Uitspraak
1.de naamloze vennootschap SINBAD CHARTERS N.V.,
[Eiser],
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderden de eisers, Sinbad Charters N.V. en [eiser], de opheffing van conservatoir beslag dat door de gedaagde, [gedaagde], was gelegd op hun schip, de Lady Black, en op de bankrekening van [eiser]. De eisers stelden dat het beslag hun bedrijfsvoering ernstig belemmert, aangezien zij afhankelijk zijn van de exploitatie van de Lady Black voor hun inkomsten. De gedaagde had het beslag gelegd ter verzekering van een vordering die hij op de eisers stelde te hebben, maar de eisers betwistten de hoogte van deze vordering en stelden dat zij zelf een tegenvordering op de gedaagde hadden.
De procedure omvatte een mondelinge behandeling waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was geleverd door de eisers om de opheffing van het beslag te rechtvaardigen. De rechter merkte op dat de eisers niet voldoende hadden aangetoond dat de vordering van de gedaagde ondeugdelijk was en dat er geen plaats was voor opheffing van het beslag op de Lady Black en de bankrekening van [eiser].
Uiteindelijk wees het Gerecht de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten van de gedaagde. De rechter benadrukte dat partijen de mogelijkheid hadden om in onderling overleg tot een regeling te komen, zelfs na de uitspraak van het vonnis.