In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en een eenmanszaak. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.A. Kock, heeft een verzoek ingediend tegen de eenmanszaak en de eigenaar, vertegenwoordigd door mr. P.M.E. Mohamed en mr. J.J.C. Odor. De procedure begon met een verzoekschrift op 6 maart 2023, gevolgd door een verweerschrift op 25 april 2023 en een mondelinge behandeling op 16 mei 2023. De kern van het geschil betreft de vraag of de overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een uitzendovereenkomst of een reguliere arbeidsovereenkomst. De verzoeker heeft werkzaamheden verricht voor de eenmanszaak, maar de eenmanszaak stelt dat de overeenkomst een uitzendovereenkomst is die is geëindigd omdat de werkzaamheden bij de inlener zijn beëindigd. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de overeenkomst inderdaad als een uitzendovereenkomst moet worden gekwalificeerd, ondanks het ontbreken van een uitzendvergunning voor de werkgever. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de verzoeker niet in zijn verzoeken kan worden ontvangen en heeft de verzoeken afgewezen. De verzoeker is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de eenmanszaak, vastgesteld op Afl. 2.500,-.