ECLI:NL:OGEAA:2024:59

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
AUA202400383KG
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van executie in kort geding met betrekking tot erfpacht en beslaglegging

In deze zaak heeft [eiseres], de moeder en enige erfgename van wijlen [zoon van eiseres], een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met als doel de schorsing van de executie van een vonnis uit 2009, waarbij haar zoon was veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [gedaagde]. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 13 februari 2024 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 maart 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [Eiseres] stelt dat er nieuwe betalingsbewijzen zijn opgedoken die de hoogte van de schuld aan [gedaagde] substantieel verlagen. Tevens is er een beroep gedaan op verjaring van de vordering van [gedaagde] op basis van artikel 3:324 BWA.

Het gerecht heeft geoordeeld dat de executie van het vonnis van 26 augustus 2009 misbruik van bevoegdheid oplevert, omdat [eiseres] pas eind 2023 op de hoogte is geraakt van het vonnis en de betekening daarvan. De belangenafweging valt in het voordeel van [eiseres] uit, aangezien de executie haar woning bedreigt. Het gerecht heeft besloten de executie te schorsen, maar het beslag niet op te heffen. [Gedaagde] is in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op Afl. 450,-- aan griffierecht, Afl. 258,-- aan explootkosten en Afl. 1.500,-- aan salaris van de gemachtigde.

Uitspraak

Behorend bij AUA202400383 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiseres],
te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. S.A. Kock,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. J.J.C. Odor.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend ter griffie op 13 februari 2024;
- het e-mailbericht met producties van 1 maart 2024, ingediend namens [gedaagde];
- de mondelinge behandeling van de zaak op 4 maart 2024;
- de akte uitlating tevens houdende wijziging van eis van [eiseres] van 20 maart 2024;
- de akte uitlating van [gedaagde] van 27 maart 2024.
1.2
Tijdens de mondelinge behandeling ter zitting is [eiseres] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. [Gedaagde] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Partijen hebben het woord gevoerd, [gedaagde] mede aan de hand van een overgelegde pleitnota, op elkaars stellingen gereageerd en vragen van het gerecht beantwoord.
1.3
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.UITGANGSPUNTEN

2.1 [
Eiseres] is de moeder en enig erfgename van wijlen [zoon van eiseres] (hierna: de zoon), overleden op 29 november 2021.
2.2
Bij vonnis van 26 augustus 2009 is de zoon op grond van een schuldbekentenis veroordeeld om aan [gedaagde] een bedrag van Afl. 61.597,-- te betalen, vermeerderd met de overeengekomen rente van 18% per jaar over de hoofdsom van Afl. 29.000,-- vanaf 24 oktober 2008 tot de dag van de voldoening. De zoon is wel in de procedure verschenen, maar heeft niet van antwoord gediend. Op 22 september 2009 is een grosse van dit vonnis aan de zoon betekend.
2.3
Op 11 april 2016 is op verzoek van [gedaagde] uit krachte van voornoemd vonnis executoriaal derdenbeslag gelegd onder de openbare rechtspersoon Het Land Aruba op het loon van de zoon.
2.4
Na het overlijden van de zoon is een grosse van genoemd vonnis op 31 juli 2023 aan [eiseres] betekend, alsmede een afschrift van een brief van 26 mei 2023. Daarbij is [eiseres] bevolen een bedrag van Afl. 91.192,65 te betalen en is zij aangezegd dat bij niet voldoening de executoriale titel zal worden ten uitvoer gelegd door alle middelen rechtens.
2.5
Op 21 augustus 2023 is op verzoek van [gedaagde] uit krachte van de grosse van voornoemd vonnis van 26 augustus 2009 ten laste van [eiseres] in executoriaal beslag genomen: het recht van erfpacht met betrekking tot het woonhuis en erf, gelegen te [plaats] te Aruba, kadastraal bekend als Land Aruba, Eerste, afdeling [woning], nummer [nummer] (hierna: de woning). De woning wordt sinds het overlijden van haar zoon bewoond door [eiseres].

