ECLI:NL:OGEAA:2024:4

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
AUA202302526
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de beoordeling van dringende redenen in een arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster, werkzaam als housekeeper, en haar werkgever, een onderneming die zich bezighoudt met onroerend goed. De verzoekster was op 1 juli 2022 in dienst getreden en werd op 19 januari 2023 op staande voet ontslagen. Dit ontslag volgde op een reeks incidenten, waaronder bedreigingen aan collega's en herhaalde weigeringen om mee te werken aan drugstests. De verzoekster verzocht het gerecht om te verklaren dat het ontslag onregelmatig was en om een cessantia-uitkering. Het gerecht oordeelde dat de werkgever voldoende dringende redenen had voor het ontslag, gezien de ernst van de gedragingen van de verzoekster en de gevolgen daarvan voor de werkplek. De verzoekster had geen vertrouwen meer in de werkgever en berustte in de beëindiging van haar dienstbetrekking. Het gerecht verleende de verzoekster verlof tot kosteloos procederen, maar wees haar verzoeken af en veroordeelde haar in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Beschikking van 9 januari 2024
Behorend bij AUA202302526 EJ
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoekster],
wonende te Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. HERNANDEZ,
tegen:
[Naam VBA],
handelende onder de naam
[VBA],
gevestigd en kantoorhoudende te Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: [verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. CROUCH.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 17 juli 2023;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 10 oktober 2023;
- de mondelinge behandeling van 7 november 2023, waarbij zijn verschenen mevrouw [verzoekster], bijgestaan door haar advocaat mr. A.E.A. Hernandez en namens [verweerster] is verschenen mevrouw [naam directeur], directeur bij [verweerster], bijgestaan door mr. D.C.A. Crouch.
1.2
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verweerster] is een onderneming die zich, onder meer, bezig houdt met het administreren, huren en verhuren, beheren, (doen) onderhouden van onroerende goederen.
2.2 [
verzoekster] is op 1 juli 2022 als housekeeper bij [verweerster] in dienst getreden tegen het wettelijk geldende minimumloon.
2.3
In de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is, voor zover voor deze procedure van belang, in 6.6 het navolgende opgenomen:
Upon the commencement of this agreement as well as periodically, to be determined by the employer, the employee will submit him/herself to a ‘drugs and alcohol test’ and/or a “complete physical check-up”. These tests will take place during working hours and the costs will be borne by the employer. The employer will establish further rules and guidelines that govern the drugs- and alcohol testing procedures.
2.3 [
verzoekster] is ingaande 11 januari 2023 geschorst zonder doorbetaling van loon voor de duur van vier dagen, vanwege (de situatie rondom) haar herhaalde weigering te testen op drugs op 2 januari 2023. Bij brief van 18 januari 2023 heeft Mr. Hernandez namens [verzoekster] bezwaar gemaakt tegen deze disciplinaire maatregel.
2.4
Op 13 januari 2023 heeft [verweerster] [verzoekster] in afwachting van verder onderzoek geschorst met doorbetaling van loon, omdat [verzoekster] op 11 januari 2023 collega’s zou hebben bedreigd.
2.5
Op 19 januari 2023 is [verzoekster] door [verweerster] op staande voet ontslagen. In de brief van 19 januari 2023 heeft [verweerster] onder meer gewezen op de volgende incidenten:
* een schriftelijke waarschuwing op 14 oktober 2022 omdat zij op het werk bezig was met haar telefoon terwijl het werk nog niet af was; ook was geconstateerd dat haar werkzaamheden niet naar behoren waren verricht;
* de schorsing op 5 december 2022 omdat de werkzaamheden van [verzoekster] beneden niveau waren en een afzonderlijke schorsing op 5 december 2022 omdat zij onder invloed van drugs verkeerde;
* de waarschuwing van [verweerster] aan [verzoekster] op 22 december 2022 omdat zij had nagelaten de juiste procedure te volgen van de punch klok en dat zij zich ongepast heeft gedragen;
* de herhaalde weigering van [verzoekster] om in januari 2023 een drugstest te doen en dat zij daarbij meedeelde dat zij zich dan ziek zou melden hetgeen zij na de derde oproep voor een test ook deed. [verzoekster] heeft waarschuwingen ontvangen en is geschorst zonder behoud van loon.
