ECLI:NL:OGEAA:2024:83

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
AUA202304212 en AUA202304213
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestuursdwang wegens illegale bouwwerken op erfpachtpercelen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster, een inwoner van Aruba, en de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van 3 november 2023, waarin zij werd gesommeerd om illegale bouwwerken op haar percelen 4-E-1839 en 4-E-2389 te verwijderen. Deze bouwwerken waren zonder bouwvergunning geplaatst en in strijd met de erfpachtvoorwaarden. Verzoekster stelde dat er zicht was op legalisatie, omdat zij een verzoek tot bestemmingswijziging had ingediend en een bouwvergunning aanvroeg. Het gerecht oordeelde echter dat er geen concreet zicht op legalisatie bestond en dat de illegale situatie niet geduld kon worden. De verzoeken van verzoekster om schorsing van de beschikking en voorlopige voorzieningen werden afgewezen. Het gerecht concludeerde dat de bestreden beschikking rechtmatig was en dat verzoekster geen spoedeisend belang had om de uitvoering ervan te schorsen. De beslissing werd genomen in het kader van de handhaving van de Bouw- en woningverordening, waarbij de minister bevoegd is om handhavend op te treden tegen illegale bouwwerken.

Uitspraak

Uitspraak van 28 februari 2024
Lar nr. AUA202304212 en AUA202304213

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoekster],

wonend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigden: de advocaten mrs. A.A. Ruiz en M.R.M. Reinkemeyer,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ),
met als derde-belanghebbende:
[Belanghebbende],
wonend in Aruba,
gemachtigden: de advocaten mrs. V.C. Perše en R.A. Wix.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 3 november 2023 (de bestreden beschikking) heeft de directeur van de Dienst Openbare Werken (DOW) namens verweerder verzoekster, onder aanzegging van bestuursdwang, gesommeerd om vóór woensdag 6 december 2023 de illegale bouwwerken op de percelen 4-E-1839 en 4-E-2389 te verwijderen of te doen verwijderen, omdat die bouwwerken daar zijn geplaatst zonder dat verzoekster daarvoor een bouwvergunning heeft.
Tegen deze beschikking heeft verzoekster op 4 december 2023 bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft op die datum tevens beroep aangetekend tegen de bestreden beschikking.
Op 5 december 2023 heeft verzoekster onderhavige verzoekschriften, geregistreerd onder zaaknummer AUA202304213 Lar (hangende bezwaar) en AUA202304212 (hangende beroep) in de zin van artikel 54 van de Lar ingediend.
Partijen en de derde-belanghebbende hebben ieder voor zich op 9 januari 2024 (nadere) stukken ingediend.
Het gerecht heeft beide verzoekschriften (hierna samen te noemen: het verzoek) gevoegd ter zitting behandeld op 10 januari 2024, waar verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door voornoemde gemachtigde, en de derde belanghebbende is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De bestreden beschikking
1. Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoekster illegale bouwwerken, namelijk de pergola’s op het perceel 4-E-1839, de bamboe hut die het perceel 4-E-1839 overschrijdt, de erfafscheiding links die het perceel 4-E-1839 overschrijdt, de bijgebouwen links van het restaurant die het perceel 4-E-2389 overschrijden, het(/de) restaurantgebouw(en) dat(/die) zowel het perceel 4-E-2389 als het perceel 4-E-1839 overschrijd(t)/(en), de afdak die op domeingrond is gebouwd, de pier die op domeingrond is gebouwd, de palapa op het pier en de afscheiding van de veranda, op de haar verleende percelen 4-E-1839 en 4-E-2389 heeft gebouwd, waardoor zij in strijd handelt met haar erfpachtvoorwaarden en de wet. Verzoekster is gelast om vóór woensdag 6 december 2023 een einde te maken aan de illegale situatie.