3.HET GESCHIL

3.1
Bij verzoekschrift vordert [eiseres] dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de executie door [gedaagde] op 21 augustus 2023 middels het leggen van executoriaal beslag op de woning zal schorsen en [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2 [
Eiseres] legt aan de vordering ten grondslag dat betalingsbewijzen van de zoon boven water zijn gekomen wat de hoogte van het aan [gedaagde] verschuldigde bedrag substantieel verlaagt. Daarnaast werd op 5 november 2012 op verzoek van [gedaagde] aan de hypotheekbewaarder van het Hypotheekkantoor op Aruba aangezegd om het conservatoir beslag gelegd op verzoek van [gedaagde] ten laste van de zoon op dezelfde woning algeheel door te halen. Dit zou niet plaatsvinden zonder dat eerst een volledige betaling van de vordering zou zijn ontvangen. Bovendien is eerst vorige week gebleken dat op 11 april 2016 op verzoek van [gedaagde] executoriaal derdenbeslag is gelegd op het loon van de zoon (zie hiervoor onder 2.3). Dan moeten er gelden zijn geïnd die niet in mindering zijn gebracht op de vordering van [gedaagde]. Deze feiten en omstandigheden maken dat in redelijkheid niet tot uitwinning van het vonnis mag worden overgegaan. De executie door [gedaagde] dient te worden gestaakt op grond van misbruik van recht. De belangen van [eiseres] zullen door de executie worden geschaad en [gedaagde] heeft geen in redelijkheid te respecteren belang bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging van het vonnis over te gaan.
Bij akte heeft [eiseres] in aanvulling hierop gesteld dat er sprake is van verjaring gezien het bepaalde in artikel 3:324 lid 2 en 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA). Tevens heeft zij haar eis aangevuld in die zin dat zij thans verzoekt [gedaagde] te veroordelen het gelegde executoriale beslag op de woning en erf op te heffen op verbeurte van een dwangsom, dan wel de executie door [gedaagde] middels het leggen van executoriaal beslag op de woning en erf te schorsen.
3.3 [
Gedaagde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Hij voert daartoe aan dat de twee door [eiseres] overgelegde betalingsbewijzen reeds bij de eis in de hoofdzaak van 23 oktober 2008 zijn overgelegd. Op 5 november 2021 is het conservatoire beslag opgeheven nadat partijen tot een regeling waren gekomen. Die regeling is niet nagekomen. Er is in casu geen sprake van een juridische of feitelijke misslag. [Eiseres] heeft evenmin aangetoond dat sprake is van een noodtoestand.
Bij akte heeft [gedaagde] betwist dat sprake is van verjaring en verzocht de aanvulling van de eis van [eiseres] af te wijzen, aangezien er geen juridische grondslag voor is. Er is geen sprake van misbruik van recht.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de uitspraak van belang, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [eiseres] volgt uit de aard van de vordering en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen.
4.2
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, de vraag worden beantwoord of de vordering van [eiseres] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
4.3
In een geval als het onderhavige kan de (verdere) tenuitvoerlegging van een vonnis worden geschorst, indien geoordeeld wordt dat sprake is van misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BWA. Er kunnen zich situaties voordoen waarin in verband met de na het vonnis aan het licht gekomen feiten en omstandigheden sprake is van misbruik van bevoegdheid zoals bedoeld in artikel 3:13 BWA (HR: 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Aangezien het in dit geval gaat om de tenuitvoerlegging van een vonnis waartegen geen rechtsmiddel is ingesteld of nog openstaat, geldt hier het criterium dat er slechts ruimte is voor schorsing indien de executant met het doorzetten van de executie misbruik maakt van zijn executiebevoegdheid. Daarvan is sprake indien het vonnis waaraan hij zijn bevoegdheid ontleent is gebaseerd op een kennelijke feitelijke en juridische misslag. Van misbruik van executiebevoegdheid kan ook sprake zijn indien de tenuitvoerlegging als gevolg van feiten en omstandigheden die zich na het vonnis hebben voorgedaan of aan het licht zijn gekomen aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand doen ontstaan op grond waarvan voortzetting van die tenuitvoerlegging, gelet op de over en weer betrokken belangen, neerkomt op misbruik van bevoegdheid.
