ECLI:NL:OGEAA:2024:82

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
AUA202204472
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitblijven reële beslissing op bezwaar inzake verzoek om openbaarmaking

In deze zaak heeft de appellant, de Minister van Justitie en Sociale Zaken, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om immateriële schadevergoeding. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van de overschrijding van de redelijke termijn voor openbaarmaking op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) van 14 januari 2020. Appellant heeft op 23 juni 2022 verweerder verzocht om toekenning van deze schadevergoeding. Na het uitblijven van een beslissing heeft appellant op 13 september 2022 bezwaar gemaakt en vervolgens op 19 december 2022 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

De zitting vond plaats op 19 april 2023, waarbij zowel appellant als verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. Tijdens de zitting heeft appellant een nieuwe machtiging overgelegd en verweerder heeft op 17 mei 2023 een reactie ingediend. Het gerecht heeft vervolgens de uitspraak op 6 maart 2024 gedaan. Het gerecht oordeelde dat er geen reële beslissing op het bezwaar was genomen, wat in strijd is met de verplichtingen van verweerder. Het uitblijven van een beslissing werd gelijkgesteld met een afwijzende beslissing, die niet gemotiveerd was en daarom niet in stand kon blijven.

De rechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden fictieve afwijzende beslissing en bepaalde dat verweerder binnen drie maanden een reële beslissing op het bezwaar van appellant moest nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding aan appellant, begroot op Afl. 175,-, en het griffierecht van Afl. 25,- moest aan appellant worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. W.C.E. Winfield en is openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.

Uitspraak

Uitspraak van 6 maart 2024
Lar nr. AUA202204472

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 23 juni 2022 heeft appellant verweerder verzocht om toekenning van immateriële schade naar aanleiding van de overschrijding van de redelijke termijn inzake zijn verzoek om openbaarmaking krachtens de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) van 14 januari 2020.
Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek heeft appellant op 13 september 2022 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 19 december 2022 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 19 april 2023. Appellant is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Desgevraagd heeft appellant op 19 april 2023 een nieuwe machtiging overgelegd.
Verweerder heeft op 17 mei 2023 een reactie ingediend.
De uitspraak is vervolgens nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1
Het gerecht overweegt dat de machtiging van 19 april 2023 toereikend is bevonden.
1.2
Niet is gebleken dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek een reële beslissing op het bezwaar is genomen. Verweerder is daartoe wel verplicht. Ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Lar wordt het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld met een afwijzende beslissing. Nu deze afwijzende beslissing niet is gemotiveerd, kan deze niet in stand blijven.
1.2
Nu appellant met recht in beroep is gekomen en zich bij gemachtigde heeft laten vertegenwoordigen, is aannemelijk geworden dat appellante hiertoe noodzakelijke kosten heeft gemaakt. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op een bedrag van Afl. 350,- (2x700x0,25) aan gemachtigdensalaris.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar van appellant;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellant;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellant voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 175,-;
- gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan hem wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 6 maart 2024, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.