De standpunten van partijen
2.1
Verzoekster kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking en heeft zich -samengevat en zakelijk weergegeven - op het standpunt gesteld dat de beschikking niet zorgvuldig tot stand is gekomen noch deugdelijk is gemotiveerd, omdat er zicht bestaat op legalisatie nu zij reeds een verzoek tot bestemmingswijziging heeft ingediend en doende is een bouwvergunning voor de bestaande bouwwerken aan te vragen. Zij heeft al jaren de woonhuis als recreatiewoning in gebruik zodat sprake is van bestaand gebruik in de zin van de ROPV. Verder staat bij voorbaat niet vast dat haar bouwvergunningsaanvragen zullen worden afgewezen. Het verzoek strekt tot schorsing van de bestreden beschikking en tot het treffen van een voorlopige voorziening inhoudende het verbieden van verweerder, onder verbeurte van een dwangsom, om de bevolen aanpassingen/sloopwerkzaamheden te verrichten althans enige actie tegen verzoekster te ondernemen met als doel het slopen van de bouwwerken. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het slopen van de bouwwerken onevenredig nadeel met zich zou brengen en dat de gegunde termijn (uiterlijk 6 december 2023) niet realistisch is.
2.2
Verweerder heeft - samengevat en zakelijk weergegeven - gesteld dat verzoekster in deze geen spoedeisend belang heeft en dat niet is gebleken dat zij de beslissing op bezwaar niet kan afwachten. Verzoekster weet immers al jaren dat er sprake is van een illegale situatie. Dit is in 2021 ook vastgesteld in een kortgeding procedure. Zij heeft echter pas in december 2023 een verzoek ingediend tot bestemmingswijziging en nog geen enkele bouwvergunningsaanvraag. Nu verzoekster met haar illegale bouwwerken haar percelen heeft overschreden en in strijd geeft gehandeld met de ROPV, bestaat er geen kans op legalisatie. Verweerder hoeft het voortduren van deze onrechtmatige en illegale situatie niet te dulden, en is gehouden om handhavend op te treden. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen, aldus verweerder.
2.3
De derde-belanghebbende, die rechthebbende is van het naburige perceel, heeft -samengevat en zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Het beroep van verzoekster die betrekking heeft op het primaire verzoek zal niet-ontvankelijk worden verklaard, nu verzoekster ten onrechte in beroep is gegaan van een primair besluit. Verder heeft zij betoogd, dat er voor verzoekster in deze geen spoedeisend belang bestaat, nu partijen al jaren hiermee bezig zijn, en verzoekster weet dat zij illegaal heeft gebouwd. Reeds bij vonnis in 2021 is zij veroordeeld tot het slopen van bouwwerken, die inbreuk maken op de rechten van de derde-belanghebbende, maar zij heeft dit nagelaten. De derde-belanghebbende heeft recht en belang bij handhavend optreden tegen de illegale situatie. De derde-belanghebbende concludeert tot afwijzing van het verzoek.
Het geschil
3.1
Ter beantwoording ligt voor de vraag of de onmiddellijke uitvoering van de bestreden beschikking voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
3.2
Het gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 1 van de Bouw- en woningverordening (Bwv) wordt - voor zover van belang - onder gebouw verstaan elk alleenstaand vertrek of lokaal, elk een geheel uitmakend aantal vertrekken of lokalen, elk geheel of gedeeltelijk gesloten, voor woning bestemd getimmerte, elk niet voor woning bestemd getimmerte met een inhoud van meer dan twintig m3, elke bewaar- of opslagplaats van vloeistoffen met meer dan twee m3 inhoud, elke inrichting tot opneming en afvoer van vloeien drekstoffen, voor zover een en ander met de grond verbonden is, aan de grond bevestigd is of op de grond rust.
4.3
Ingevolge artikel 7 aanhef en onder a en b van de Bwv is het verboden om een gebouw op te richten, voor een gedeelte te vernieuwen of als eigenaar te laten oprichten of voor een gedeelte te laten vernieuwen:
- zonder inachtneming van de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze landsverordening;
- zonder bouwvergunning, tenzij artikel 10 of § 5 van deze landsverordening van toepassing is.
