ECLI:NL:OGEAA:2024:81

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
AUA202302220
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om nakoming van rechterlijke uitspraak en oplegging van dwangsom in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 6 maart 2024 uitspraak gedaan op een verzoek van de Minister van Justitie en Sociale Zaken, ingediend op grond van artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek volgde op eerdere uitspraken van het gerecht, waarbij de minister was opgedragen om binnen een bepaalde termijn een beslissing te nemen op het bezwaar van de verzoeker tegen een uitzettingsbevel. De verzoeker had in 2021 bezwaar gemaakt tegen de uitzetting, maar het bestuursorgaan had niet tijdig beslist, wat leidde tot een beroep bij de rechter. De rechter had eerder bepaald dat de minister binnen drie maanden een nieuwe beslissing moest nemen, maar deze termijn was verstreken zonder dat er een beslissing was genomen.

De verzoeker heeft opnieuw een verzoek ingediend, omdat de minister niet had voldaan aan de eerdere rechterlijke uitspraak. Tijdens de zitting op 17 januari 2024 zijn beide partijen niet verschenen. Het gerecht heeft vastgesteld dat de minister nog steeds geen beslissing had genomen op het bezwaar van de verzoeker. De rechter heeft geoordeeld dat de minister opnieuw de verplichting heeft om binnen twee maanden na de uitspraak een beslissing te nemen, met een dwangsom van Afl. 500,- per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft, tot een maximum van Afl. 35.000,-. De rechter heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.C.E. Winfield en is definitief, er staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 6 maart 2024
Lar nr. AUA202302220

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

domicilie kiezende in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 14 maart 2022 (Lar nr. AUA202103530) heeft het gerecht onder meer het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het bezwaar van appellant van 14 augustus 2021, gericht tegen het uitzettingsbevel van 14 juli 2021, vernietigd en bepaald dat verweerder binnen een termijn van drie maanden een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoeker.
Op 23 juni 2023 heeft verzoeker een tweede verzoek op grond van artikel 53 van de Lar ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 17 januari 2023. Partijen zijn, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Bij beschikking van 14 juli 2021 heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
1.2
Hiertegen heeft verzoeker op 14 augustus 2021 bezwaar gemaakt.
1.3
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft verzoeker op 26 november 2021 beroep ingesteld.
1.4
Bij uitspraak van dit gerecht van 14 maart 2022 (AUA202103530) heeft het gerecht het beroep gegrond verklaard, het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het bezwaar van appellant vernietigd en bepaald dat verweerder binnen een termijn van drie maanden een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoeker.
1.5
Op 12 juli 2022 heeft verzoeker een verzoek op grond van artikel 53 van de Lar ingediend.
1.6
Bij uitspraak van dit gerecht van 2 november 2022 (AUA202202221) heeft het gerecht bepaald dat verweerder binnen drie maanden alsnog een beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoeker en dat verweerder een dwangsom aan verzoeker verbeurt van Afl. 500,- voor elke dag dat hij in gebreke blijft om een beslissing te nemen op het bezwaar, met een maximum van Afl. 25.000,-.
1.7
Op 23 juni 2023 heeft verzoeker een herhaald verzoek op grond van artikel 53 van de Lar ingediend.
Het wettelijk kader
2.1
Ingevolge artikel 51 van de Lar neemt het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk een nieuwe beslissing met inachtneming van de uitspraak van de rechter, indien de uitspraak strekt tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de beslissing, tenzij artikel 47, vierde lid, is toegepast.
2.2
Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
De standpunten van partijen
3.1
Verzoeker betoogt dat verweerder voorbij is gegaan aan een rechterlijke uitspraak, en verzoekt om wederom een dwangsom van Afl. 500,- per dag op te leggen om verweerder ertoe te bewegen om gevolg te geven aan de uitspraak.
3.2
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend en is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De beoordeling
4. Het gerecht overweegt dat bij het sluiten van het onderzoek niet is gebleken dat verweerder op het bezwaar van verzoeker heeft beslist. Aangenomen dient dan ook te worden dat verweerder nog steeds geen gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van 14 maart 2022 (zie 1.4). De omstandigheid dat het gerecht reeds bij beslissing van 2 november 2022 (zie 1.6) op een verzoek in de zin van artikel 53 Lar heeft beslist, en dat inmiddels de daarbij opgelegde dwangsom is volgelopen, brengt niet mee dat daarmee de verplichting tot nakoming van de uitspraak van 14 maart 2022 is komen te vervallen. Een herhaald verzoek om nakoming, mits binnen een redelijke termijn, is daarom mogelijk.
5. Het gerecht ziet aanleiding om verweerder wederom op te dragen om alsnog een beslissing op het bezwaar van verzoeker te nemen binnen een termijn van twee maanden na dagtekening van deze uitspraak, wederom onder het opleggen van een dwangsom.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen wettelijke grondslag.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- bepaalt dat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak alsnog een beslissing dient te nemen op het bezwaar van 14 augustus 2021 van verzoeker;
- bepaalt dat verweerder een dwangsom aan verzoeker verbeurt van Afl. 500,- voor elke dag dat hij in gebreke blijft om na bovengenoemde termijn van twee maanden een beslissing op bezwaar te nemen, met een maximum van Afl. 35.000,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.