4.4
Geoordeeld wordt dat in dit geval sprake is van een situatie waarin de tenuitvoerlegging van het vonnis van 26 augustus 2009 misbruik van bevoegdheid oplevert. De belangenafweging zoals bedoeld in artikel 3:13 BWA valt in het voordeel van [eiseres] uit. [Eiseres] heeft onweersproken gesteld dat zij pas eind 2023 bekend is geworden met het vonnis van 26 augustus 2009 tegen haar zoon en de betekening daarvan aan haar. Zij werd volledig verrast door het op grond van dat vonnis gelegde beslag op haar huis. [Eiseres] heeft gesteld dat kortgeleden betalingsbewijzen van haar zoon boven water zijn gekomen waardoor aannemelijk is dat er voor een deel aan het vonnis is voldaan. Daarnaast is gebleken dat op 11 april 2016 executoriaal derdenbeslag op het loon van haar zoon is gelegd. Hoewel [eiseres] (nog) niet alle gegevens heeft kunnen achterhalen die betrekking hebben op al gedane betalingen die in mindering kunnen worden gebracht op de vordering van [gedaagde] op haar zoon, dient [eiseres] daartoe wel in de gelegenheid te worden gesteld, mede gelet op het grote tijdsverloop tussen de datum waarop het vonnis is gewezen en de huidige executiemaatregelen. Niet valt uit te sluiten dat alsnog blijkt van betalingen door de zoon die meebrengen dat deels aan het vonnis is voldaan. Evenmin valt uit te sluiten dat sprake is van feiten en omstandigheden die zich eerst na het vonnis hebben voorgedaan die aan de zijde van [eiseres] een noodtoestand doen ontstaan, mede gelet op het zwaarwegende belang van [eiseres] bij behoud van haar woning en daarmee bij schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, welk belang wordt geschaad indien tot tenuitvoerlegging wordt overgegaan.
4.5
Verder valt, gelet op hetgeen partijen naar voren hebben gebracht en ter zitting is besproken, niet uit te sluiten dat [eiseres] op grond van het bepaalde in artikel 3:324 BWA met recht een beroep kan doen op de verjaring van de bevoegdheid van [gedaagde] om tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 26 augustus 2009 over te gaan. Hoewel dit niet met zoveel woorden in het vonnis is bepaald dat de daarin genoemde wettelijke rente per jaar of een kortere termijn dient te worden betaald, is deze strikt genomen per dag verschuldigd, aangezien het totaal door erflater te betalen bedrag oploopt als gevolg van de over de hoofdsom verschuldigde rente. Daarbij komt dat krachtens artikel 6:119 lid 2 en 3 BWA de hoofdsom waarover de rente verschuldigd is, telkens na een jaar wordt vermeerderd met de over dat jaar verschuldigde rente. De wettelijke rente tot betaling waarvan erflater is veroordeeld, dient dus in ieder geval bij het jaar te worden betaald. Daardoor valt de vervallen rente niet onder de lange verjaringstermijn. De verkorte verjaringstermijn van vijf jaar geldt dus voor de wettelijke rente over de door [eiseres] te betalen hoofdsom.
4.6
Dit betekent dat de executie zal worden geschorst totdat in een bodemzaak of anderszins is beslist of [gedaagde] nog een (deel-)vordering heeft wegens de gedane betalingen door de zoon en/of uitgekeerde beslagbedragen. Het beslag zal echter niet worden opgeheven zoals verzocht.
4.7 [
Gedaagde] heeft ongelijk gekregen en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op Afl. 450,-- aan griffierecht, Afl. 258,- aan explootkosten en Afl. 1.500,-- aan salaris van de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1
schorst de executie door [gedaagde] op 21 augustus 2023 middels het leggen en uitwinnen van executoriaal beslag op de woning gelegen te [plaats] en het recht van erfpacht op een domeingrond groot 720 m2 (woning en erf) kadastraal bekend als Land Aruba, Eerste, afdeling [woning], nummer [nummer];
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 450,-- aan griffierecht, Afl. 258,-- aan explootkosten en Afl. 1.500,-- aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Keltjens, rechter in dit gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 10 april 2024 in aanwezigheid van de griffier.