4.3
Ingevolge artikel 64, eerste lid, van de Bwv is de minister belast met publieke werken bevoegd op kosten van de overtreders te doen wegnemen of te beletten hetgeen in strijd met deze landsverordening of de vergunning wordt aangebracht of ondernomen, en te doen verrichten, hetgeen in strijd daarmede wordt nagelaten.
Ingevolge het tweede lid geschiedt, spoedeisende gevallen uitgezonderd, het in het eerste lid bepaalde niet hangende de termijn van en de behandeling in beroep of voordat de belanghebbende schriftelijk gewaarschuwd en in de gelegenheid gesteld is zelf een en ander te verwijderen of te verrichten.
4.4
Ingevolge artikel 2, derde lid van de Bouw- en sloopverordening (Bsv) is voor het optrekken, in gebruik nemen of slopen van een bouwwerk het bezit van een vergunning vereist.
De feiten
5.1
Verzoekster heeft recht van erfpacht op twee naburige percelen, kadastraal bekend als 4-E-2389 en 4-E-1839 te [adres] (hierna gezamenlijk aan te duiden als het perceel van verzoekster). De derde-belanghebbende heeft recht van erfpacht op twee naburige percelen, kadastraal bekend als 4-E-2393 en 4-E-2432 te [adres] (hierna gezamenlijk aan te duiden als het perceel van de derde-belanghebbende). Het perceel van verzoekster grenst aan het perceel van de derde-belanghebbende.
5.2
Bij brieven van 16 juni 2020 en 3 mei 2021 heeft de derde-belanghebbende verweerder en de DOW verzocht om handhavend op te treden tegen verzoekster wegens onder meer het handelen in strijd met de erfpachtsvoorwaarden (een woonhuis houden dat zij per nacht verhuurt inclusief het houden van evenementen in plaats van de geldende bestemming restaurantsgebouw), het bouwen en uitbreiden zonder een daarvoor vereiste bouwvergunning, het illegaal bouwen op het perceel van de derde-belanghebbende, en het bouwen van een enorme pier over het water zonder rechthebbende te zijn op de onderliggende huurgrond.
5.3
Bij brieven van 7 december 2021 heeft de derde-belanghebbende de DOW wederom verzocht om handhavend op te treden tegen verzoekster.
5.4
Tegen het uitblijven van een beslissing op het handhavingsverzoek heeft de derde-belanghebbende op 25 april 2022 bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is vervolgens gegrond verklaard.
5.5
De controleur van de afdeling Toezicht DOW heeft naar aanleiding van de handhavingsverzoeken van de derde-belanghebbende, op 28 oktober 2022 een rapport uitgebracht. In dat staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) Bovengenoemd restaurantgebouw wordt door mevrouw [verzoekster gebruikt/verhuurd als een recreatiewoning bekend als [plaats]. Bij gehouden controle door de afdeling Toezicht van de DOW in juni 2020 en in oktober 2022 is geconstateerd dat het restaurantgebouw het perceel 4-E-1839 overschrijdt waardoor een deel van het restaurantgebouw op domeingrond kadastraal bekend als 4-E-2392, toebehorende aan het Land, is gebouwd. Tevens overschrijdt het restaurantgebouw het perceel 4-E-2389 en is gebouwd op domeingrond kadastraal bekend als 4-E-2390 die toebehoort aan het Land. Mevrouw [verzoekster] heeft ook illegale bouwwerken aangebracht op beide aan haar in erfpacht verleende percelen 4-E-1839 [en] 4-E-2389. De illegale bouwwerken overschrijden deze percelen ook.
De illegale bouwwerken zijn:
(…)”.
5.6
Op 3 juli 2023 heeft de controleur van de afdeling Toezicht DOW een opname gemaakt naar aanleiding van het handhavingsverzoek van de derde-belanghebbende. In die opname wordt met foto’s duidelijk gemaakt dat de illegale situatie met betrekking tot bouwwerken van verzoekster, nagenoeg ongewijzigd is gebleven.
