ECLI:NL:OGEAA:2024:80

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
AUA202302222
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en dwangsom wegens uitblijven beslissing op bezwaar

Op 6 maart 2024 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarin de verzoeker, de Minister van Justitie en Sociale Zaken, een verzoek indiende op grond van artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek volgde op eerdere uitspraken van het gerecht waarin werd bepaald dat de verweerder binnen bepaalde termijnen een beslissing moest nemen op het bezwaar van de verzoeker. De verzoeker had in 2019 een aanvraag voor een zelfstandig schadebesluit ingediend, maar het bestuursorgaan had nagelaten tijdig te beslissen. Na meerdere verzoeken en uitspraken, waarbij dwangsommen werden opgelegd, bleek dat de verweerder opnieuw niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeiden uit eerdere uitspraken.

Tijdens de zitting op 17 januari 2023 waren beide partijen niet verschenen, ondanks behoorlijke oproeping. Het gerecht overwoog dat er geen beslissing was genomen op het bezwaar van de verzoeker en dat de verplichting tot nakoming van eerdere uitspraken nog steeds van kracht was. De rechter besloot dat de verweerder binnen twee maanden na de uitspraak alsnog een beslissing moest nemen op het bezwaar van 21 april 2020, met een dwangsom van Afl. 500,- per dag voor elke dag dat hij in gebreke bleef, tot een maximum van Afl. 35.000,-. Deze uitspraak werd gedaan door mr. W.C.E. Winfield en is definitief, er staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 6 maart 2024
Lar nr. AUA202302222

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

domicilie kiezende in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 31 mei 2021 (Lar nr. AUA202002189) heeft het gerecht onder meer het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het bezwaar van appellant van 21 april 2021, gericht tegen het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag voor een zelfstandig schadebesluit, vernietigd en bepaald dat verweerder binnen een termijn van drie maanden een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoeker.
Op 23 juni 2023 heeft verzoeker een derde verzoek op grond van artikel 53 van de Lar ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 17 januari 2023. Partijen zijn, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Bij brief van 17 december 2019 heeft verzoeker bij verweerder een aanvraag voor een zelfstandig schadebesluit ingediend. Verzoeker verzoekt hierbij om hem een schadevergoeding toe te kennen voor veertig dagen onrechtmatige bewaring bij de Guarda Nos Costa ter hoogte van Afl. 2.320,- en een forfaitair bedrag voor de gemaakte kosten.
1.2
Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek heeft verzoeker op 21 april 2020 bezwaar gemaakt.
1.3
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft verzoeker op 8 september 2020 beroep ingesteld.
1.4
Bij uitspraak van dit gerecht van 31 mei 2021 (AUA202002189) heeft het gerecht het beroep gegrond verklaard, het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het bezwaar van appellant vernietigd en bepaald dat verweerder binnen een termijn van drie maanden een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoeker.
1.5
Op 8 oktober 2021 heeft verzoeker een verzoek op grond van artikel 53 van de Lar ingediend.
1.6
Bij uitspraak van dit gerecht van 26 januari 2022 (AUA202102959) heeft het gerecht bepaald dat verweerder binnen drie maanden alsnog een beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoeker en dat verweerder een dwangsom aan verzoeker verbeurt van Afl. 500,- voor elke dag dat hij in gebreke blijft om een beslissing te nemen op het bezwaar, met een maximum van Afl. 25.000,-.
1.7
Op 8 juni 2022 heeft verzoeker een herhaald verzoek op grond van artikel 53 van de Lar ingediend.
1.8
Bij uitspraak van dit gerecht van 8 februari 2023 (AUA202201742) heeft het gerecht bepaald dat verweerder binnen twee maanden alsnog een beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoeker en dat verweerder een dwangsom aan verzoeker verbeurt van Afl. 500,- voor elke dag dat hij in gebreke blijft om een beslissing te nemen op het bezwaar, met een maximum van Afl. 25.000,-.
1.9
Op 23 juni 2023 heeft verzoeker een derde verzoek op grond van artikel 53 van de Lar ingediend.
Het wettelijk kader
2.1
Ingevolge artikel 51 van de Lar neemt het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk een nieuwe beslissing met inachtneming van de uitspraak van de rechter, indien de uitspraak strekt tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de beslissing, tenzij artikel 47, vierde lid, is toegepast.
2.2
Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
De standpunten van partijen
3.1
Verzoeker betoogt dat verweerder voorbij is gegaan aan een rechterlijke uitspraak, en verzoekt om wederom een dwangsom van Afl. 500,- per dag op te leggen om verweerder ertoe te bewegen om gevolg te geven aan de uitspraak.
3.2
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend, en is ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De beoordeling
4. Het gerecht overweegt dat bij het sluiten van het onderzoek niet is gebleken dat verweerder op het bezwaar van verzoeker heeft beslist. Aangenomen dient dan ook te worden dat verweerder nog steeds geen gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van 31 mei 2021 (zie 1.4). De omstandigheid dat het gerecht reeds bij beslissingen van 26 januari 2022 en 8 februari 2023 (zie 1.6 en 1.8) op een verzoek in de zin van artikel 53 Lar heeft beslist, en dat inmiddels de daarbij opgelegde dwangsom is volgelopen, brengt niet mee dat daarmee de verplichting tot nakoming van de uitspraak van 14 maart 2022 is komen te vervallen. Een herhaald verzoek om nakoming, mits binnen een redelijke termijn, is daarom mogelijk.
5. Het gerecht ziet aanleiding om verweerder wederom op te dragen om alsnog een beslissing op het bezwaar van verzoeker te nemen binnen een termijn van twee maanden na dagtekening van deze uitspraak, wederom onder het opleggen van een dwangsom.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen wettelijke grondslag.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- bepaalt dat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak alsnog een beslissing dient te nemen op het bezwaar van 21 april 2020 van verzoeker;
- bepaalt dat verweerder een dwangsom aan verzoeker verbeurt van Afl. 500,- voor elke dag dat hij in gebreke blijft om na bovengenoemde termijn van twee maanden een beslissing op bezwaar te nemen, met een maximum van Afl. 35.000,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.