ECLI:NL:OGEAA:2024:92
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen uitblijven beslissing op bezwaar inzake verzoek om immateriële schade door overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft appellant, de Minister van Justitie en Sociale Zaken, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar van 13 september 2022. Dit bezwaar betreft een verzoek om toekenning van immateriële schade naar aanleiding van de overschrijding van de redelijke termijn in de bestuurlijke fase, gerelateerd aan een verzoek om openbaarmaking van documenten betreffende in bewaring gehouden paspoorten in 2019. Appellant had eerder, op 14 januari 2020, verzocht om openbaarmaking van documenten op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob). Na het uitblijven van een beslissing op dit verzoek, heeft appellant op 10 maart 2020 bezwaar gemaakt. Dit bezwaar werd uiteindelijk afgewezen op 28 maart 2022, waarop appellant opnieuw bezwaar maakte en later beroep instelde.
De zaak werd behandeld op 19 april 2023, waarbij appellant in persoon verscheen en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. De rechter heeft vastgesteld dat er geen reële beslissing op het bezwaar van 13 september 2022 is genomen, wat in strijd is met de verplichting van verweerder. De rechter oordeelt dat het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld moet worden met een afwijzende beslissing, die niet gemotiveerd is en daarom niet in stand kan blijven.
De rechter verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beslissing en bepaalt dat verweerder binnen drie maanden een reële beslissing moet nemen op het bezwaar van appellant. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de door appellant gemaakte reiskosten en wordt het griffierecht aan appellant terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. W.C.E. Winfield en is openbaar uitgesproken op 3 april 2024.