5.7
In de bestreden beschikking van 3 november 2023 van verweerder staat – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende:
“(…)
Met betrekking tot de bestemming:
Het restaurantgebouw waarvoor een bouwvergunning (BA nr. 875-1995) is verleend, is veranderd en wordt door u verhuurd als een recreatiewoning [plaats]. Volgens notariële akte van 29 september 2009 zijn de in erfpacht uitgegeven percelen (E-4-1839 en E-4-2389) bestemd voor het daarop optrekken en hebben van een restaurantgebouw. Gelet hierop handelt u in strijd met artikel 24 van de Bouw- en woningverordening jo de bestemming van de aan u in erfpacht verleende percelen zoals vervat in genoemde akte.
(…)
U wordt in de gelegenheid gesteld om aanpassingen te doen aan het gebouw teneinde dit te brengen in het restaurantgebouw conform de verleende bouwvergunning, B.A. nr. 875-1995 en conform de bestemming volgens notariële akte C 808-7 van 29 september 2009.
Met betrekking tot de pergola’s op het perceel 4-E-1839:
Deze pergola’s staan op het perceel 4-E-1839 zonder bouwvergunning en in afwijking van het bepaalde in de bouwvergunning, gebouwd.
(…)
U wordt gesommeerd om de pergola’s op het perceel van 4-E-1839 te slopen.
Met betrekking tot de bamboo hut/kamer en aanhorigheden die het perceel 4-E-1839 overschrijdt en op het perceel 4-E-384 toebehorend aan de heer [X] is gebouwd:
De bamboo hut/kamer en aanhorigheden die het perceel 4-E-1839 overschrijden en op het perceel 4-E0384 toebehorend aan de heer [X] is gebouwd, zijn zonder bouwvergunning en in afwijking van het bepaalde in de bouwvergunning gebouwd. Niet alleen gelet op de bestemming van het perceel 4-E-1839 (…) maar ook het feit dat deze bamboo hut/kamer voor het grootste gedeelte op het perceel 4-E-384 is gebouwd en waarvan u geen rechthebbende bent, kan deze bamboo hut/kamer en aanhorigheden niet gelegaliseerd worden.
(…)
U wordt gesommeerd om deze bamboo hut/kamer en aanhorigheden te slopen.
Met betrekking tot de erfafscheiding aan de linkerkant/oostzijde die het perceel 4-E-1839 overschrijdt en op het perceel 4-E-384 toebehorend aan de heer [X] is aangelegd; tevens overschrijding en aangelegd domeingrond:
Artikel 5:48 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba bepaalt dat de eigenaar van een erf bevoegd is dit af te sluiten. De afsluiting moet op het eigen erf worden geplaatst. Het zonder recht of titel innemen van andermans grond/domeingrond levert krachtens artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba een onrechtmatige daad op.
(…)
U wordt gesommeerd om de erfafscheiding aan de linkerkant/oostzijde, die het perceel 4-E-1839 overschrijdt, te slopen.
Met betrekking tot de bijgebouwen aan de linkerkant/oostzijde van het (restaurant)gebouw die het perceel 4-E-2389 overschrijden:
Niet alleen zijn deze bijgebouwen (…) zonder bouwvergunning en in strijd met de bouwvergunning gebouwd/aangelegd en overschrijden het perceel 4-E-2389, maar verhinderen tevens dat het (restaurant)gebouw aan artikel 12 van de Bwv c.q. artikel 2.6 onder a.2 van het ROPV voldoet. (…)
(…)
U wordt gesommeerd om deze bijgebouwen te slopen.
Met betrekking tot het (restaurant)gebouw dat het perceel 4-E-2389 overschrijdt en waarvan een deel is gebouwd op domeingrond kadastraal bekend als 4-E-2390 die toebehoort aan land Aruba:
Zoals reeds gezegd levert het zonder recht of titel innemen van domeingrond [ingevolge] artikel 6:162 BWA een onrechtmatige daad op tegen het Land Aruba. De overbouw kan niet gerealiseerd worden gezien u niet rechthebbende van het perceel 4-E-2390 bent.