* de schorsing met doorbetaling van haar loon op 13 januari 2023 in verband met onderzoek omdat zij op 11 januari 2023 twee collega’s zou hebben bedreigd.
Verder wordt in die brief door [verweerster] het volgende vermeld:
Uit het onderzoek dat verricht is naar aanleiding van de door ons ontvangen klachten van twee van uw collega’s inzake de door u richting hun geuite dreigementen, kunnen wij u als volgt berichten. Alle twee de collega’s verklaren dat u op 11 januari 2023 hun heeft opgezocht waar zij aan het werk waren op dat moment, en vervolgens in een schreeuwende en dreigende toon tegen elk van hen heeft gezegd dat zij moeten oppassen, dat zij leugenaars zijn en dat u de immigratie zou bellen voor elk van hen om hun vanuit Aruba te laten verwijderen. De verklaringen van uw twee collega’s wordt bevestigd door een derde collega die het gebeuren heeft gezien en heeft gehoord.
(..)Als het incident waarbij u uw collega’s hebt bedreigd samennemen met de anderen incidenten opgenomen in deze brief, dat gedraagt u zich niet als een goed werknemer en laat u na uitvoering te geven aan de verantwoordelijkheden die uw arbeidsrelatie met ons u oplegt. Met uw gedrag maakt u het onmogelijk om met u verder het dienstverband voort te zetten. U hebt diverse waarschuwingen gekregen en daarnaast bent u ook een aantal keren geschorst. Met de schorsing hadden wij gehoopt dat u zou nadenken over wat u precies wilt en hoe u denkt het dienstverband voort te kunnen zetten. Echter zien wij geen verbetering.Wij hebben ook een belangenafweging gemaakt; het belang dat u uw baan wil behouden tegenover het belang van ons bedrijf. Deze belangenafweging is niet in uw voordeel. Voor ons, is de druppel die de emmer doet overlopen het dreigen van uw collega’s. Dergelijk gedrag zal nimmer door ons getolereerd worden, daar wij in het kader van goed werkgeverschap zorg moeten dragen voor een veilig werkplek. Gedurende de 6 maanden die u in dienst bent bij ons, heeft u laten zien dat u zich herhaaldelijk niet als een goed werknemer gedraagt.U wordt dan ook per vandaag, donderdag, 19 januari 2023 per onmiddellijk op staande voet ontslagen.

3.HET VERZOEK

3.1 [
verzoekster] verzoekt het gerecht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande verzet of hoger beroep:
a. toestemming te verlenen kosteloos te procederen krachtens overgelegd bewijs van onvermogen;
b. voor recht te verklaren dat het aan [verzoekster] verleende ontslag onregelmatig is geschied;
c. voor recht te verklaren dat [verzoekster] recht heeft op de Cessantia-uitkering op grond van de Cessantia-landsverordening;
d. voor recht te verklaren dat het aan [verzoekster] verleende ontslag kennelijk onredelijk is;
e. [verweerster] te veroordelen om tegen kwijting aan [verzoekster] te betalen een somma van AWG 1.993,40 terzake opzeggingstermijn, AWG 436,94 terzake cessantia en AWG 7.573,60 terzake schadevergoeding naar billijkheid, dan wel enig ander(e) door het gerecht vast te stellen bedrag(en);
f. [verweerster] te veroordelen om aan [verzoekster] te betalen de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over de onder e toegewezen bedragen, te rekenen vanaf de opeisbaarheid hiervan tot de dag der voldoening;
g. subsidiair, ieder andere door het gerecht in alle goede justitie te vermenen voorziening te treffen;
h. alles met veroordeling van [verweerster] in de kosten van het geding.
3.2 [
verweerster] concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van [verzoekster] dan wel tot afwijzing van de verzoeken, met veroordeling van [verzoekster] in de kosten en de nakosten van de onderhavige procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na datum van de beschikking en voor zover door het gerecht de verzoeken van [verzoekster] worden toegewezen, dat deze worden gematigd overeenkomstig hetgeen [verweerster] in het verweerschrift heeft gesteld.
