Uitspraak
[VBA],
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster, werkzaam als housekeeper, en haar werkgever, een onderneming die zich bezighoudt met onroerend goed. De verzoekster was op 1 juli 2022 in dienst getreden en werd op 19 januari 2023 op staande voet ontslagen. Dit ontslag volgde op een reeks incidenten, waaronder bedreigingen aan collega's en herhaalde weigeringen om mee te werken aan drugstests. De verzoekster verzocht het gerecht om te verklaren dat het ontslag onregelmatig was en om een cessantia-uitkering. Het gerecht oordeelde dat de werkgever voldoende dringende redenen had voor het ontslag, gezien de ernst van de gedragingen van de verzoekster en de gevolgen daarvan voor de werkplek. De verzoekster had geen vertrouwen meer in de werkgever en berustte in de beëindiging van haar dienstbetrekking. Het gerecht verleende de verzoekster verlof tot kosteloos procederen, maar wees haar verzoeken af en veroordeelde haar in de kosten van de procedure.