(…)
U wordt gesommeerd om deze overbouw te slopen.
Met betrekking tot het afdak op domeingrond(en) kadastraal bekend als (4-E-2390) en 4-E-2391:
Idem.
Met betrekking tot de pier/het platform op domeingronden kadastraal bekend als 4-E-2390, 4-E-2391 die ook deze percelen aan de oost, zuid (in en op de zee) en westzijde overschrijden:
U bent niet in het bezit van een bouwvergunning.
(…)
U wordt gesommeerd om de pier/het platform te slopen.
Met betrekking tot de palapa op de pier/het platform waarbij de ondersteuning stalenbalk helemaal geroest is en een gevaarlijke situatie vormt:
Deze palapa is bouwvergunning plichtig en is gebouwd/aangelegd op de pier/het platform op domeingrond/domeinwater waarover u geen rechthebbende bent.
(…)
U wordt gesommeerd om deze palapa te slopen.
Met betrekking tot het (restaurant)gebouw dat het perceel 4-E-1839 overschrijdt waardoor een deel van het restaurantgebouw op domeingrond kadastraal bekend als 4-E-2392, toebehorende aan Land Aruba, is gebouwd en waarbij het dak overstek overhangt op het perceel 4-E-2393 van mevrouw [Z]:
Zoals vervat in het rapport van 28 oktober 2022 (…) overschrijdt het (restaurant)gebouw het perceel 4-E-1839 waardoor een deel van dit gebouw op domeingrond kadastraal bekend als 4-E-2392, toebehorend aan Land Aruba is gebouwd. Tevens kan (…) worden afgeleid dat door de DIP en de DLV is bevestigd dat de overhang van het dak van dit deel van het gebouw, de “badkamer” voor om en nabij 20 cm aan de noordelijke en westelijke kant uitsteekt op het perceel van mevrouw [Z] en dat de overhang zo is gebouwd dat bij regenval het water op het perceel van mevrouw [Z] afloopt. (…) Genoemde “badkamer” met overhangend dak overstek en goot op het perceel van mevrouw [Z] kan niet gelegaliseerd worden c.q. in stand blijven (…)
(…)
U wordt gesommeerd om “de badkamer” die gebouwd is op domeingrond 4-E-2392, toebehorende aan Land Aruba, met overhangende dak overstek en goot op het perceel 4-E-2393 van mevrouw [Z] te slopen.
Met betrekking tot de deuren en ramen van de veranda aan de rechterzijde van het (restaurant)gebouw:
Volgens artikel 5:50 lid 1 van het BWA, is het niet geoorloofd, tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben voor zover deze op dit erf uitzicht geven.
U hebt over de gehele lengte van de veranda aan de rechterzijde van uw (restaurant)gebouw een afscheiding geplaatst zodat het uitzicht vanuit de glazen deuren en ramen op het perceel van mevrouw [Z] belemmerd wordt teneinde te voldoen aan bovenvermeld artikel. Deze afscheiding wordt niet geacht uitzicht op het perceel van mevrouw [Z] geheel te belemmeren gezien dat deze niet geheel afgesloten is waardoor men er tussendoor kan kijken. De veranda dient een gesloten karakter te hebben.
(…)
U wordt gesommeerd om de veranda geheel te sluiten tot het dak waardoor er niet meer tussendoor gekeken kan worden. U dient hiervoor een bouwvergunning aan te vragen.

Toepassing bestuursdwang

Gezien de illegale situatie, wordt u thans namens het bestuursorgaan aangezegd dat bestuursdwang zal worden toegepast conform artikel 64 van de Bouw- en woningverordening. Dit betekent dat u de mogelijkheid wordt gegeven om een einde te maken aan bovengenoemde illegale situatie. Indien u hieraan geen gehoor geeft zal namens het bestuursorgaan worden overgegaan tot bestuursdwang.