3.3
Het gerecht zal hierna voor zover voor de beoordeling van belang nader ingaan op de standpunten van partijen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Gelet op het door [verzoekster] overgelegde bewijs van onvermogen, zal haar worden toegestaan kosteloos te procederen.
4.2 [
verzoekster] berust in de beëindiging van haar dienstbetrekking. Zij heeft geen vertrouwen meer in [verweerster].
Ter onderbouwing van haar verzoeken, stelt [verzoekster] dat er sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag omdat [verweerster] geen (dringende) reden had die de beëindiging kan rechtvaardigen zonder naleving van de wettelijke vereisten daartoe. De dienstbetrekking is niet beëindigd door haar schuld of ten gevolge van een aan haar toe te rekenen omstandigheid, waardoor zij op grond van de Cessantia-landsverordening recht heeft op de Cessantia-uitkering ten laste van [verweerster]. De gevolgen van het einde van de dienstbetrekking zijn te ernstig in vergelijking met het belang van [verweerster].
[verzoekster] was een trouwe werknemer die gedurende haar dienstverband prima functioneerde. [verweerster] had op zijn minst een redelijke vergoeding dienen aan te bieden om de financiële terugval op te kunnen vangen. Naast de wettelijke schadeloosstelling is [verweerster] tevens een vergoeding naar billijkheid verschuldigd wegens kennelijke onredelijkheid van het ontslag.
Dit dient als volgt becijferd te worden:
Opzeggingstermijn (1 mnd) AWG 1.893,40
Cessantia (1 week x Afl. 436,94 p/wk) AWG 436,94
Vergoeding naar billijkheid (4 maanden) AWB 7.573,60.
4.3 [
verweerster] stelt in het verweerschrift dat [verzoekster] in een zeer kort dienstverband diverse disciplinaire maatregelen zijn opgelegd, waardoor van [verweerster] in redelijkheid niet kon worden verwacht de arbeidsrelatie met [verzoekster] voort te zetten. [verzoekster] is ook keer op keer gewaarschuwd dat zij het risico liep om ontslagen te worden als haar gedrag op de werkvloer niet zou verbeteren. [verweerster] kon het ontoelaatbaar gedrag van [verzoekster] niet aanvaarden in verband met de verplichting van [verweerster] om zorg te dragen voor een veilige werkomgeving, een veilige verblijfsomgeving (voor de gasten) en voor veiligheid op de werkvloer, waar volgens [verweerster] nog bijkomt dat [verzoekster] op 19 januari 2023 om 8.00 uur weer op het werk moest verschijnen maar zij dit niet heeft gedaan en ook niets meer van zich liet horen.
4.4
In geschil is de vraag of de aan [verzoekster] verweten gedragingen zoals in de ontslagbrief van 19 januari 2023 zijn weergegeven dringende redenen opleveren die een ontslag op staande voet rechtvaardigen.
Als dringende redenen worden volgens artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van dringende redenen sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in beschouwing te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd, de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer tijdens het dienstverband heeft gefunctioneerd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zouden hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende redenen tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
4.5
Aanleiding voor het ontslag op staande voet op 19 januari 2023 was de bedreiging door [verzoekster] van twee collega’s. Volgens [verweerster] heeft [verzoekster] de collega’s [collega 1] en [collega 2] meegedeeld dat zij moesten oppassen omdat [verzoekster] anders de immigratie gaat bellen voor hen. Een andere medewerker van [verweerster] van de accountingafdeling, zou dit incident hebben waargenomen en hebben gehoord hoe [verzoekster] tekeer ging tegen de collega’s [collega 1] en [collega 2] en hen bedreigde.
