestuur van ABC als doel had haar ‘weg te pesten’ en een slechte naam te bezorgen, onder andere via berichten op Facebook. Daarom maakt Ricardo’s aanspraak op schadevergoeding, op te maken bij staat.
4.2
Naar het oordeel van het Gerecht is niet gebleken dat ABC onrechtmatig heeft gehandeld bij het eindigen van de huur. ABC heeft dat gemotiveerd weersproken. Volgens haar konden partijen het niet eens worden over een nieuwe huurovereenkomst en is de huurovereenkomst, conform de afspraken, op 31 augustus 2023 geëindigd. Ook heeft zij erop gewezen dat Ricardo’s per die datum een nieuw restaurant heeft geopend bij Renaissance Marketplace. Bij die stand van zaken valt, zonder nadere onderbouwing van Ricardo’s, niet in te zien dat ABC Ricardo’s zou hebben misleid en dat Ricardo’s daardoor schade heeft geleden. Daarbij weegt het Gerecht ook mee dat Ricardo’s bij de onderhandelingen is bijgestaan door een advocaat.
4.21
Ook is niet vast komen te staan dat het bestuur van ABC Ricardo’s ‘weg wilde pesten’ of een slechte naam heeft bezorgd. Die stelling is door ABC gemotiveerd weersproken en de door Ricardo’s overgelegde Facebookberichten zijn, zonder concrete toelichting daarop, onvoldoende om dat aan te kunnen nemen. Het Gerecht zal de door Ricardo’s gevorderde schadevergoeding, op te maken bij staat, daarom afwijzen.
Buitengerechtelijke kosten
4.18.
Ricardo’s maakt tot slot aanspraak op de kosten die zij heeft gemaakt voor het rapport van Centime. Dit gedeelte van de vordering wordt afgewezen. De vordering van Ricardo’s wordt afgewezen, zodat de kosten van Centime niet als buitengerechtelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 onder b BW moeten worden vergoed. Voor zover Ricardo’s het rapport heeft gebruikt om verweer te voeren tegen de vordering van ABC in conventie, komen de kosten van dit rapport evenmin voor vergoeding in aanmerking. De kosten van de partijdeskundige zijn immers geen “proceskosten” en evenmin buitengerechtelijke kosten als hiervoor bedoeld.
Proceskosten in reconventie
4.19
Omdat Ricardo’s in reconventie grotendeels in het ongelijk is gesteld, moet zij de proceskosten van ABC betalen. Die worden begroot op Afl. 1.500,- (2 punten x tarief 6, factor 0,5).

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in conventie en in reconventie
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt ABC in de proceskosten in conventie, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Ricardo’s worden begroot op Afl. 4.000,-- aan salaris van de gemachtigde;
5.3
veroordeelt Ricardo’s in de proceskosten in reconventie, die tot de datum van uitspraak aan de kant van ABC worden begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris van de gemachtigde;
5.4
verklaart de veroordelingen onder 5.2 en 5.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 mei 2025 in aanwezigheid van de griffier.