Conclusie

Bij gehouden controle is geconstateerd dat u illegale bouwwerken hebt (aangebracht) op beide aan u in erfpacht verleende percelen 4-E-1839 en 4-E-2389. Als gevolg hiervan handelt u in strijd met de voorwaarden in de notariële akte C 808-7 van 29 september 2009, artikel a., b., en c. van de Bouw- en woningverordening c.q. artikel 2 lid 3 en 4 van de Bouw- en sloopverordening door zonder inachtneming van de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze landsverordening, zonder bouwvergunning en in afwijking van het bepaalde in de bouwvergunning, B.A. nr. 875-1995, deze bouwwerken te hebben op het perceel in kwestie. Een concreet zicht op legalisatie bestaat niet. (…).”
De beoordeling
6. Het gerecht stelt voorop dat dit oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.
7. Wat betreft de stelling van de derde-belanghebbende, dat tegen de bestreden beschikking bezwaar openstaat en geen beroep, overweegt het gerecht het volgende.
Hoewel de bestreden beschikking tot stand is gekomen naar aanleiding van handhavingsverzoeken van en procedures die gevoerd zijn door de derde-belanghebbende, is deze ten aanzien van verzoekster een beschikking in de zin van artikel 9 van de Lar. Tegen deze bestreden beschikking staat dus uitsluitend bezwaar open. Dit maakt echter niet dat verzoekster niet-ontvankelijk zal worden verklaard, nu haar beroepschrift wordt aangemerkt als bezwaarschrift en als zodanig zal worden doorgezonden naar verweerder ter afhandeling ervan. Het gerecht zal het daarmee samenhangende verzoek dan ook aanmerken als een verzoek hangende bezwaar.
8.1
Het gerecht overweegt verder als volgt.
In deze staat vast dat het Land bij notariële akte C 808-7 van 29 september 2009 aan verzoekster de domeinpercelen 4-E-1839 (groot 360m2) en 4-E-2389 (groot +/- 259m2) in erfpacht heeft verleend. De in erfpacht uitgegeven percelen zijn bestemd voor het daarop optrekken en hebben van een restaurantgebouw. Vast staat ook dat verzoekster zonder bouwvergunning en in strijd met haar erfpachtvoorwaarden verschillende bouwwerken op haar perceel, maar ook op de naburige percelen van derden heeft gebouwd. Verweerder heeft dan ook op goede gronden geconcludeerd dat sprake is van een illegale situatie. Verweerder is op grond van het bepaalde in artikel 64 van de Bwv bevoegd om handhavend op te treden. De vraag is of verweerder in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik mocht maken.
8.2
Volgens vaste rechtspraak van het Hof (zie bv GHvJ van 25 januari 2011, ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ0613) zal, gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijke voorschrift, het bestuursorgaan dat bevoegd is om daartegen met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het dat niet doen. Dit kan zich voordoen, indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat om die reden van optreden in het concrete geval behoort te worden afgezien.
8.3
Voor de bouwwerken gebouwd op andermans terrein, bestaat geen zicht op legalisatie. Dat voor de overige bouwwerken wel zicht op legalisatie bestaat, is niet gebleken, te meer nu de bestemming van het perceel van verzoekster eerst dient te worden gewijzigd voordat aan haar bouwvergunningen kunnen worden verleend. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster pas in december 2023, dus nadat zij de bestreden beschikking had ontvangen, de nodige bestemmingswijziging heeft aangevraagd. Dat deze aanvraag zal worden ingewilligd, staat nog niet vast. Dat verzoekster reeds bouwvergunningen heeft aangevraagd, is niet gebleken. Van enige zicht op legalisatie dat maakt dat de onmiddellijke uitvoering van de bestreden beschikking onevenredig nadeel voor verzoekster zal meebrengen, in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang, is dus geen sprake. Gelet hierop is er geen grond voor schorsing van de bestreden beschikking noch voor het treffen van een voorlopige voorziening.
9. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af;
- draagt de griffier op om het als bezwaarschrift aangemerkt beroepschrift van verzoekster door te sturen naar verweerder ter afhandeling.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2024, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.