Het gerecht overweegt dat [verzoekster] dit door [verweerster] gestelde incident niet, althans onvoldoende, heeft weersproken. Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde [verzoekster] dat zij boos was op [collega 1] en [collega 2] omdat deze in strijd met de waarheid hadden gezegd dat [verzoekster] op een bank had geslapen tijdens het werk. Zij had toen tegen de betreffende collega’s gezegd dat als hun papieren niet in orde zouden zijn, de immigratiedienst zou komen. Deze verklaring stemt overeen met hetgeen de heer [heer DAO] van Directie Arbeid en Onderzoek in het e-mailbericht van 31 januari 2023 (overgelegd als productie 15 bij verweerschrift) vermeldt over wat [verzoekster] hem meedeelde. [verzoekster] heeft hem verteld “dat zij in een schreeuwende toon heeft geuit dat zij haar illegale collega’s bij de immigratie gaat melden en er voor zal zorgen dat zij het land zal worden uitgezet”. [verzoekster] erkende ter zitting dat het haar niet aan gaat of de papieren van deze collega’s in orde zin en zij mogelijk illegaal in Aruba verbijven. De betreffende collega’s hadden echter ook dingen over [verzoekster] gezegd die niet klopten, aldus [verzoekster].
Vaststaat dus wat [verzoekster] tegen de betreffende collega’s heeft gezegd. Deze uitingen kunnen naar het oordeel van het gerecht niet anders worden opgevat dan als een bedreiging en begrijpelijk is dat deze door die collega’s ook zo zijn ervaren. Een melding van [verzoekster] bij de immigratiedienst had immers voor de betreffende collega’s – indien juist is dat zij niet legaal aan het werk waren en illegaal in Aruba verbleven – grote gevolgen kunnen hebben voor hun dienstverband bij [verweerster] maar ook voor hun verblijfsstatus in Aruba. Het lag niet op de weg van [verzoekster] om hierover opmerkingen te maken; zij had daar niets mee te maken. In plaats van het uiten van bedreigingen had zij met deze collega’s in gesprek dienen te gaan over de onwaarheden die zij mogelijk over [verzoekster] hadden gezegd.
Het gerecht gaat voorbij aan de stelling van [verzoekster] ter zitting dat zij voor hetzelfde feit dubbel is gestraft; de schorsing op 13 januari 2023 en vervolgens het ontslag op staande voet op 19 januari 2023. Op 13 januari werd zij geschorst opdat [verweerster] nader onderzoek kon verrichten naar (de aard en de ernst van) de bedreigingen.
Dat dit na het onderzoek van [verweerster] >> leidde tot het ontslag van [verzoekster], staat naar het oordeel van het gerecht los van de schorsing op 13 januari, omdat die schorsing een voorlopige maatregel betreft en het ontslag een definitieve maatregel naar aanleiding van dat onderzoek duidelijkheid was verkregen of de bedreigingen hadden plaatsgevonden en wat de ernst daarvan was. Dat de verklaringen van de collega’s [collega 1] en [collega 2] op 13 januari 2023 op schrift zijn gesteld, maakt dat niet anders omdat, zo begrijpt het gerecht de stellingen van [verweerster], deze zijn opgesteld na/tijdens het onderzoek op 13 januari 2023.
4.6
De door [verzoekster] geuite bedreigingen vormden voor [verweerster] de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen. [verweerster] heeft in de brief van 19 januari 2023 een aantal incidenten benoemd – zie hiervoor onder 2.5 – die [verweerster], samen met de bedreigingen jegens de twee collega’s, er toe heeft geleid het dienstverband met [verzoekster] met onmiddellijke ingang te beëindigen.
4.7
Van de door [verweerster] beschreven incidenten staat vast dat [verzoekster] op 5 december 2022 positief heeft getest op het gebruik van marihuana. [verzoekster] heeft ook geen bezwaar gemaakt tegen de maatregel die [verweerster] haar daarna oplegde.
[verzoekster] heeft ter zitting voorts erkend op 21 december 2022 de procedure voor het gebruik van de punch klok niet te hebben gevolgd. Volgens [verzoekster] is het echter niet gebruikelijk dat dat een waarschuwing oplevert. Zij is niet de enige die een fout maakt met die procedure, maar wel de enige die een waarschuwing daarvoor heeft gekregen. Uit de stukken waarin [verzoekster] is gewezen op de procedure voor het gebruik van de punch klok, blijkt echter dat [verzoekster] door [verweerster] in de waarschuwing van 22 december 2022 ook op ongepast gedrag wordt gewezen omdat zij die dag in Whatsapp voice-berichten schreeuwde, gilde en beschuldigingen uitte. [verzoekster] heeft de waarschuwing ondertekend en daarmee heeft zij de volle verantwoordelijkheid voor haar gedrag genomen. Zij was er bovendien van op de hoogte dat toekomstig gedrag tot andere maatregelen waaronder schorsing of einde van het dienstverband kan leiden, nu dit ook de waarschuwing was opgenomen.
4.8 [
verweerster] heeft [verzoekster] daarnaast haar gedrag verweten inzake drugstests en haar daar ook op aangesproken.
In de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] is in 6.6 expliciet vermeld dat zowel bij de indiensttreding als gedurende het dienstverband drugstest kunnen worden afgenomen. Ook in het ‘employee handbook’ is het beleid van [verweerster] inzake drugs gebruik vermeld alsmede het belang daarvan voor [verweerster]. Gesteld noch gebleken is dat [verzoekster] dit employee handbook niet heeft ontvangen of dat zij met de inhoud ervan niet bekend was.
Het belang van [verweerster] bij de afname van drugstests was [verzoekster] dus bekend. Op 5 december 2022 was [verzoekster] positief getest, zodat de oproep door [verweerster] voor een test in januari 2023 ook niet onredelijk is. Bovendien blijkt uit de stukken dat niet alleen [verzoekster] op 2 januari 2023 voor een drugstest werd opgeroepen maar alle medewerkers van Housekeeping en Maintenance.
Verder blijkt dat [verzoekster] drie maal heeft geweigerd gehoor te geven aan de oproep voor de drugstest, namelijk om 11.20 uur, 11.50 uur en 12.20 uur. De stelling van [verzoekster] dat het gebruik van marihuana na een lange(re) tijd nog tot een positieve test zou leiden, maakt niet dat het haar daarom niet te verwijten is dat zij de test weigerde. Naarmate het gebruik ervan langer is geleden, wijzigt de in het bloed aangetroffen waarde.
[verzoekster] heeft ter zitting nog verklaard dat zij wel gehoor wilde geven aan de oproep voor de test, maar dat zij eerst haar werkzaamheden wilde afronden. Die verklaring staat echter haaks op sustenu 5 van het verzoekschrift, waar wordt aangevoerd dat zij de drugstest terecht weigerde binnen een paar weken naar de vorige test; restanten zouden langere periode traceerbaar blijven. Het gerecht gaat daarom aan de verklaring van [verzoekster] ter zitting voorbij.
4.9
Uit de in het geding gebrachte stukken blijkt bovendien dat [verweerster] [verzoekster] gedurende het relatief korte dienstverband er op heeft aangesproken dat zij haar werkzaamheden niet naar behoren uitvoerde. Op 14 oktober 2022 is zij aangesproken op het gebruik van haar telefoon tijdens het werk en daarnaast, zo ook op 5 december 2022, dat zij haar werkzaamheden niet goed uitvoerde. Tegen die waarschuwingen heeft [verzoekster] geen bezwaar gemaakt. Hieruit blijkt naar het oordeel van het gerecht dat op het werk door [verweerster] (terecht) aanmerking zijn gemaakt.
4.1
Het voorgaande leidt het gerecht tot de conclusie dat de door [verweerster] benoemde incidenten en het feit dat [verzoekster] nog maar slechts een half jaar werkzaam was bij [verweerster] dringende redenen voor het ontslag van [verzoekster] opleveren. Dat betekent dat er geen sprake kan zijn van een onregelmatig ontslag en/of een kennelijk onredelijk ontslag zoals door [verzoekster] is gesteld. Alle op die stelling gegronde vorderingen worden daarom afgewezen.
4.11 [
verzoekster] zal overeenkomstig het verzoek van [verweerster] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure tot op heden begroot op Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde van [verweerster].

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
5.1
verleent [verzoekster] verlof tot kosteloos procederen;
5.2
wijst de verzoeken van [verzoekster] af;
5.3
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde van [verweerster].
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Keltjens, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 januari 2024 in aanwezigheid van de griffier.